NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
HH voor de Provincie Utrecht. fg||
No. 14.
Woensdag 17 Februari 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
FEMINISTEN.
Feuilleton.
Mrs. Blatclrd's uiterste wil.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het is mij onbekend, maar geens
zins onverschillig of gij, waarde lezers
en lezeressen, veel ophebt met femi
nisme. Misschien is de zaak u meer
gemeenzaam dan de naam, die ook
eigenlijk van jongen datum is en uit
gevonden werd om de bespreking te
vergemakkelijken.
Er zijn dan, onder da beide geslach
ten die samen het menschdom vormen,
feministen. Wat zij verlangen is uit
breiding van vrouwenrechten. En nu
zult gij mij toegeven, dat het moeielijk
zou zijn om een enkel, meerHollandsch
klinkenden naam te vinden, die de
voorstanders en voorstanderessen dezer
richting met voldoende juistheid aan
duidt.
Dat er een svrouwen-quaestie" be
staat, wisten wij al lang. De groote
Schiller, die de eer uitbazuinde van
de vrouwen, op grond dat zij door
het aardsehe leven »hemelsche rozen
vlechten en weven," hoe óp dus
danige ongewone manier gefabriceerde
rozen er wel moeten uitzien kan al
leen een hoogdichterlijk gestemde ziel
zich voorstellenen de velen vóór
en na hem, die de vrouw hebben be
zongen als de getrouwe gezellin des
mans, die met zachte hand de rim
pels der zorgen van zijn vermoeid
voorhoofd wegstrijkt en door haar
toewijding en liefde hem bemoedigt
in den levensstrijd, zij hadden met
hun allen geen jota begrip van de
eigenlijke roeping der vrouw, van
haar maatschappelijke rechten, van
de aanspraken, die haar verstandelijke
aanleg haar veroorlooft en verplicht
te stellen. Het schijnt ook, dat de
vrouwen die zoetsappige huldebetui
gingen moede zijn geworden. Als
een kind groot wordt, gaat het hem
tegenstaan, gestreeld en getroeteld
te worden hij ontsnapt aan de hand
van mama, terwijl zij hem liefkoost
en trekt achter haar rug een nijdig
gezicht.
De vrouwen zijn gaan begrijpen,
dat al die openbaringen van ridder
lijke galanterie slechts een lokmiddel
zijn om haar onder den duim te hou
den, tot welk einde minder verheven
denkende mannetjes ook weieens
andere middeltjes plegen te bezigen,
meer bestemd om op het gevoel dan
op den smaak te werken. Er is over
haar gekomen een geest van vrijma
king; enkele van haar, wat stout
moediger en doortastender dan de
overigen, hebben gezegd Komt, zus
ters, laten wij ons niet langer ver
genoegen met de ondergeschikte rol,
waartoe de heerschzucht en het
égoïsme der mannen ons hebben ver
wezen wij staan in geen enkel opzicht
beneden hen en kunnen, ja moeten
eischen, als hun gelijken te worden
behandeld.
Daar is, in théorie, niets tegen te
zeggen. De mannen hebben bun best
gedaan om hun meerderheidsrechten
te bewijzen, maar de gronden, die zij
daarvoor aanvoerden, zijn zoo slap
als modder. Noem maar iets op, dat
een jongen wel, een meisje niet kan
leeren, en men slaat u dadelijk
dood met een dozijn namen. Kan een
vrouw niet den Staat regeeren? Reeds
in de alleroudste oudheid is het tegen
deel gebleken. Kan zij geen leger
aanvoeren Cyrus had vele volken
overwonnen, maar hij moest toch het
onderspit delven toen hij het te kwaad
kreeg met Tomyris, de Koningin der
Massageten. Is zij ongeschikt om in
de pleitzaal, op den kansel, in poli
tieke vergaderingen het woord te
voeren? Kijk maar eens in Amerika,
hoeveel dames daar preeken houden
in stampvolle kerken, pleidooien voe
ren waar de rechters verstomd bij
staan, meeting beleggen die weerklank-
vinden in de wereldpers. Van haar
bekwaamheden voor het onderwijs op
alle trappen, voor de geneeskunde,
voor de administratie in handel en
industrie, van haar geschiktheid
voor den ambtelijken loopbaan spre
ken wij niet eens, dat alles is
overbekend.
Een bezwaar, dat de opheffing van
alle maatschappelijk verschil in den
weg staat, is misschien haar minder
heid in lichamelijke kracht, maar dat
is slechts een quastie van opvoeding,
wellicht van trainingen sedert ik
een „dame" met haar tanden een
langen stok heb zien dragen, aan
welks uiteinde een stoel hing met
een stevigen rnan er op, die op deze
ongewone manier in de hoogte werd
gestoken, heeft dit argument in
mijn oog ook veel van zijn beteekenis
verloren. Men zegt dat er altijd
ruwe werkzaamheden zullen over
blijven, die slechts met mannen
krachten verricht kunnen worden,
bijvoorbeeld het lossen van schepen
en het werk van opperliedenwel,
waarom? ziet eens welke vrachtjes
de negerinnen op haar hoofd voort
sjouwen, en erkent dan dat door oefe
ning ook deze vaardigheid wel zal
verkregen worden, als ten minste
de dames er niet voor bedanken aan
haar gelijkheids-ideeën een zoo alge-
meene toepassing te geven.
Wanneer nu de vrouwen het in
al deze opzichten volmaakt met elkan
der eens waren, dan zou de zaak heel
spoedig op een vreedzame wijze in
orde zijn gebracht. Zij toch vormen
overal de meerderheid. Zij hadden
zich slechts te organiseeren, te ver
eenigen. en de leiding op zich te nemen.
Ongelukkig zijn niet alle vrouwen
feministen. Een groot aantal van haar
heeft nog geen besef van het druk
kende der eeuwenoude slavernijvele
vinden de verdeeling van maatschap
pelijke en huishoudelijke plichten, die
niet zoo maar bij regelement is vast
gesteld, doch in den loop der tijden
is geworden en gegroeid, nog zoo
kwaad niet. Er zijn zelfs ongelukkig
verblinde wezens, die in den versregel
in Ten Kate's nSchepping": Hèm de
wereld, haar het huis, heel mooi
vinden. Er moet dus, om de niewere
denkbeelden te doen rijpen, geduld
geoefend worden niet alleen, maar ook
propaganda gemaakt voor de uitbrei
ding voor het evangelie der vrouwe
lijke evenknie-achtigheid. Er is een
maal, na veel strijd, de overwinning
verkregen, ja dan zal een omkeering
van de verhouding niet te vermijden
zijn.
Want let wel, evenwicht is hier
beneden nooit duurzaam te verkrijgen
de gelijkheid is niet van deze aarde.
De slinger doorloopt zijn cirkelboog,
maar blijft nooit op het doode punt;
dezelfde kracht, die hem de aarde
doet naderen, verwijdert hem weer
van daar. Is de gelijkheid een voldon
gen feit geworden, dan treedt een
nieuw tijdperk van ongelijkheid in,
en wij mannen, geraken op den ach
tergrond. Niet onverdiend, zullen de
feministen zeggen: elk zijn beurt.
Wat nu voor de vrouwen de kan
sen op een goeden uitslag van haar
pogingen verhoogt, is dat onder de
mannen het feminisme vele aanhan
gers vindt. Een min welwillend oor
deel zou daar een soort van politiek
achter zoeken, het toeschrijven
aan de begeerte, om de toekomstige
overwinnaressen gunstig voor zich
te stemmen, een buigen voor de op
gaande zon. Die meening is volkomen
onjuist. Het is niets anders dan de
uiting van een levendiger wordend
rechtsgevoel. Wij mannen mogen
niet langer de eerste viool willen
spelen in het maatschappelijk concert,
en wanneer het vooruitzicht, van qnze
plaatsen in kantoor of fabriek, in
wetgevende vergaderingen en ambte
lijke betrekkingen te worden opgejaagd
en te worden verwezen naar minder
schitterende werkzaamheden als daar
zijnhet netjes houden van de ge
meenschappelijke woning, het bereiden
der spijzen, in één woord, de zorg
dat onze meesteressen na haar druk
ken arbeid een gezellig thuis vinden,
ons op dit oogenblik een weinig mocht
afschrikken, ook dat is niets anders
dan een gevoel van persoonlijke ijdel-
heid, een overblijfsel van de ons in
geschapen heerschzucht, die, welbe
schouwd, uit den booze is.
En laat ik er ook nog even op
mogen wijzen, dat het feminisme
zooveel recht van bestaan heeft, is
toch waarlijk onze eigen schuld. Wij
hebben wetten gemaakt, die met de
eenvoudigste rechtvaardigheid in strijd
zijn. Als een man, optredende in
hoedanigheid van beheerder van het
gemeenschappelijk bezit, goedvindt,
alles te verkwisten ten behoeve van
zijn eigen treurige genotzucht, dan
staat de vrouw machteloos; geen
rechtbank zal haar in bescherming
nemen. Een werkzame, vrouw die
gezegend is met een luibak van een
echtgenoot, kan niet verhinderen dat
hij zelfs het door haar verdiende aan
de huishouding onttrekt; de man
daarentegen kan haar alle beschik
king over geld en goed ontnemen.
En zoo zijn er tal van wetten, die
haar aan de grofste willekeur onder
werpen.
Is het wonder, dat die toestand tot
verzet aanspoort? Kan men het de
vrouwen euvel duiden, dat zij gele
genheid zoeken om aan de wereld te
toonen over welke krachten van hand
en van hoofd zij beschikken, ten einde
het onrecht, aan haar gepleegd, hel
der te doen uitkomen
Nu zijn er mannen, die zeggen
Komaan, laten wij tot een vergelijk
trachten te komen. Voor de vele
vrouwen, die door de omstandigheden
gedwongen zijn alleen zich een weg
door het leven te banen, zullen wij
een gepasten werkkring openlaten,
en als er zijn, die door geestesgaven
boven velen uitmunten, zullen wij
geen misbruik maken van ons over
wicht om haar van de mededinging
uit te sluiten. Ook zijn wij bereid,
de wetboeken eens duchtig onder han
den te nemen en daarin datgene te
verbeteren, wat aan de rechten der
vrouw afbreuk doet. Maar voor het
Naab het Bngelsch
van
HUGH CONWAY,
6)
»En welken dag wenscht gij voor
de begrafenis vast te stellen, Mr.
Wrey?" vroeg de procureur, nadat
hij het weinige, wat er omtrent den
bijna plotselingen dood zijner cliënte
viel mede te deelen, vernomen had.
"Welken dag ik wensch vast te
stellen?"
"Ja. Indien gij het soms niet weet,
kan ik u mededeelen, dat gij, tenzij
Mrs. Blatchford de laatste maanden
wat trouwens zeer onwaarschijnlijk is,
I daar we haar volle vertrouwen geno
ten volkomen tenzij zij een
nieuw testament heeft vermaakt, de
executeur zijt."
"Ik?"
"Ja, gijen ik kan er bijvoegen,
voor een belangrijk bedrag erfgenaam
ook. Onze cliënte was een vreemde
vrouw, Mr. Wrey vreemd en exen-
triekmaar helder van hoofd vol
komen helder."
"Dat zal niemand, die haar kende,
betwijfelen."
"Neen gelukkig misschien, voor
u neen. Het testament bestaat in
duplo. Een afschrift ervan zult gij
in haar bureau vindenhet oorspron
kelijke is op m'n kantoor. Voor den
vorm deedt gij beter dat gij de bloed
verwanten ofschoon het maar zeer
verre zijn opriept."
"Ik weet zelfs hunne namen niet,
dus moet ik dat alles aan u overlaten,
Mr. Harding."
"Dan zal ik u een'lijst zenden. Zoo
gij wenscht dat ik overkom om aan
m'n arme cliënte ik mag wel zeg
gen vriendin, de laatste eer te be
wijzen, zou de Zaterdag mij zeer goed
schikken."
«Laat het dan Zaterdag zijn, zoo
het van mij afhangt," hernam Cuth-
bert, die verlangde alleen te zijn, om
over Mr. Harding's mededeeling kalm
na te denken.
Wat had dat alles te beduiden?
De raadselachtige en nadrukkelijke
woorden van den rechtsgeleerde de
belofte door hem aan de stervende
vrouw gedaan, en op den achtergrond
de verzegelde brief? Hij dacht er
lang ernstig en met inspanning over
na. Hij vermoedde dat de doode hand
den eenen of anderen last oplegde, en
verlangde te weten wat het wezen
mocht, daar hij gevoelde, dat niets
zwaarder kon wezen dan de onzeker
heid, waarin hij de vijf dagen zou
verkeeren, welke nog moesten ver-
loopen, vóór hij dien geheimzinnigen
brief mocht openen. Maar herhaaldelijk
nam hij zich plechtig voor, dat hij,
als eerlijk man, de wenschen der over
ledene vrouw volkomen zou uitvoeren,
ofschoon hij snakte naar den dag,
waarop hij zekerheid zou verkrijgen
omtrent hetgeen er van hem verlangd
werd.
Eindelijk kwam die dag. Hij had
Mr. Harding's raad gevolgd, en de
neven, die den naam Blatchford droe
gen, en neven, die andere namen
droegen, uitgenoodigd naar Oversea
te komen. De predikant leidde, zooals
hij aan zijn rijkste gemeentelid ver
schuldigd was, de plechtigheid, welke,
terwille van hen, die van verre moesten
komen, zoo laat gesteld was als het
daglicht maar eenigszins toeliet. Na
afloop der begrafenis verzamelden zij,
die er aan deelgenomen hadden, zich
in de groote eetzaal van "De Eolly,"
en Mr. Harding las het testament.
Het was kort zeer kort. Zoo een
der hoorders een stille hoop had, kon
hij die slechts zoo lang koesteren, als
het lezen van vijftig regels schrift
van een notarisklerk op een vel ge
zegeld papier duurde. De erflaatster
hield niemand lang in spanning. Eerst
kwamen enkele ruime, maar niet over
dreven legaten aan oude dienstboden,
vervolgens een paar aan liefdadige in
stellingen, en dan terwijl de meest
stoïcijnsche van de naastbestaanden zijn
adem inhield of onrustig op zijn stoel
heen en weer schoof kwam de
hoofdzaak: «Mijn geheel overig ver
mogen en eigendom, roerend en on
roerend goed, vermaak ik aan mijn
waarden vriend,den Hulpprediker Cuth-
bert Wrey, dien ik tevens tot den
eenigen uitvoerder van mijn laatsten
wil benoem." Dat was alles; zoo
duidelijk, zoo eenvoudig, dat ook de
minst ontwikkelde het volkomen kon
begrijpen. Op de voorlezing ervan
volgde geen blijk van teleurstelling,
geen uitroep, geen hartstochtelijk of
ergerlijk tooneel. Geen der neven was
ijdel genoeg geweest om te denken,
dat hij meer kans had, dan de anderen,
en ieder had de troost te weten, dat-,
zoo hij niets kreeg, zijne bloedver
wanten in hetzelfde geval verkeerden.
Allen waren op eene teleurstelling
voorbereid. Reeds gedurende een reeks
van jaren had Mrs. Blatchford zich
weinig met haar familie ingelaten. Zij
had het van haar plicht geacht, geen
familie-lid, dat in nood zich met een'
bede om hulp tot haar wendde, met
ledige handen weg te zendenmaar
geen hunner was zoo dwaas geweest
te denken, dat hij een gedeelte van
haar vermogen zou erven. En zóó
was ten slotte de Eerw. Cutlibert
Wrey de meest verbaasde van het
geheele gezelschap.
Hij scheen geheel van zijn stuk.
Hij hoorde nauwelijks de half gefluis
terde gelukwenschen van den rechts
geleerde, en evenmin die van den
ouden Predikant, welke met luide
stem uitgesproken werden. Hij boog
werktuigelijk, toen de meeste neven