NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 104. Woensdag 30 December 1896. Vijf-en-twintigste jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: NIEÜWJAAKSWENSCÏÏEN. OUDE JAAR. BINNENLAND. Feuilleton. Het lial m dei gouverneur. rsfoortsche Coura Per 3 maanden f 1.— Franco per post door het gebeele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en beriohten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Zij, die met het aanstaand Nieuw- jaar, boven het omslachtige ver zenden van kaartjes, de voorkeur wenschcn te geven aan liet plaat sen van cenc Advertentie als Nieuw- jaarswensch, wordt de gelegenheid daartoe aangeboden tegen den prijs van 25 cents, bij vooruitbetaling, voor eene dergelijke Advertentie. Deze Advertentien moeten even wel uiterlijk Donderdag 31 Dee. a.s. in ons bezit zijn. DE UITGEVER. Het spoedt al weer ten einde, het jaar 1896, zoo rijk aan verrassingen en teleurstellingen toen het nog in zijn lente en zomer was hebben wij er dikwerf tegen geprutteldnu bet op scheiden aankomt, komt ons al het goede voor den geest dat het ons bracht en wij zouden het willen houden, wel wetend wat we hebben maar niet wat er komen zal. Doch waarom ongerust? 1897 zal ook wel goeds meebrengen. Het gaat meer zoohet oude wordt aanbeden, het nieuwe gevreesd. Wat onherroepelijk voorbij is heeft een eigenaardige be koring voor ons, zeker wel omdat het kwade spoediger vergeten is dan het goede, en dat is maar gelukkig. Menschen worden dikwijls na den dood meer bemind en gewaardeerd dan bij hun leven, en rechtvaardiger beoordeeld ook. Wat ouder geworden spreekt ieder van zijn prettige jeugd de oude woning, ons tevoren onver schillig, bevat later de liefste plek jes. Als wij dat nu weten, zou het toch redelijk zijn om voor het heden dankbaarder en rechtvaardiger te zijn, en steeds met open oog voor het vele goede onze opgeruimdheid te bewarenHet is of wij nooit wijzer worden. Maar de betoovering is ook zoo machtig van hetgeen onherroe pelijk voorbijging, zelfs als bet ver loren ging door eigen schuld. »0, herinnering, verleden, engel en demon tegelijk, wat toovert gij uw beelden aan de het kruis en ter dood gewij- den voor, wat wekt gij het verlangen naar het onhen oepelijk verlorene. Gij kent de vertelling: »de nieuw jaarsnacht van een ongelukkige." Hoe bitter en droevig klinkt des grijsaards klacht: geef mij mijn jeugd weder! Menigen zou zoo wenschen»kon ik nog eens van meet af beginnen Niet dit jaar alleen, maar alle vorige. Ik zou het anders aanleggen en het zou zooveel beter met mij zijne. Zou het werkelijk zoo wezen? Zou de ongelukkige dan gelukkig zijn? Zou de eenzame zich minder eenzaam gevoelen, zou de gierige mildadig, de liefdelooze liefderijk zijn gewor den Maar indien wij het inderdaad gelooven, wat verhindert ons dan te breken met het verledene, wat ver- hindeit ons dan aan het einde van dit oude jaar het oude, gevlekte kleed uit te trekken, het nieuwe, vlekke- looze aan te doen? Al weer een jaar om een verholen klacht, niet alleen over de snelheid van den tijd, maar ook over gebrek aan tijd De tijd is een zee, waar de eene golf de andere wegdrijft; de snelheid van den bliksem is bij ons spreekwoordelijk geworden, het licht van de zon snelt in weinig seconden door onmetelijke ruimten sneller dan bliksen en zonnestraal is de gedachte, maar de tijd ijlt in zijn vlucht deze nog voorbij. Wij be merken den tijd alleen door zijn verlies. Meer dan ooit worden wij thans herinnerd aan de hooge waarde van den tijd, aan het gewicht van de oogenblikken die wij beleven. En wij nemen ons voor, spaarzaam te zijn met den tijd, geen oogenblik af te staan dan voor iets wat de waarde daarvan heeft; en wij willen beden ken, dat bet uitstel de grootste roover van den tijd is, dal tijd vernielen een zelfmoord is waarin meer dan bloed geplengd wordt. Vergelijken wij den korten tijd ons gegeven met de grootte van het werk, dat wij te volbrengen hebben, dan treedt ons de waarde van den tijd levendig voor den geest. Hoeveel goeds is in een jaar te leeren, te doen Hoeveel vreugde en leed, zegen en onheil sluit een jaar in zich Den oudejaarsavond zorgt ieder thuis te zijn. Dat is de wijding van dien avond, dat hij ons tot rusten noodt, tot rust die u vraagt voor een wijle de bezige handen in den schoot te vouwen, het gereedschap ter zijde te leggen, om u terug te trekken uit het woelige leven en u over te geven aan den weemoed van herinneringen zonder tal. Ja, rijk is het leven van hoofd en hart op den laatsten avond. En als te middernacht uit den hoogen toren metalen stemmen in de stilte weergalmen, ons méldende dat het jaar weg is, weg voor eeuwig, dan vloeien al die herinneringen en aan doeningen inéén, één gevoel over latend dat zich uit in een lied zonder woorden. En wij gevoelen dat er veel wegzonk, maar toch ook iets bleef, illusies wijken, droombeelden verbleeken, maar onze reinste, beste idealen blijven ongerept. "Wat als diepste waarheid en hoogste goed in ons leeft, kan niet sterven. Wie van dag tot dag in zijn dag boek opleekent wat hij beleefd heeft, zal nu bij het doorbladeren een bont mengelmoes vinden. Van allerlei: huiselijk leed en vreugde, begrafenis sen en bruiloften, ziekten van lichaam en geest, vervulde wenschen en ijdele verwachtingen, liefde en ondank, enz., enz. Een bonte verscheidenheid waarin toch eentonigheid waar te nemen is, geeft het beeld van liet afgeloopen jaar. Waartoe dat alles, wat is bet doel er van, waarom ge schiedt het? Deze vragen stelt Sylvester, en het staat aan ieder er op te antwoorden. Bij bet graf van menschen wordt alleen aan hunne goede daden en eigenschappen herinnerd, waarom bij de groeve van 1896 niet hetzelfde gedaan? Dan overstemt dankbaarheid de andere gevoelens, en met vreugde gaan wij verder. Voor bet sluiten der jaarboeken een blik te werpen in de laatste blad zijden, het is zoo leerrijk. Ook het jaarboek dor volkengeschiedenis geeft veel te leeren; wij zien er schoone, maar ook donkere bladzijden in. Het beschaafde Engeland ontving een gevoelige les van de Boeren, de edele figuur van Kruger verschijnt ons te midden van laagheid en valschheid. In een ander werelddeel geeft een koning, die voor onbeschaafd doorgaat, een lesje in edelmoedigheid aan een beschaafde natie die in overmoed te ver ging. Donkere bladzijden zien wij met het bloedig opschriftArme nische gruwelen, en een menigte andere gevuld met betuigingen van sympathie voor de verdrukten, maar geen waarop vermeld is, dat het Christelijke Europa de hulp gebracht heeft die het beloofde warme woor den, maar geen daden. En het jaarboek van stad en land, ook dat worde opgeslagen en schenke leering, en wijze den weg aan, die tot welzijn van beide moet worden ingeslagen of vervolgd. Het bestuur van den «Volksbond tegen drankmisbruik* heeft zich gewend tot de leden der »Ned. Maatschappij van Geneeskunde* om, voor zoover het nog niet mocht geschied zijn, hen aan te sporen zich bij den Bond aan te sluiten. Het bestuur acht de Nederlandsclie medici in de allereerste plaats geroepen Nederland te behoeden voor de ernstige gevolgen van het alcoholisme, omdat zij meer dan anderen door hun werkkring invloed kunnen uitoefenen, daar zij vaak in de gelegenheid zijn door hun raad de zich ontwikkelende drankzucht bjj hun patiënten te bestrijden, omdat zij deze vaak het eerst waarnemen en daartegen kunnen waarschuwen met al den ernst er. het gewicht en den invloed, aan hun ambt verbonden; alsook omdat zij vooral geroepen zijn de treurige gevolgen van het misbruik te helpen lenigen. Niemand toch, zegt het bestuur van den Bond, kent heter dan de geneesheer en de rechter de smanelijke gevolgen, door het alcoholisme veroorzaakt, zoowel op het misbiuikmakend invididu zelf als op zijn omgeving en zijn nakomeling schap. Het bestuur herinnnert voorts aan de belangstelling door verschillende Ned. geneeskundigen, afgevaardigden der «Ned. Maatschappij van Geneeskunde*, hoog leeraren, geneeskundige inspecteurs en andere mannen in Nederland van groot gezag op geneeskundig gebied betoond ter gelegenheid van liet IXe Internationaal Congres tegen drankmisbruik, in 1893 te 's Gravenhage gehouden, en dat de meeste geneeskundigen, die aan de be sprekingen van he, congres deelnamen, hetzelfde standpunt innamen, dat de Volksbond in den strjjd tegen het alcoho lisme inneemt. Voorts wordt gewezen op de belang stelling in het alcohol-vraagstuk ter ver gadering van de Ned. Maatschappij voor Geneeskunde en der Ned. Vereeniging voor Psychiatrie meei malen geloond. Herinnerd wordt, dat de Volksbond het alcoholisme wenscht tegen te gaan door den sterken drank als volksdrank te bestrijden, o. a. door kennis te ver sprei en omtrent de Dadeelige gevolgen, welke het misbruik van sterken drarik heeft; door hel bevorderen van stipte uitvoering der «drankwet* en van maat regelen, waartoe genoemde wet aan be sturen de bevoegdheid geeft, door in den ueest der drankwet het aantal ver koopplaatsten van sterken drank te be perken; door het verbeteren der «volks huisvesting en volksvoeding* door het aanmoedigen van het sparen; door het bevorderen van huisarbeid en het ver edelen van volksvermaken en voorts door al zulke middelen, die aan het doel van den Bond beantwoorden. Daarbij wordt van niemand de belofte van geheelonthouding gevorderd. Over- (Een Russische vertelling.) 2) Hierop legde hij zich op één oor en sliep in. In den middag dejeuneerde hij op zijne kamer, een lichte ongesteldheid voorwendende, en probeerde intusschen den rok met toebehooren, die hem uit stekend paste. Welbehagelijk 's avonds voor het venster zittende, zag hij de lange, rij equipages langs hgt perron voorbij gaaD, bewonderde den rijkdom aan fluweel, zijde, kant, diamanten en uniformen en weldra klonk de lang aangehouden A van het orchest hem in de ooren. Klokslag tien uur trad de kamerdie naar binnen en zeide: «Zijn Exellentie verzoekt u, in de bal zaal te komen.* Gelaten en, zooals een familie-lid be taamt, met een zekere nonchalance ging hij de breede trap af; de volkshymne kondigde juist de komst des keizers aan Kamutschin verloor zich nu onder de menigte en overschreed den dtempel van de balzaal. Met snellen blik monsterde hij de zaal en al zeer spoedig had hij gravin Datriérof in het oog, die, hoewel wat bleek en onrustig, haar schoone oogen onafgebro ken op de deur gericht had. Hij liet zich door zijn «oom* aan haar voorstellen. De goede man was nu hier, dan daar, en overal. De gravin verwaardigde het jonge mensch uit de provincie ter nauwernooo met een blikzij wachtte op iemand in de opzichtige garde-uniform. De laatste klanken van de volkshymne weerklonken, en onmiddellijk daarop werd een wals van Strauss aangeheven. «Gravin,* klonk thans Kamutschin's stem, «vergunt gij den neef van den gouverneur-generaal, u uwe belofte in 't geheugen te roepen?* Zij zag hem sprakeloos aan. Hij bood haar de hand en weldra had den zij zich onder de dansende paren begeven. «Hoe vreemd ziet ge er uit in burger kleeren,* riep zjj uit, hare opgewonden heid onder een schjjnbaar opgeruimd lachje verbergende. Zij danste ongedwongen. Elk oogen blik ontmoette haar kavalier een bekend gezicht. Een ieder zag hem verbaasd, vragend aan, et; voordat de dans half geëindigd was, hadden ai dei tig personen hem, trots zijn ongewoon toilet, herkend, en een zekere vtoolijkheid maakte zich an alie groepen meester. Toen hij zijn schoone danseuse naar hare plaats bracht, drukte hij haar zacht de hand. «Ik heb de weddingschap gewonnen,* zeide hij, «nu kom ik u vragen, mij de wel verdiende belooning te willen schenken.* Zij bloosde even en zweeg. Zooals gij gisteren avond hebt gezegd, zette ik mijn hoofd op het spel. Hebt gij ook een zoo belangrijken inzet? «Als uw eisch niet al te onbescheiden is, zal deze worden ingewilligd,* sprak zij. «Ik zal grootmoedig zijn,* gaf hij lachend ten antwoord. «En nu, tot wederziens.* Daarbij groette hij de gravin en wilde zich haastig verwijderen; maar toen hij de deur wilde uit gaan, hield de gouver neur-generaal hem bij den arm vast, voerde hem mee en stelde hem aan den hof-ceremoniemeester voor met de woorden «Vergun mij, uwe Excellentie mjjn neef uit Odessa voor te stellen, en u zeer aan te bevelen.* «Recht aangenaam, kennis te maken,* monpelde de ceremoniemeester een wei- I nig verstrooid en richtte den blik op hem, die zoo warm aanbevolen werd; maar Kamutschin was al de hemel weel waar. «Eer. beetje wild sprak de gouverneur gemoedelijk. Men kan wel zien, dat hij nooit aan het hof verkeeid heeft.* De ceremoniemeester trachtte de be wegingen van den quasi-neef te volgen doch deze had zicb reeds een weg naar de deur gebaand en was verdwenen. Een vleugel-adjudant kwam buiten adem aanloopen. Excellentie, zjjne Majesteit verlangt u te spreken, stotterde hij tegen den cere moniemeester; «Zjjne Majesteit is woe dend.* «Wat is er dan aan de hand?* vroeg de Excellentie, maar kreeg geen ant woord, daar de adjudant a! weer, wegge stoven was. «Kamutschin is hier,* zei de keizer op alles behalve vriendeliiken toon. «Uwe Majesteit is 'tmogeljjk?* «Hij is hier, zeg ik u. Laat hem onmiddellijk arresteeren en zie te weten te komen, wie hem bier gebracht heeft.* De ceremoniemeester zocht den heer des huizes weer op. «Kamutschin is hier; laat hem zonder verwijl arresteeren.* «W'ie? Kamutschin, wie is dat?* «Het jonge mensch, dal verbannen is. Maar haast u dan toch, de keizer is woedend.* «Ach hemel I* riep de gouverneur ver slagen uit, «dudelijk I Kamutschin is hier,* riep hij den eersten den besten beambte toe. «Laat hem dade lijk gevangen riemen en onderzoeken, wie hem hier gebracht heeft.* «De ambtenaar liep heen en gaf de noodige bevelen. Alles zocht naar Kamut schin alles vroeg «Hebt gij Kamutschin gezien?* «Wel zeker,* zeide iemand, «hij danste tooëven nog met gravin Damérof.* Men begaf zich naar gravin Damérof. «Madame, u hebt met Kamutschin gedanst de keizer is woedend hjj wil weten, wie hem hier gebracht heeft.* «Zekpr toch niet ik,« zeide zij op den natuuilijksten toon. «Ik danste de eerste wals met den neef van den gouverneur, die pas uit Odessa gekomen is.* De gouverneur was naderbij gekomen en de gravin Damérof tikte hem met den w.iaier op den arm. «Niet waar, generaal, gij hebt uw neef aan mjj voorgesteld?* «Zeker, maar dat is hier voor 't oogenblik de zuak niet. Ik zoek Kamut schin, de keizer is woedend en wil welen, wie ln-m hier gebracht heeft.* De giavin draaide hem den rug toe. Op dit oogenblik naderde de ceremonie-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1