NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
WA
Onze nerveuze tijd.
a 35 CENT.
No. 84.
Zaterdag 17 October 1896.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Wat moet iederen
Wielrijder
onvoorwaardelijk weten?
BINNENLAND.
Feuilleton.
Amersfoortsche Courant
abonnementsprijs:
'6 maanden f 1.Franco per poet door het geheele Rijk.
Per
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T. SLOTHOUWER. Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal bsrekend
liroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De nerveusheid berust op een
overprikkeling van het zenuwstelsel
en een daardoor veroorzaakte licha
melijke en geestelijke storing an het
organisme. Lichamelijk merkbaar,
daar de minste kleinigheid den ner
veuze in opgewondenheid brengt,
en geestelijk door verstoring van het
innerlijk evenwicht en verzwakking
van den wil. Het grootste deel der
huidige beschaafde wereld bevindt
zich in dezen toestand. Die klachten
over nerveusheid, wie heeft ze niet
gehoord? En wie weet niet, dat
zij veel dienst doet.als een mantel,
die vele gebreken bedekken kan
Men zegt, deze verneusheid wordt
te weeg gebracht door het rusteloos
voortjagen der moderne ontwikkeling
op allerlei gebied, door de menigvul
digheid en verscheidenheid der indruk
ken op de zinnen vooral in 't [even
van onze groote steden. Maar hoe
kan dat alles den geest opschrikken
uit zijn souvereirie beheersching der
zinnelijke wereld, den geest die leeft
in den mensch en zich boven dat
alles vermag te verheffenhoe kan
dat alles den wil buigen onder deze
op ons instormende kleinigheden?
Wij moesten ons integendeel rustig
boven dat alles weten te verheffen.
Een tweede verontschuldiging, welke
de nerveuze inbrengt, is de jacht
naar het geld, noodig voor 's menschen
bestaan. Maar dat is dikwijls een
te groote begeerigheid, die zich niet
in stille bescheidenheid vergenoegen
kan of met minder veel gelukkiger
verstaat te leven. Buitendien heerscht
de nerveusheid meer in kringen, die
niet gekweld worden door zorgen
voor 't dagelijksch brood.
De oorzaak ligt dieper, in een
geestelijk ledig van het gemoed.
Geen vooruitgang heeft bevrediging
aangebrachtde mechanische wereld
verklaring, aanvankelijk met gejuich
begroet, laat ons koud, en het
materialisme met zijn schijn van
wetenschap is in den kern over
wonnen.
Daar trilt iets in het hart der
menschheid, een smachtend verlangen
naar bevrediging, waaraan niet vol
daan wordt. Men wil iets onbestemds
hebben, en stort zich van de eene
genieting in de andere, om daarin
van verlangen te versmachten. Luste
loos en uitgeput, blasé na zooveel
vergeefsch zoeken ziet rnen de nietig
heid ervan in, en gevoelt het gemis
aan iets. voldoende imponeerend tot
nieuwe geestelijke verheffing.
Menschen uit één stuk gegoten,
vroeger veelvuldiger, zijn zeldzaam.
Tusschen weten en willen is de band
los geworden, de wil te zwak om
zich heerschend en beteugelend te
handhaven. Gebrek aan vastheid van
karakter trekt de menschen naar alle
richtingen hunner neigingen.
Apotheken en kuren kunnen hier
weinig helpen. Het geneesmiddel is
een energieke wil, die vast staat onder
alle voorbij vliegende prikkels. Men
moet weer willen en, om te willen,
hopen. En de hoop ontspringt uit
het geloof. Het leven is verschaald,
omdat het aan idealen ontbreekt,
en wie niet streeft naar eenig ideaal
is zonder houvast. Streven naar
idealen geeft kracht en wil.
»Wie niet nerveus is, heeft geen
gedachten", daarmee stellen velen
zich nog iets voor van hunne nerveus
heid. Maar de geschiedenis predikt
op iedere bladzijde harmonie, rustig
samengaan van alle lichamelijke en
geestelijke gaven, en waar dat niet
zoo is vertoont zij ons een stadium
van overgang dat door een volgende
periode overwonnen wordt. Er is
geen nerveus kunstwerk, en het
grootste kunstwerk moet het leven
zijn. Geschiedenis en biographie ge
ven goede voorbeelden. Rome ging
te gronde door de grenzenlooze,
waanzinnige opvoering van het caesa
risme; iedere herhaling liep uit op
mislukking, als het idealisme sterker
werd.
Eerst moet dat nerveuze en tege
lijk dat ziekelijk reikhalzen uit hoofd
en hart van ons geslacht verdwijnen.
Dit is nog een toestand van zwakte,
want elk onbestemd verlangen be
wijst de onbekwaamheid om zich te
voorzien van iets met stelligen in
houd, die bevredigen moet. Voor
machtige karakters verdwijnen al die
lamme, nerveuze inbeeldingen en ge
waarwordingen als nachtspoken.
Wat is karakter? De benaming
voor een ingekrast merk, of een van
buiten aangebracht kenteeken, bij
den mensch de naam voorden vorm,
die door inhoud en gehalte van het
persoonlijk zielsbestaan bepaald wordt,
de naam voor de som van ieirtands
zedelijke eigenschappen en het daar
door gevormd zedelijk gelaat. De
grond waarop het karakter wordt
opgebouwd is des menschen aange
boren aard, aanleg en gesteldheid
het karakter zelf is dus wat op dien
grond is verrezen, wat er van aard,
aanleg en gesteldheid geworden is
onder den invloed van opvoeding,
onderricht, omgang, levenservaring
en zooveel meer, maar vooral onder
de werking van zedelijke beginselen.
Met nadruk vooral van deze, want
waar hunne werking ontbreekt of
door andere werkingen overheerscht
wordt, daar vereert men het inwen
dig bestaan van een mensch nauwe
lijks met den naam van karakter.
Zoo iemand noemt men karakterloos,
ledig van karakter.
Voor deti wasdom van een plant
is het lang niet overschillig op wel
ken bodem hij staat, de zorg van
den besten tuinman vermag weinig
zoo de grond niet deugt. De voor
het karakter aanwezige bouwgrond
is soms niet te best, maar bijna alles
hangt hier af van de bewerking;
menigmaal wordt de oorzaak van
karakter-fouten gezocht in den grond
en veel op rekening gebracht van de
erfelijkheid, terwijl de schuld gege
ven moest worden aan opvoeding,
onderricht enz. Hier kan een aoede
bewerking nog wonderen doen, een
woesternij, tot vruchtbaar land ma
ken. Bij de bewerking oefenen de
grootste kracht de zedelijke begin
selen.
Er wordt geklaagd, dat onze tijd
arrn aan karakters is, dat er zoo
velen zijn die weinig karakter ver-
toonen. Men denkt hier niet alleen
aan groote, indrukwekkende, maar
ook aan uitkomende, sprekende karak
ters; karakter bezitten is reeds veel
waard, al staat karakter vertoonen
hooger. De klacht is zeker niet on
gegrond, of liever het verschijnsel
dat die klacht doet uiten is te ver
klaren. De omstandigheden waar
onder wij verkeeren, de denkbeelden,
leeringen en stelsels die in onzen tijd
aan het woord zijn, deze zijn niet bij
van Dr. C. FRESSEL,
Voorhanden in
uitnemendheid geschikt om de vor
ming van degelijke karakters te be
vorderen. En rnen mag vragen of
bij de opleiding van het jongere ge
slacht wel in de eerste plaats of in
voldoende mate karaktervorming be
oogd wordt? Om het gegronde van
genoemde klacht aan te toonen, ont
breekt ons thans de ruimte. Maar
wij zien dus, dat het geneesmiddel
voor de nerveuzen niet is te zoeken
in apotheek of badplaats, doch veel
dieper en verder, of liever veel dich
terbij want zij hebben het inzich-
zelven, en dan hebben zij vooral hun
zedelijke beginselen, indien zij ze
bezitten, eens na te zien, of zij wel
van de beste zijn, want daar, gelijk
we bij de ontleding vonden, komt
het vooral op aan.
De in de Staatscourant van gisteren
bekend gemaakte uitbreiding van het
reservekader, waarbij de mogelijkheid is
geopend om reserve officier met den rang
van luitenant en kapitein te worden,
is inderdaad een maatregel van groot
gewicht, die. naar wij hopen, er niet in
geringe mate toe zal bijdragen om het
reservekader meer aantrekkelijk te doen
worden. Tot dusverre was de hoogste
te bereiken graad die van vaandrig, eene
positie tusschen den jongsten 2en lui
tenant en den oudsten onderofficier en
daardoor vaak minder aangenaam.
Zoo is bijv. door de vaandrigs de
officiers-wachtkamer een verboden heilig
dom en eveDtnin is hunne plaats in de
cantine der onderofficieren, pas nog hunne
meerderen en leermeesters, thans hunne
minderen.
Door de nieuwe bepalingen wordt echter
de positie van vaandrig teruggebracht tot
een lusschenlijdperk, dat bij gebleken
geschiktheid voor reserve-officier slechts
1 jaar behoeft te duren'-au dit jaar
moeten minstens 2 maanden onder de
wapenen worden doorgebracht.
Regelen omtrent bevordering, ontslag
en pensioneering dezer reserve officieren
zullen bij de' wet worden vastgesteld.
De Rijkspolitie heeft in twee ge
meenten op Zuid-Beveland medicijnen in
beslag genomen, afkomstig van een vreem
den kwakzalver. Als deze persoon ergens
komt, informeert hij eerst waar zieken
zijn en waaraan zij Ijjden. Hij zoekt hen
dan op, deelt mede hoe het met den
toestand van den zieke is en biedt het
medicijn aan dat tot genezing kan dienen.
De man is nog niet ontdekt en schjjnt
onder verschillende namen te reizen en
zaken te doen, die hun, met wie hjj ze
doet, meer schade dan voordeel bezorgen.
Tot lid der Tweede Kamer voor
het district Venlo, vacature mr. L.
Haffrnans, is gekozen dr. Nolens met
1396 stemmen. De heer Ed. Haflmans
kreeg 699 stemmen.
90)
In hare stem ligt eene wereld van
uitdrukking. Zij bedoelt: Wat! dit arme,
naamlooze kind, welks bestaan u schande
en oneer heeft aangebracht hem tot
erfgenaam en hoofd te maken der fami
lie, wier naam gij steeds zoo fier ge
weest zijt te dragen!
Mr. Carlton glimlacht, en zijn gelaat
schjjnt de verwezenlijking van al, wat
goedheid en welwillendheid is.
>Ja,< zegt hij»ik wensch dat Bertie
mjjn naam zal aannemen, en ik ben voor
nemens, hem tot mijn erfgenaam te
maken. Wanneer een jong mensch vrien
den en goede vooruitzichten heeft, dan
vergeet de wereld vragen te doen.»
Viva barst in hartstochtelijke tianen
los; zij is verpletterd, oalzenuwd door
de goedheid van dezen man.
Als hjj haar bedaard heeft en nadat
zij vele tranen en onsamenhangende
woorden heeft uitgestort, herwiDt zij
eenige kalmte, en zegt hij
»Nu wij eenmaal aan bet plannen vor
men zijn, laat ons dan ook zooveel mo
gelijk voor de toekomst beslissen. Wat
ik u zeg, moet u niet krenken, mijn
dierbaar kind. Om ons allentwille moet
gij voor eenmaal den toestand moedig
doorzien, en besluiten wat gij doen wilt.»
«Ik zal doen, wat gij beslist,» ant
woordt Viva met zachte, bevende stem.
«Neen,» zegt Mr. Carlton: «Ik wil
niets beslissen, maar u alleen mijn oor
deel zeggen. Uwe toekomst heeft mij
diepe en angstige gedachten gekost. Ik
wilde u, zoo ik kon, aan het verleden
onttrekken, zoodat gij het eenmaal bijna
vergeten kunt. En ik wil nog meer;
ik wil dat de wereld u leere vergeten.
Vergeef mij, lieve, indien ik gedwongen
ben, u voor het oogenblik pijn te doen.
Waar gij ook gaat, zelfs al verkiest gij
in de grootste afzondering te leven, zul
len, als Hertogin de Lallière, uw naam
en rang, altijd de opmerkzaamheid trek
ken. En dus stel ik u voor ze beiden
te laten varen. Stemt gij hierin toe,
dan blijft ons nog slechts de vraag, wel
ken andere gij wilt aannemen. Ik geloof
het niet goed dat gij terug zoudt keeren
tot uw meisjesnaam, maar ik ben op het
denkbeeld gekomen dat, indien gij dien
uwer moeder naamt en u eenvoudig
Madame de Feuil noemdet, gij zeer be
schermd zoudt wezen tegen de nieuws
gierigheid dergenen, met wie gij in aan
raking mocht komen. Ik weet, wij kunnen
blindelings vertrouwen op het stilzwijgen
van onze twee getrouwen, Fletcher en
Désirée. Wanneer Bertie op een leeftijd
komt om vracen te doen, dan zullen
wij, hoop ik, iD staat zijn hem te laten
denken, wat het wenschelijkst is dat hij
gelooven zoude, dat zijn vader dood is,
en dat dat onderwerp te pijnlijk voor u
is om behandeld te worden. En nu,
lieveling, heb ik u nog één voorstel te
doen, en daarna verlaat ik u, om u te
laten nadenken over al, wat ik zeide.
Gedurende lange jaren ben ik een een
zaam man geweest; sedert ik u en uw
jongen lot gezelschap gehad heb, gevoel
ik mij alsof het mij een nieuwen levens
tijd gegeven heeft; ik zoude gaarne altijd
met u wezen, en indien gij mijn bijzijn
niet lastig vindt, stel ik u voor, dat wij
voortaan één te huis zullen hebben.»
Viva ziet verschrikt op.
»Niet op The Towers I» prevelt zij
zacht.
«Neen, lieve. Niet op The Towers.
Gij kunt overtuigd zijn,» gaat hij voort,
terwijl hij vriendelijk hare hand grijpt,
«dat ik u niets zal voorstellen, dat u pijn
kan veroorzaken. Eenmaal, misschien,
zult gjj niet denzelfden afschrik gevoelen
om uwe oude woonplaats terug te zien,
en mocht die dag aanbreken, dan zult
gij even vrij zijn daarheen te gaan, als
thans om er vandaan te bljjven. Maar
ik denk over een ander tehuis. Eene
mijner vriendinnen stierf een paar maan
den geleden. Zij had eene bekoorlijke,
ouderwetsclre woning, op korten afstand
van Londen in een fraaien tuin staande;
het was een huis, dat ik altijd benijdde;
gij zoudt er terstood van houden 1
«Dicht bij Londen?» zegt Viva, terwijl
haar gelaat ontstelde.
«Ja, maar als gij tusschen de tuin
muren zjjt, zoudt gij u op duizend mijlen
afstands van elke stad kunnen wanen.
En de plaats is zoo groot dat, zoo gjj
u daarin verkiest op te sluiten, gij nog
altijd genoegzaam frissche lucht en be
weging kunt genieten. En het zoude
voor mij zeer aangenaam zijn, binnen
het bereik mijner Clubs te wonen.»
Hij zegt dit niet, omdat hij ook maar
in het minst aan zichzelven denkt, maar
dewijl hij van lieverlede Viva hoopt af
te brengen van haar verlangen naar af
zondering.
«De neef,» gaat hij voort: «aan wien
mijne arme vriendin de plaats naliet,
heeft eene betrekking buiten 'slands, en
men meent dal het huis beter verhuurd
zoude worden zooals het is, dan ontta
keld. Men heeft mjj hetzelve aangeboden
en ik wacht slechts uwe toestemming
af om te besluiten, het te nemen.»
Daarop verwijderde Mr. Carlton zich
en liet Viva met haar overdenkingen
alleen.
Zij behoefde niet lang om tot een be
sluit te komen. Was zij niet alles aan
haar oom verschuldigd? Wie kon zoo
heinelsch goed geweest zijn, als hjj zich
zelven had betoond? Zij gaf tot in de
minste bijzonderheden aan zijn verlangen
toe. Toen zij haar nieuw te huis be
trad, geschiedde zulks als Mevrouw de
Feuilde Hertogin de Lallière was voor
eeuwig van de wereld verdwenen. Wel
dra hechtte zij zich aan de plaats, en
vond zij genoegen in haar tuin, en lang
zamerhand wijdde zij veel tijd aan goede
werken, en ontdekte zij haar armere
naburen. Maar zij toonde zich vastbe
sloten, in het afslaan van alle toenade
ring van de zijde van hooggeplaatste
lieden. Geen bezoeker werd binoen de
poorten toegelaten en evenmin beant
woordde zij ooit eenig bezoek, dat men
gepoogd had haar te brengeD. Binnens
huis waren Fletcher en Désirée de veilige
bewakers van haar geheim. Zij verwek
ten geen geheimzinnigheid. Mevrouw
was zwak; zij was den dood van haar
echtgenoot nimmer te boven gekomen,
en voor hen, die haar zagen, scheen dat