NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 1. Zaterdag 2 Jannuari 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. NIEUWE JAAR. BINNENLAND. Feuilleton. HET KRIJGSRECHT. Amersfoortsche Courant abonnementsprijs: Per 3 maanden f 1.Franco per pOBt door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Inge/.oiidaii stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .1. SLOTHOUWER. Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels 0,40 iedere regel ineer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal bsrekenri Oroote letters en vignetten naar plaatsruimte. Gelukkig nieuwjaar! Zoo klinkt het weer van mond tot mond en, waar het geen zinledige lohmule is geworden, ook van hart tot hart. Een schoone morgengroet, een woord vol levenswarmte Er ligt iets zeer plechtigs in het begin van een nieuw jaar; liet is de feestdag welken wij aan onze stille hoop, aan onze geheime wenschen toewijden. Gelijk een ondoordring bare nevel over een onbekend land, ligt de toekomst voor ons. Hier met bange zorgen, daar met schoone ver wachtingen, met vrees en hoop is de blik gericht op het lot, dat nog in den duisteren schoot der toekomst verborgen is. Wat er komt is im mers geheel van onzen wil onafhan kelijk, en toch weder wij zei ven ge ven er de kleur aan. Het lot zal ons enkel meevallen, wanneer wij alle vcrgeefsche zorgen en ijdele hoop op zij zetten. Hoop niet te veel van, en vrees niet te veel voor de toekomst; beide zou schadelijk kunnen wezen. Hoop niet te vee), want dan zult gij in moeilijke omstandigheden komen, teleurstellingen vinden en ontmoedigd worden, u zeiven bittere oogenblikken bereiden, en na mis lukte verwachtingen slechts smart en spijt over houden, en gij zult ongeschikt blijken om in het ongeluk het hoofd omhoog te houden. Dat wacht ons, als wij door verbeeldings kracht verblind dwaze dingen doen, slechts dat hopen hetgeen wij wen schen, ons vleien met ijdele droomen, en nietige iuchtkasteelen bouwen. Als het Nieuwe jaar dan ongelukkig is, aan wien de schuld? Voor een deel wel aan ons zeiven. Daarom hoop niet te veel. Hoop slechts op zooveel genoegen en geluk als gij door goed te leven u kunt verwerven, heb den moed om gelukkig te willen zijn. Reken niet op hulp van ande ren, op gelukkig toeval, op blind geluk. Wij kunnen gelukkig zijn met hetgeen wij door vlijt en arbeid verwierven; wij zeiven zijn de be werkers van ons eigen geluk. En valt ons dan een vreugde en geluk ten deel, dat wij niet verwacht had den, des te aangenamer zal liet ons verrassen. Vrees niet te veel. Vrees voor rampen is reeds een groote ramp, doet vooraf en meer dan het ongeluk zelf lijden. Vrees wordt gewoonte, het leven wordt één klacht, men kwelt zichzelven en verwoest alle levensvreugde. De zeeman vreest geen stormen en schipbreuk als de vaart voorspoedig is; en in den storm kent hij geen vrees en moedeloosheid, die hem slechts spoediger zouden doen ondergaan, maar hij spant alle krach ten in, worstelt met de elementen, en redt zich uit het gevaar. Vrees niet te veel, maar hoop ook niet te veel, dan gaat gij kalm de toekomst tegemoet. Op een hoogen berg stond de kleine mensch, stil en aandachtig als de natuur om hern heen. Zijn oogen zijn gericht naar een punt, waar twee rotsspitsen met sneeuw en ijs gedekt een trotsche eerepoort vormen, die het hemelblauw over welft, en waardoor de zon haren in tocht houden zal. En zie, reeds komt haar heraut, de frissche morgenwind, om haren weg te bereiden, en daarna de stralende koningin zelve. De grijze besneeuwde kruinen daar boven ont vangen den eersten groet der zon dan wendt zij zicli tot de menscben in het dal, tot hunne huizen en to rens met vergulde kruizen, allen toe roepend een nieuwe dag is aange broken, verblijdt u in den morgen En geen hut zoo klein, geen hart zoo arm, geen bloem zoo verborgen, of zij ontvangen haar zegenenden groet. En in den loop van den dag geen wolk zoo donker of' de zoomen wor den nog door de zon verguld. En als wij enkel donkere wolken zien. plotseling dringt liet licht door de wolken, scheurt de nevelen en overgiet alles. Niet alleen de toppen der bergen, de spitsen der boomen en der kerktorens, niet alleen de bloemen en vogelen en alles wat schoon is in de natuur, maar ook het leelijke en bezoedeldetot in nauwe stegen en donkere kamers dringt het door en koestert alles met zijn warmte. En de zon gaat onder, nevelen trekken zamen, liet donkere omfloerst de aarde en maar neen, zoo is liet schijnbaar voor onze oogen, want in werkelijkheid zijn wij liet die ons van de zon, van het licht afkeeren, de zon blijft schijnen met denzelfden glans, zij is dezelfde als gisteren wanneer wij haar stralend in nieuwe pracht begroeten als de vorstin van een nieuwen levensdag. Die zon is ons een symbool van de eeuwige, onveranderlijke macht, en hare liclitgroeten spreken ons van liefde, vreede, hoop. De laatste is voor het hart, wat voor het lichaam de lucht is. Al ons werken en stre ven wordt er door gedragen. Hoop niet te veel, vreest niet te veel en met nieuwen moed het Nieuwjaar ingetreden. lieden heeft de Nieuwe Amers foortsche Courant 25 jaren bestaan. Wanneer wij bedenken, dat zoovele zaken in dien tijd begonnen, maar ook in liet niet verloopen zijn, dan kunnen wij met reden dankbaar zijn, dankbaar in de eerste plaats voor den steun dien we mochten ontvan gen. Onze onderneming had aan vankelijk, gelijk zooveel andere en vooral in Amersfoort, met moeilijk heden te worstelen, maar zij heeft ze overwonnen en getoond levens vatbaarheid te bezitten. Wij mogen ons ook vleien met de gedachte, dat er in ons blad iets goeds geweest is, waardoor liet in stand bleef. Dat goede overschatten wij niethet is een bescheiden roeping die ons gesteld is. De pers is niet de konin gin der aarde, al kan bare macht groot zijn; daardoor wordt slechts- hare verantwoordelijkheid te grooter. Zij is veeleer de dienstwillige diena resse van het publiek, die geroepen is de goede en betamelijke eischen haars meesters na te komen. Die roeping echter, bevorderlijk te zijn aan liet goede in kleinen kring, en waar het past daarin voor te gaan en den weg te wijzen, wij willen trachten naar ons beste vermogen haar te vervullen. Daarbij echter, lezers en lezeressen, rekenen wij op steun en meewerking van u allen. Zal ons blad in bloei toenemen, in degelijkheid en omvang winnen, het hangt ook af' van u. Het zal voortgaan u tweemaal 's weeks te melden wat er belang rijks in en om de stad is voorgeval len en uw aandacht verdient, liet hoopt steeds als een goede vriend door u te worden ontvangen, en wenscht, in uw en in zijn belang, u nog menigmaal te kunnen toe roepen Een gelukkig Nieuwjaar! HH. MM. hebben gistermiddag te 12'/» ure ter gelegenheid van het Nieuwjaarsfeest in audiëntie ontvan gen de Ministers, hoofden der be stuursdepartementen, de leden van den Raad van Voogdij, den gouverneur der residentie en den directeur van het Kabinet der Koningin. Deze autoriteiten werden ontvangen in den salon voor de diplomatie. Ten 1 ure gaven HH. MM. in de kleine danszaal Nieuwjaarsrece voor de dames der Koningin grootofficieren; de heeren van dienstdoende civiele en militaire H de leden van de Hofeommissie hofprediker en den lijfarts van MM. Bij deze gelegenheid was de Re; tes gekleed in grijze zijde en dj de Koningin een licht blauw k met bloemen gegarneerd. HH. MM. de Koninginnen w< den in de Groote Kerk te 's-Gra hage, onder gehoor van ds. Gerth Wijk, de oudejaarsavond-godsdie oefening hij. Er heeft zich te 's Gravenl een commissie gevormd van de K niale Vereeniging Wie wil, kan, welke zich ten doel stelt bevorderen der kolonisatie van Nederlandsche kolonie Suriname Nederlanders. Under de comtui: leden zijn groote en kleine kaj listen, bezield met ernst, overti van het groote belang van de E peesclie kolonisatie onder de tro niet alleen voor Nederland als oplossing van de sociale quae maar voor alle Europeesche nat In hoofdzaak voor Nederland, dat zonder onze koloniën, geen komst is voor duizenden, die w i 1 en kunnen werken. Deze commissie wenscht een standig onderzoek in te stellen, persoonlijk te overtuigen, niet woorden te letten, maar op d a d in één woord zelf te handelen. Zij wenscht zich te wenden toi Nederlandsche Volksvertegen woo ging om moreelen steun, zij wem die personen om inlichting te vra wier meening van kracht is op gebied van kolonisatie. Het is te verwachten, dat de Ne landsche Volksvertegenwoorpiging groote gewicht ten volle beseft v de kolonie Suriname, van haar ver; om moreelen steun, hierdoor zu kapitaal (Nederlandsch) en Nederli sehe energieke en gezonde werkkr; ten voor onze kolonie behouden blij Naar het Duitsch van Georg Freiherr von Oiuptcda. 1) De sneeuw viel in zoo dichte massa, dat sinds twee dagen de spoorweg communicatie zelfs gestremd was. En nog voortdurend dwarrelden de vlok ken neder. Gedurende de lange win teravonden verveelden wij ons ver schrikkelijk in het kleine nest.'Rade loos zagen wij door de ramen van het Casino het natuurtafereel aan, dat ons van de buitenwereld afsneed. Zeis den altijd vroolijken van Wagen, die eerst sinds een jaar offiicier was, verging de lust tot humor. «Dan wilde ik toch maar liever, dat we een flinken, vroolijken oorlog hadden De Majoor werd, bij het vernemen van deze woorden, hoog ernstig. Het hoofd schuddende zag hij den jongen Luitenant aan: «Mijnheer van Wagen, men kan uit uwe woorden merken, dat gij nog geen oorlog hebt bijgewoond "Och, Majoor, men kan toch maar eens doodgeschoten worden De Majoor zweeg een wijle, daarop ging hij voort: «Ons eigen lijden is het niet. Wat men ziet, wat men beleeft, dat is de zaakDe oorlog is iets vreeselijks 1" De Luitenant van Wagen was dood stil geworden, en ook wij anderen zeiden niets, tot er eindelijk een den Majoor verzocht, iets van 1870 te vertellen. Hij verontschuldigde zich eerst. Hij beweerde, dat hij de gave niet bezat iets, dat gebeurd was, aan schouwelijk voor te stellen. Dat was evenwel zooals wij wisten, niets dan bescheidenheid, want de Majoor had ons reeds menig uur den tijd gekort met de mededeeling van zijné vroolijke ontmoetingen, waarbij hij zichzelf dikwijls een weinig be lachelijk voorstelde. Thans zou r er eens iets ernstigs komen. Ons ook goed. Men vergat dan ten minste het doodsche en vervelende van den winteravond. Wij gingen zitten, lieten de lampen aansteken, de gordijuen zakken en een paar blokken hout op het open vuur in den haard werpen.. De Majoor, die den ganschen dag de sigaar niet uit den mond heeft, stak een nieuwe aan, pauzeerde nog een oogenblik, zooals hij dat gaarne doet, om de aandacht te p-ikkelen, en begon eindelijk te vertellen: «In den eersten tijd van den ooidog heeft de plaats, wéar een slog was geleverd, altijd een ouuitwischbaar af grijselijken indruk op mij gemaakt. Met den tijd werden de zenuwen daar tegen verstompt. Men wordt ruw en gevoelloos. M'n God, men is ook dood moe en dikwijls zoo overspannen, dat iemand omtrent alles volkomen onver schillig is, en men over dergelijke zaken niet meer nadenkt. Wéér men plaats vindt, gaat ihen liggen en slaapt als een heer, al ware het ook dat men midden tusschen doodgesckotene kameraden lag. Den eersten gesneuvelde zag ik bij Worth. Ik moest patrouilieeren en reed met m'n manschappen door het woud. Ik vooraan. Op een open plek schrikte m'n merrie eensklaps zij is later vóór Parijs verbrand in den stal, welken de kerels van een fort in brand geschoten hadden de merrie deed dus een sprong zijwaarts, terwijl zij blazend en snuivend den kop iiet hangen. Déér lag de eerste roodbroek. Een cavalerist, die blijkbaar van z'n paard was geschoten. Zijn hoofd hing in een greppel, z'n lichaam lag op den weg. Een wond was niet te zien, en z'n oogen zwart als z'n haar stonden wijd open, zoodat we meen den, dat hij nog leefde. Ik dacht, dat hij elk oogenblik m'n paard bij de pooten zou pakken. Ja, liet is bespottelijk, maar ik weet nog zeer goed, dat m'n eerste gewaar wording zóó was. Daarbij bestond er niet de minste twijfel, ofhij wel dood was, want in deze houding zou een gekwetste het niet uitgehouden heb ben, zonder te stikken. Wij hielden een oogenblik halt. Het was toch een zonderling gevoel de eerste doodeHet afgrijselijke was, dat er uit den hoek van den mond van het lijk een sigarette hing. De dood moest dus wel onmiddellijk inge- tj-edeu zijn. jrtDat blauwaclitig-bruine gezicht met de geopende, zwarte oogen ei sigarette in den mond staart me ook thans nog aan, als ik er aan di Daarop redeu wij verder, en kwamen de eerste slagvelden. Denk daar eens over na, Mijn! van Wagen, en spreek dan nog^t van een "Hinken, vroolijken" oor Gij moet u evenwel niet voorstel dat daar mijlen ver alles dik dooden en gekwetsten bedekt lag. heb ik nooit zóó gezien. Maar enkele plekken eenvoudig ontzetti Vooral in de nabijheid van, acl of vóór, bedekkingen, bij woudzoor muren, schuttingen, greppels, i lagen zij man aan man getrouw n elkander. Wij reden eens het geh regiment langs den straati welke naar Branle-la-Péche leidt, is een met populieren beplante, ta lijk breede weg. Zoo iets had ik 1 niet mogelijk geacht. Li de grep rechts en links lagen de lijken bepj als een cordon van schuttersVfj op vele plaatsen nog dikker, da' een cordon zijn mag. Anderen waren achterover^ en lagen nu in verschillend'

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1