NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
1
ROMEO EN JULIA,
No. 78.
Zaterdag 26 September 1896.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
dertig cent.
1871. H. B. S. 1896.
F euilleton.
Amersfoortsche Courant
i
I i
i-
1
V
abonnementsprijs:
Per 8 maanden f 1.— Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal bsrekend
ftroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
foor de lezers van de
Nieuwe Amersfoortsche
Courant, is, zoolang de voorraad
strekt, de NIEUWE ROMAN?
door GEORGES OHNET,
verkrijgbaar voor slechts
Van heinde en verre waren ze saamge-
stroomd de oud-leerlingen der H. B. S. Van
af hen, die den eersten cursus medemaak-
ten, tot zij die zooeven pas het eind-exa
men hadden afgelegd, allen hadden aan
den oproep der feestcommissie gevolg ge
geven en waren naar Amersfoort geko
men om het 25-jarig jubileum, hunner
«voedstermoeder» mede te vieren Klas-
genooten van voor vijfentwintig jaar ont
moetten elkaar en hernieuwden met
krachtigen handdruk den toen gesloten
vriendschapsband. Maandagmiddag te 12
uur vereenigden zich de reünisten in den
foyer van Amicitia, waar zij door de
feestcommissie werden ontvangen en bij
monde van haren president met een
schuimend glas werden welkom geheeten.
Reeds dadelijk daarop vereenigden zich
velen aan een gemeenschappeljjken lunch
aan welken de sluizen der welsprekend
heid werden geopend en toast na toast
geslagen, totdat de tonen van Zaagmans'
Kapel hen naar buiten lokten. Prachtig
weder begunstigde de muziekuitvoering
der stafmuziek van het 7e regiment in
fanterie, waardoor tal van societeitsleden
en belangstellenden naar «Amicitia» ge
lokt, de gezellige drukte op het terras
hielpen vermeerderen. Des avonds wachtte
den reünisten eene uitvoering, hen door
de tegenwoordige leerlingen der H. B.
S. aangeboden. Zoude de zaal van Ami
citia wel ooit een zoo talryk publiek
hebben bevat als dien avond? Zoo ja,
dan toch nooit een dat zoo volmaakt
prettig geatemd, zoo opgeruimd vroolijk,
zoo gezellig vriendschappelijk was. On
willekeurig kwam de verzuchting bij ons
op: mochten wy dien geest van onge
dwongen amicaliteit kunnen vatten, ten
einde hem hier te houden om voortaan
en voor goed te heerschen op alle open
bare bijeenkomsten te dezer slede. Wat
een weldaad zou daardoor ons Amers-
foorters bewezen worden I
Maar, revenensetc.
Het orchest der H. B. S. door den
heer Dr. H. van Cappelle in slechts en
kele weken uit leerlingen der school ge
vormd opende den avond met een vroo-
lijke marsch. Het verontschuldigende
verzoek op het programma, om de altis
ten, uithoofde hunner weinige oefening
niet uit te fluiten, in den war te bren-
vroolijkheid. Een bijzonder pluimje mo
gen evenwel de twee jongelui wel heb
ben die met hunne voor dracht van
«Adéle» de vroolijke geestdrift of wilt
ge liever de geestdriftige vroolijkheid ten
toppunt voerden. Menig artiest van be
roep kan bij hen een lesje nemen.
Het aangekondigde bezoek van Amers
foortsche geesten mocht niet minder suc
ces verwerven. De leuke coupletten, door
de jongelui zelve vervaardigd vielen zeer
in den smaak. De staafoefeningen met
eerst aan scheiden dacht.
Al deze feestelijkheden waren evenwel
niet meer dan een vroolijk praeludium
voor het meer officieele gedeelte van het
feest, dat Dinsdag stond gevierd te wor
den.
Dien dag wapperde ook de vlag van
toren en openbare gebouwen, waardoor
het officieele karakter te meer uitkwam.
Omstreeks half twaalf verzamelden zich
in de smaakvol versierde vestibule der
H. B. S. nevens het Dagelijksch Bestuur
gen enz. had gerust achterwege kunnen
blyven. Het is waarlyk verbazingwek
kend, wat de lieer van Cappelle in zoo
weinig tijds heeft tot stand gebracht. Wij
willen en mogen hem daarom onze hulde
niet onthouden. Het daaropvolgend co-
mediestukje «Het spreekuur van den dok
ter» werd vlot en flink afgespeeld. Den
daarin geheel belangeloos medewerkenden
gymnasiast voor zijn kranig spel onze
hulde. De comische scène «Deftige lui»
droeg niet weinig bij tot verhooging der
apotheose vormden een waardig slot van
den avond en wij zijn het na het zien
daarvan volmaakt eens met den geest van
Milo van Croton, waar hij tot zijn zaalge
vrouw beweert «Van alle sport, die ik
heb gezien, haalt geen bij die van Mr.
Rauh. De krans hem vereerd was dan
ook evenals die den heer Cappelle aan
geboden ten volle verdiend.
Een zeer geanimeerd ba) besloot deze
eerste feestavond. Wij zullen maar niet
klappen, hoe laat of liever hoe vroeg men
onzer gemeente een aantal leden van den
gemeenteraad, curatoren,rector en leeraren
van het Gymnasium, leeraren en oud-
leeraren en directeuren der H. B. S., de
hoofden der openbare inrichtingen van
onderwijs, en een groot aantal oud-leer
lingen, die daarna in het gymnastiek-
locau), waar de tegenwoordige leerlingen
der school reeds waren opgesteld, door
de commissie van toezicht werden ge-
recepieerd. De heer van den Wall Bake,
president dier commissie heette allen
welkom er tevens aan herinnerend, dat
voor vijfentwintig jaar in hetzelfde locaal
de openingsrede was geheuden. Voorts
werden door hem gememoreerd de heer
Mr. A. G. Weyers in 1871, het jaar der
oprichting, burgemeester onzer gemeente.
Dr. Menalda van Schouwenburg de eerste
directeur der school beiden ons door den
dood ontvallen, doch wier naam en wer
ken in en door de school zullen blijven
voortleven.
Een woord van waardeering werd ge
wijd aan de vier leeraren die met de
school hun vijfentwintig jarig jubilee vier
den, de heeren J. C. F. Prikken, F. Rauh,
W. H. Kam en R. Cruyff. De aanwezig
heid van curatoren van 't Gymnasium en
die der hoofden van de lagere scholen
was spreker een bewijs voor de harmo
nie tusschen die verschillende zusterin-
richtingen. De talrijke aanwezige oud
leerlingen waarvan velen reeds een nuttige
maatschappelijke betrekking bekleedden
stelde hij de tegenwoordige leerlingen ten
voorbeeld.
Daarna verleende de heer van den Wall
Bake het woord aan den tegenwoordigen
directeur de heer G. J. Buys, die aan d6
hand van het door hem geschreven «Ge
denkboek» nog eens de geschiedenis der
school doorliep. (Zie hierover ons num
mer van Zaterdag 19 Sept. jl.)
De heeren Kollewyn, wiens inrichting
van onderwijs opging in de H. B. School
en deze daarna nog jaren zijne beste
krachten wijdde, en de Heus als eenig
overgebleven leeraar der Handwerkschool,
de voorloopster der H. B. S., werden bij
zonder door hem gecomplimenteerd, het
geen een stormachtig applaus verwekte.
Ook bracht hij een bijzondere hulde aan
den eersten directeur dr. Menalda van
Schouwenburg, aan wien het vooral was
te danken, dat de school trotsch alle
tegenwerking en onspoed onder hare zus
teren een eervolle plaats inneemt en wiens
zoo krachtig en energiek op het onder
wijs gedrukt stempel nog na 25 jaren is
terug te vinden, doorwerkt en steeds hoog
wordt gehouden door het viertal leeraren
gelijktijdig met hem aan de school verbon
den. Deze vier jubilarissen bracht spre
ker daarom zijn waimen dank (applaus).
Daarna gaf hij op duidelijke dikwerf
luimige wijze uitlegging van de in meer-
I genoemd Gedenkboek waarvan straks
aan allen een exemplaar werd uitgereikt
84)
Het gevolg daarvan was, hetzelfde too-
neel. Otto treedt voorwaarts en lacht
vriendeljjk. Riette ontvangt hem met
eene welgeslaagde mengeling van koel
heid, wantrouwen en minachting, toor
nige hartstochten verheffen zich opnieuw
iD beider hart. Indien Riette hem niet
geweigerd had; indien zij hem nooit
iets anders als onverschilligheid betoond
had, dan had hij haar gedrag van avond
kunnen toeschrijven aan jalouzie jegens
die Mrs Fairstar; maar hij had niet het
minste denkbeeld, dat zij eenig zwak
voor hem gevoelde, zelfs geene schaduw
der zusterljjke genegenheid, welke zij
eens gegeven had. Arme jongen I hoe
ter wereld kon hij weten wat het wis-
pelturige schepseltje zelve nog niet wist
dat zij hevig, wanhopig, rampzalig van
hem begon te houden I
Weder wendt Otto zich af naar Alice
wederom onvangt Alice zijne toenadering
met open armen. De zonnige, gelijk
moedige Riette weet nauwelijks op wie
van het trio, Otto, Alice, of Mrs. Fair
star zy het meest verwoed is. Zij begint
hevig aangetast te worden door de lief
dekoorts. Als Otto de loge verlaat, zon
der haar de hand toe te rijken, komen
haar waarlijk de tranen in de oogen.
Ofschoon zij verdiept heeft geschenen
in haar gesprek met haar bezoekers, zoo
heeft Mrs. Fairstar toch niet nagelaten
zich op de hoogte te houden van Otto's
doen en laten. Evenals de meeste vrouwen
van haar soort, eischt ze naast onbe
perkte vrijheid voor haar zelve, tevens
onwankelbare getrouwheid in haar sla
ven, en ofschoon zij veel te slim is, om
te maken dat de band hem hindert, heeft
zij hare eigen manier, hem er vaster
mede te omstrengelen, zoo vaak hij een
weinig ver weg kruipt. Wanneer Otto
tot haar terugkeert bij den aanvang van
het tweede bedrijf, vraagt zij hem glim
lachend, wie die twee mooie meisjes zijn
met wie hij gepraat heeft.
«Zij zyn mooi, niet waar?» spreekt
hij, terwijl hij eenigszins driftig door het
gebouw rondkijkt en geen rechtstreeks
antwoord gevende op hare vraag; «wie
van beiden vindt gij het mooist?»
Mrs. Fairstar beschouwt ze van ach
ter het gordijn door hare binocle. Zij
wil geen antwoord geven, voordat zij
weet of Otto aan eene van beiden de
voorkeur geeft. Zoo ja, dan zal hare
uitspraak tegen die eene luiden.
«Zyn het zusters?» vraagt zij: «Zij
gelijken volstrekt niet op elkander.»
«O neen I Volstrekt geen familie. De
mooiste is Miss Courtland; de andere
Riette, gij hebt mij wel over haar
hooren spreken; wij werden te zamen
opgevoed. Ryvendale heeft hare zuster
getrouwd.»
«O!» zegt Laura, op afkeurende loon
«de dochter van een predikant, heb ik
gehoord. Dat was eigenlijk maar een
weinig schitterende partij voor hem, niet
waar?»
«Ik weet dit, dat zij veel te goed voor
hem was,» zegt Otto, op ongewoon
scherpe wijze.
«Ojal» (onverschillig): «En is dat hare
zuster? Is zy lief?»
Otto vraagt niets liever dan zijne er
gernis lucht te geven, eu met dat won
derbaar gemis van takt, dat meestal zyn
geslacht kenmerkt, is hij slechts al te
gewillig en blijde om Mrs. Fairstar tot
zyne vertrouwde te maken.
«Zy was vroeger lief bijzonder
lief,» zegt hij vurig. «Ik weet niet of
ik het u reeds zeide, en het komt er
ook niet op aan, maar ik beminde haar
hartstochtelijk, en zij sloeg mij af voor
een mijner vrienden.»
»U afslaanI dat meisje!» spreekt
Laura met de grootst mogelijke verba
zing: «Mijn lieve Ottol gij meent het
nietlc
Van af dat oogenblik verfoeit zij Riette.
Otto is tevreden; hij ziet zich gaarne
op prijs gesteld en hij heeft zichzelven
zekerlijk zeer verbaasd over Riette's wan
smaak.
«Ik was er ontzaggelijk door getroffen,»
gaat hy voort, zich in zijne zwakheid
verbeeldende dat zijne toehoordster vol
belangstelling en medegevoel is: «Ik heb
haar sedert dien geene enkele maal ge
zien voor verleden week, toen ik haar
bij de Courtlands ontmoette en ik be
grijp niet, wat ter wereld haar scheelt.
Zy wil mij nauwelijks toespreken, en
behandelt mij, alsof ik mij slecht tegen
haar gedragen had, in plaats van zij
tegenover mij. Fairholme schijnt altijd
met haar te zijn.» voegt Otto er op ver-
drietigen toon bij: «maar dat is daarom
geen reden, waarom zij geen beleefd
woord voor my over zoude hebben.»
«Ik denk dat uw oom in leven was
toen zij u weigerde,» zegt Laura, zonder
erg bet zwakke punt ontdekkende.
«O, dat was het niet,» geeft Otto ten
antwoord. «Zij is volstrekt niet op geld
gesteld. De man, voor wien zy my af
sloeg, had geen cent. Zij was het liefste,
aardigste schepseltje, dal men kon zien;
ik was altijd van plan geweest haar te
huwen, zoodra zij oud genoeg zoude
zijn.»
Mrs. Fairstar is volstrekt niet verrukt
over Otto's bekentenis; zij gevoelt zich
persoonlijk beleedigd dat hij in hare
tegenwoordigheid op streelende wijze
over eene vrouw spreken kan. Voor
het oogenblik heeft zij bepaald tegen hem.
«En houdt gij nog altijd van haar?»
vraagt zij hem onderzoekend aanziende.
«Wel neen!» antwoordt hij aarzelend,
«maar ik veronderstel dat ik vroeg of
laat zal moeten trouwen, en,(met vuur):
«ik zal nooit weder om eenig meisje zoo
veel geven.»
Laura is een knappe tooneelspeelster.
Zij trekt zich zachtkens achter het gor
dijn terug, en Otto ziet dat haar lippen
sidderen, en dat er tranen in haar oogen
staan.
«Wat is liet?» fluistert hy snel, en
ik vrees dat hij er de eene of andere
lieve benaming bijvoegt.
«Het is niets,» prevelt zij, terwijl zij
zenuwachtiger wordt. Het gordijn ver
bergt haar voor het gebouw, en zij weet
dat haar metgezel niet om zal kyken:
«Het is zeer dwaas, zeer slecht, zeer
leelijk van my om er om te geven dat