NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 17. Zaterdag 27 Februari 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BUITENLAND. BINNENLAND. Feuilleton. Mrs. BlatcMM's uiterste wil. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. AD VERTENT1ËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Er schijnt thans niet meer aan getwijfeld te kunnen worden, dat in zake de Kreta-quaestie het begin van het einde er is. Het initiatief van een besliste handeling gaat uit van de Engelsche regeering en van de Rus sische, maar op den grondslag, die eigenlijk reeds vroeger is aangegeven door den Keizer van Duitschland. Lord Salisbury in het Hoogerhuis en Balfour in het Lagerhuis hebben gis ter mededeeling gedaan van een tele gram, dat door de Engelsche regee ring aan haar gezanten bij de ver- eenigde mogendheden is gezonden. Dit telegram is van den volgenden inhoud »Wil aan de regeering, bij welke gij geaccrediteerd zijt, mededeelen, dat wij ons voorstellen de volgende verklaring af te leggen nopens onze politiek Wij gelooven dat de volgende pun ten in overeenstemming zijn met de opvattingen der verbonden mogend heden le invoering van de administratieve autonomie van Kreta, als de nood zakelijke voorwaarde voor het doen eindigen van de internationale be zetting; '2e onder het voorbehoud, sub 1 bedoeld, moet Kreta een gedeelte blijven vormen van het Turksche rijk 3e aan Turkije en Griekenland zou door de mogendheden kennis moeten gegeven worden van dit besluit: 4e als een van deze beide mogend heden beslist weigert, wanneer het van haar geeischt wordt, haar mili taire krachten terug te trekken, zouden de mogendheden den weigerenden staat er met geweld toe moeten brengen." Lord Salisbury vestigde in het Hoo gerhuis in 't bijzonder de aandacht op de woorden in de laatste alinea: «wanneerditvan haar wordtgeeischtcc deze woorden golden hoofdzakelijk Turkije, waarvan men niet kon ver langen, dat het onmiddelijk al zijn troepen van Kreta zou terugtrekken, maar toch is dit terugtrekken der Turksche troepen een noodzakelijke voorwaarde voor de autonomie op het eiland. Er moet op Kreta een toestand worden geschapen, als op Samos; er moet daar evenals hier slechts zulk een Turksche troepen macht blijven, dat zij niets kan uit voeren, doch alleen als bewijs dient van de Turksche suzereiniteit. Maar de tegenwoordige troepen van Turkije op Kreta moeten terstond vertrekken, zoodra de autonomie maar eenigszins is gevestigd. Wat de Grieksche troepen aangaat, zeide lord Salisbury verder op voor- zichtigen toon, de mogendheden zullen eischen, dat deze vroeger terugge trokken worden. Verder meende de eerste minister, dat deze politiek ge- wenscht wordt door allle mogend heden, maar hij kan daarvan onmoge lijk iets zeggen, alvorens de beslissing der mogendheden in elk onderdeel volkomen bekend is. Nog beslister schijnt Rusland in het Kreta-vraagstuk te willen optreden. De regeering te St.-Petersburg gaat thans, naar zij meedeelt, geheel mede met de positie door Duitschland inge nomen, en zij heeft het daarom noodig geacht aan Griekenland den eisch te stellen, dat het zijn vloot en zijn troepenmacht binnen drie dagen terug- roepe. Geeft Griekenland hieraan geen gehoor, dan zal Rusland overgaan tot de scherpste maatregelen, waarvan de eerste zou zijn de blokkade der Griek sche havens, welke Rusland evenals Duitschland zich heeft voorgenomen. De Russische regeering zegt, dat zij geenszins alleen zal staan; Frankrijk zal eensgezind zijn met Rusland, Duitsch land en Oostenrijk zullen met dit ultimatum en deze maatregelen in stemmen; zij alle zullen in geen geval den Europeeschen vrede in gevaar laten komen. In een ander opzicht zijn de mogendheden het verder eens, n.l. dat, als de Grieken Kreta hebben ontruimd, in de eerste plaats de rust moet worden hersteld op het eiland en dat vervolgens onder bescherming van de mogendheden en met behoud der suzereiniteit een schijngezag! van Turkije, de autonomie moet worden ingevoerd. Dus eigenlijk het zelfde als ook Engeland wilnoch Griekenland, noch Turkije als feitelijke meesters op Kreta, maar in schijn de «ongeschondenheid" van het rijk des Snltans gehandhaafd. Ook van andere zijde, uit Berlijn bijv., komen dezelfde berichten van een vast besluit der mogendheden. Men schijnt te meenen, dat er nu lang genoeg getalmd is. De Nordd. Allg. Zeil. verneemt o. a. uit Weenen, en schenkt geloof aan het bericht, dat de mogendheden het nu hier over eens zijn geworden, dat de ge zanten te Konstantinopel zullen be ginnen met aan de Porte kennis te geven van het voornemen der mogend heden om vrede en orde te herstellen op Kreta, in naam van Turkije. Aan Griekenland zal men dezelfde kennis geving zenden met bijvoeging van den eisch, dat de Grieksche troepen Kreta ontruimen. Men ziet, dat het ernst begint te worden, ernst voor Griekenland in de eerste plaats. Het is de politiek van Duitschland, welke allengs de overhand neemt, of liever de politiek van den Duitschen Keizer, die nooit heel vriendelijk gezind was tegenover de Grieksche actie op Kreta, en die thans, volgens de Timestot tweemaal toe den Sultal een telegram zond, waarin hij dezen van zijn vriendschap verzekerde en hem zijn steun toezei. Het is thans maar de vraag, wat Griekenland nu zal doen. Er worden daaromtrent verschillende gissingen gemaakt. Naschrift. Volgens den cor respondent te Weenen van de Daily Chronicle zouden de mogendheden de betrekking van gouverneur generaal van Kreta willen opdragen aan den Oostenrijkschen minister van financiën, de heer Von Kalley. Volgens een telegram gisteravond om negen uur van Athene verzonden, wordt het bericht bevestigd, dat de koning en het ministerie besloten zijn om de tot dusver gevolgde politiek zonder aarzelen door te zetten. De publieke opinie keurt het volhouden van het verzet goed. Eenige feiten toonen duidelijk aan door welke gevoelens de bevolking na het bombardement wordt bezield. Zoo is een verzoekschrift geteekend, waarbij het stedelijk bestuur verzocht wordt geen vreemdelingen in de boven stad toe te laten. Eenige logement houders weigeren onderkoiITBh»- en voedsel, vooral aan Duitschers. Door dr. Kuyper zijn een 5-tal amendementen voorgesteld op het wetsontwerp tot oprichting van Ka mers van Arbeid. Het eerste betreft de ontbinding en opheffing dier Kamers. Tot toelichting zegt de voorsteller Opheffing treft, over de leden der Kamers heen, de kiezers die aan de ongeoorloofde handeling (tengevolge waarvan eene Kamer van Arbeid wordt opgeheven) geen deel hadden. Daarom schijnt het den voorsteller billijk, dan eerst tot opheffing over te gaan, indien de kiezers blijk geven het gepleegde verzet te steunen. Alleen ontbinding kan doen uitkomen, of dit metterdaad het geval is. Een uitweg, te meer aan te bevelen, omdat het verzet der Kamer van zeer enkele stemmen kan afhangen en zelfs de vervanging van een lid het verzet kan breken. Het tweede amendement beoogt, om niet te veel invloed toe te ken nen aan allerlei geldschieters en finan- cieele specialiteiten, die geheel buiten den arbeid staan en nochtans onder »de mannen van don arbeid" in de wet zijn opgenomen. Het derde amendement heeft ten doel, om aan de Kamer van Arbeid de bevoegdheid te geven voor elk der bedrijven of onderdeelen van bedrij ven, in haar midden vertegenwoordigd, vaste commissiën te benoemen, samen gesteld uit een gelijk aantal patroons en werklieden, die het recht hebben adviezen van deskundigen overarbeids- aangelegenheden in te winnen. Het vierde amendement strekt, om bij Koninklijk besluit een bureel aan te wijzen, aan hetwelk do Kamers van Arbeid de door haar verzamelde inlichtingen hebben op te zonden. Door dit bureel worden de inlichtin gen preriodiek geordend en voor zoo ver zij daarvoor geschikt blijken, openbaar gemaakt. Het vijfde amendement geeft aan de Kamers van Arbeid de bevoegdheid, rr.ededeelingen omtrent hetgeen in de vergadering der Kamer verhandeld en besloten is, aan de dag- en weekbla den te doen. -Nu er in Duitschland niet ten onrechte zooveel werk wordt gemaakt van de plechtige herdenking op 2:2 Maart a.s. van den geboortedag van wijlen Keizer Wilhelm I, mogen wij Nederlanders, zegt het v. Z.-IL, niet achterblijven in de herinnering van een dergelijken datum, in 's lands historie niet minder belangrijk. Het zal namelijk den 28en Febr. e.k. 100 jaren geleden zijn, dat de boezem vriend van Wilhelm I, wijlen prins Frederik der Nederlanden, te Berlijn geboren werd. Alleen reeds het roemrijk aandeel, dat prins Frederik nam aan de veld slagen van Quatre Bras en Waterloo, glorierijke dagen, die nog onlangs door kolonel F. de Bas in zijn be langrijk werk «Prins Frederik der Nederlanden en zijn tijd" (25e en 26e all.), uitvoerig beschreven werden, Naab het Engelsch van HUGH CONWAY. 9) Na dien verschenen de advertenties slechts bij tusschenpoozen in de nieuws bladen. Nog huiverde Cuthbert zijn koninkrijk te aanvaarden. »Ik zal nog een jaar wachten,'' zeide hij. «Dan zal ik rechtsgeleerde zijn. Indien hij zich tegen dien tijd opdoet, zal ik beproeven als advokaat in m'n onderhoud te voorzien; maar meldt hij zich niet aan, dan moet ik het er voor houden, dat hij dood is. Binnen den bepaalden tijd werd hij tot advocaat bevorderdmaar hij trad nooit vóór eenige rechtbank als pleit bezorger op. Ralph Blatchford had nog niets van zich laten hooren, en Cuthbert besloot in het volle genot van zijn op zoo zonderlinge wijze ver kregen rijkdom te treden. HOOFDSTUK IH. Tien jaren zijn sedert verloopen. Het is thans het midden van Augustus, en het Parlement heeft eenigen tijd vacantie genomen. Het lid voor Blacktown heeft zich naar zijm land goed begeven, om enkele weken in volstrekte rust in den huislijken kring door te brengen, want niettegenstaande het openbare leven jnist niet zeer be vorderlijk is aan het aankweeken van huiselijke deugden, is hij toch een man, die het leven in den hniselijken kring op hoogen prijs stelt. Hij is nog jong, heeft veel zelfvertrouwen, stelt zich tevreden met zijn tijd af te wachten, daar hij zich bewust is, dat, als die gekomen is, hij hem zal weten te ge bruiken. Ja, Cuthbert Wrey, het lid voor Blacktown, is niet alleen een eerzuchtig man, maar ook een, die tot hiertoe succes heeft. Hij heeft nu omstreeks zeven jaren zitting in het Parlement, en ofschoon hij daarin ook nog in het tweede ge lid staad, begint zijn naam toch reeds bekend te worden. Men luistert naar hem, en, wat meer zegt, zijne redevoe ringen worden menigmaal in haar geheel afgedrukt. Hij heeft meer dan eens den spijker op den kop geslagen, en men weet dat hem, als zijn' partij eenmaal aan het roer komt, een post bij de regeering niet ontgaan kan. Hij heeft het recht niet voor het oogenblik meer te verwachten. Cuthbert is, sedert wij voor de eer ste maal kennis met hem maakten, ietwat veranderd. Ofschoon de ver loopen jaren hem in vele opzichten in zijn voordeel ontwikkeld hebben, draagt zijn uiterlijk toch de sporen van zwaren arbeid. Zijn haar is met grijs doorsprenkeld, en het nadenken heeft diepe voren in zijn breed voor hoofd gegravenmaar hij ziet er kloek en sterk genoeg uit, om voor eenigen lichamelijken of geestelijken arbeid en vermoeienis niet terug te deinzen. Hij is een recht, krachtig gebouwd man, met een ernergiek maar aange naam gelaat, die in hooge mate de gave bezit, het vertrouwen, niet slechts van één of twee personen, maar van een groote menigte te winnen. Zijne partij beschouwt hem dan ook als één der meest vertrouwde en beste leden, waar het geld voor eene groote schare het woord te voeren. Hij spreekt goed en gemakkelijk; zijn' logica is eenvoudig en gaat recht op het doel af; hij bezit een' groote ge vatheid, en redeneert daarenboven uit volle overtuiging. Hij telt thans één en veertig jaren uit een politiek oogpunt derhalve nog zeer jong; en zoo Cuthbert Wrey, terwijl hij in de schaduw van zijn geliefkoosden boom zijn' morgensigaar rookt, in de naaste toekomst de aangenaamste gebeurlijk heden ziet, wie kan er zich over ver bazen Mrs. Blatchford had, in weerwil van haar groot vermogen, geen andere woning, dan «Barnes' Folly" bezeten. Cuthbert had ze niet betrokken; zij was evenwel nog zijn eigendom, en stond als altijd leeg. Hij had een' kleine bezitting in het westen van Engeland gekocht; ddór woonde hij als het Parlement niet vergaderd was. Het was niet veel meer, dan een klein landhuis, met goed onderhouden tui nen en een klein park. Het lag niet in zijn' bedoeling als een magnaat van het graafschap op te treden. De eervolle plaats, welke hij innam, had hij veroverd te midden van het rumoe rige stadslevenmaar hij had zijne woning en hen, die ze bevolkten, lief. Hij zat op zijn gemak een' courant van den vorigen dag in te kijken. Daar hij op eenigen afstand van een' stad met postkantoor woonde, ontving hij slechts eenmaal per dag brieven. Als de couranten geen verslag van debatten gaven, boezemden zij hem maar flauwe belangstelling in. Het weder was zoo schoon, dat hij maar weinig neiging tot werken gevoelde, niettegenstaande hij wist, dat in huis i een stapel brieven op hem lag te wachten. Zooals hij daar onder den

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1