NIEUWE
ISlr Nieuws- en Advertentieblad NÉT
voor de Provincie Utrecht.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
No. 23.
Zaterdag 20 Maart 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
F euilleton.
Mrs. BlatclriTs uiterste wil.
15>
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTlfiN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De toestand in Griekenland wordt
thans ernstig, zeer ernstig. Aan den
eenen kant schijnen de mogendheden
vast van plan om tot de blokkade
over te gaan, zij het dan eerst alleen
van de kusten van Kretaaan den
anderen kant blijken de Grieken vast
besloten, niet alleen om te volharden
in hun tegenstand, maar zelfs om
over te gaan tot een aanvallende
houding.
Dat blijkt ten duidelijkste uit het
navolgend telegram
De Grieksche regeering heeft
heden in beginsel besloten out Turkije
den oorlog te verklaren.
Misschien was deze gebeurtenis te
verwachtenwij hebben in de laatste
dagen genoeg gehoord van de geest
drift der Grieken, van de volharding
in hun eischen, van hun oflervaardig-
heid. Maar uit dit telegram en
de Indépendance Beige ontving gister
en een soortgelijk valt op te maken,
dat Griekenland, wel verre van zich
te laten verschrikken door de bedrei
ging met een blokkade of door een
gewapende tusschenkomst der mo
gendheden, meer dan ooit besloten is
om weerstand te bieden. Er zijn nog
meer teekenen, dan deze telegr ammen
van goed ingelichte personen, die
daarop wijzen. Kolonel Vassos, die
totnogtoe zich ophield met zijn troe
pen aan de kuststreek van Kreta,
heeft zich verder teruggetrokken naar
het bergachtige binnenland, waar de
passen en kloven en holen van Sphakia
hem tot beter versterking dietren dait
de beste door mensclren gebouwde
vestingen.
Dit feit is van meer belang dan
het wellicht schijnt bij den eersten
oogopslager blijkt sterker uit dan
uit vele beoogingen en vele groote
woorden, dat de Grieksche troepen
niet van plan zijn Kreta te verlaten.
In de «Witte Bergen", van Sphakia,
waar de Muzelmannen reeds zoo
menige neerlaag hebben geleden, waar
zoovele schedels liggen te bleeken
van Turksche soldaten, vinden de
Grieksche troepen niet alleen be
scherming door de natuur, maar leven
zij in het midden van de hechtste
vrienden van Griekenland, van de
meest verbitterde vijanden van Turkije.
Maar nog uit iets anders blijkt, dat
Griekenland niet alleen denkt aan pas
sieven tegenstand, maar ook van plan
is, in het uiterste geval misschien,
aanvallenderwijze op te treden steeds
meer troepen gaan naar Thessalië,
ook de generale staf moet reeds der
waarts gezonden zijn, en het vertrek
van den kroonprins naar de grenzen
wordt alleen nog maar van dag tot
dag, van uur tot uur wellicht uitge
steld, omdat door zijn komst in het
Grieksche leger aan de grenzen on
vermijdelijk de strijd moet uitbreken.
Zal het nu inderdaad tot een oor
log komen? Meer dan ooit lijkt dit
nu waarschijnlijker. Het gaat in de
Oostersche quaestie hard tegen hard.
Het kleine, moedige, geestdriftige
Hellas stelt zich teweer tegenover «Ie
reuzenmacht der zes groote mogend
heden, die naar niets anders luiste
ren dan naar de wijsheid eener koel-
beraden politiek. Misschien gaat dat
bij alle niet van harte, misschien
zouden de zoogenaamde «par lemen
taire" staten; Engeland, Frankrijk,
Italië, liever wat meer consideratie
gebruiken met Griekenland, en uit
de wekenlange weifelingen van de
groote mogendheden valt op te maken,
dat het Europeesch concert niet zoo
harmonieus gestemd is, als wel ge
seind wordt, maar zeker is het,
dat de mogendheden zich thans bezig
houden met militaire toebereidselen.
Van Oostenrijk, zegt men, vertrekt
het 87e regiment infanterie uit Gratz
naar Kreta; van Italië gaan twee
bataljons van Florence derwaarts;
lord Salisbury heeft met den hertog
van Cormaught den commandant van
het permanent kamp te Aldershot,
gesproken over het Britsche contin
gent voor het eiland, en voor de zen
ding der Fransche troepen worden
toebereidselen gemaakt.
Wat deze toebereidselen tot de be
zetting door de mogendheden aan
gaat, deelt een Heuler-telegram uit
Weenen mee, dat, vóór de mogend
heden besloten waren om het eiland
te bezetten, een voorstel was gericht
tot Frankrijk en Italië, opdat deze
mogend heilen te zanten de taak der
pacificatie op zich zouden nemen,
door er een gemengd legerkorps van
20 a 25 duizend man heen te zenden.
Dit voorstel werd afgewezen, en men
nam liet plan om het eiland te be
zetten door zes detachementen van
600 rnan ieder. Eigenaardig genoeg
dalen daardoor de bezettingstroepen
van ongeveer 25.000 op ongeveer
2500 man. Insgelijks wordt uit Wee
nen bericht, dat, nu men aan het
Deensche hof er niet aan denkt om
een prins beschikbaar te stellen als
gouverneur-generaal van Kreta, een
Franschrnan tot stadhouder van het
eiland zal worden benoemd.
Een enkel woord over de autono
mie. Volgens den corr espondent van
de Times te Kanea, weten de Muzel
mannen op Kreta nog niet, wat men
onder dat woord verstaat; als zij te
weten komen, hoe de autonomie mee
brengt, dat de Tur ksche troepen het
eiland verlaten, is het te vreezen,
dat er nieuwe tioebelen uitbarsten.
Daarom, voegt de Engelsche corre
spondent er bij, is er een aanzien
lijke krijgsmacht noodig op het eiland,
zoodra de autonomie wordt geprocla
meerd.
Nadat het bovenstaande was ge
schreven, komen er nadere berichten
over den toestand in Griekenland. In
den ministerraad is de tegenwoordige
positi der regeering besprokenmen
was van meening, dat toegeven aan
de eischen der mogendheden tot revo
lutie zou voeren. Mochten daarom
de mogendheden tot dwangmaatrege
len overgaan, dan zal terstond de
oorlogsverklaring aan Tur kije volgen.
Een wetsontwerp zal worden inge
diend, volgens hetwelk de regeering
gemachtigd wordt tot een patrioti-
sche leening van 40 miloen drach
men en tot het inhouden van 10 pet.
van de salarissen der staatsambte
naren.
Het leger van Thessalië zal in twee
divisies worden verdeeld, onder gene
raal Makris en kolonel Mauromichalis.
Het opperbevel zal in handen van
den kroonprins berusten, wiens ver
trek naar de grenzen reeds op gis
teravond was vastgesteld Het hoofd
kwartier zal te Larissa gevestigd 2ijn.
Het Grieksche leger in Thessalië
wordt geschat op 47,000 man, dat
in Arta en Epirus op 22,000 man,
in 't geheel zullen er 90,000 man
onder de wapenen zijn.
En nog steeds komen vrijwilligers
toestroomen. Gisterochtend trokken
2000 Grieksche str ijders uit Bulgarije
met wapperende banieren en schet
terende muziek voorbij het koninklijk
paleis, onder het gejubel des volks
liet begin van een vreemden legioen
is er reeds: 75 Italianen hebben een
vrij-korps gevormd onder Kyprianis,
en een gepensioneerd Italiaansch over
ste is met tal van andere vrijwilligers
op weg.
Zoo wijst alles er op, lat een tijd
van groote spanning is aangebroken,
dat wellicht een dier momenten in
de wereldgeschiedenis voor de deur
staat, welke niet weer vergeten wor
den. Zal het nog aan de diplomatie
gelukken den vrede te handhaven,
bloedvergieten te voorkomen? Wel
licht, maar wij twijfelen. Intusschen,
thans kan elke dag een verrassing
brengen.
Een merkwaardig Heuler-telegram
is uit Athene verzonden. Volgens
dat telegram zou tot een blokkade
der havens van Kreta nog niet be
sloten zijn, en is zelfs het vertrek der
Russische troepen, voor het eiland
bestemd, uitgesteld.
Indien dat zoo is, wordt de weife
lenden staatkunde der mogendheden
verder voortgezet, en kan een ont
knooping zich weer eenige dagen
langer laten wachten. Want zoolang
de mogendheden geen dwangmaat
regelen nemen, zal denkelijk Grieken
land niet den oor log verklaren aan
Turkije.
Doch dit telkenmale terugdeinzen
voor de uiterste maatregelen van den
kant iler mogendheden bewijst wel,
dat de geestdrift en de volharding
in Griekenland indruk maken.
Blijkens de aankondiging in de
Staatscourant van 6 Maart j I. No.
55, zal dit jaar het toelatingsexamen
tot liet Reser vekader worden gehou
den op 21 Juli en wel te Amsterdam,
Arnhem, Assen, Breda Deventer-,
's Gravenhage, Groningen, den Heidei,
Leeuwarden, Maastricht, Middelburg,
Utrecht en Gonnchein,
Jongelieden, die geen aanspraak-
hebben op vrijstelling van dat examen
en het op prijs stellen tot het Reser
vekader toe te treden, moeten zich
vóór den 21sten Juni e k. tot deel
name aan het bedoelde examen heb
ben aangemeld bij den Hoofdoüicier
voor het Reservekader. Die aanmel
ding geschiedt door de inzending van
een Kennisgeving Model A" met
de daarbij behoorende stukken
De gelegenheid tot het afleggen
van het bovenvermelde examen wordt
slechts éénmaal per jaar opengesteld.
Velen reeds ondervonden in vorige
jaren teleurstelling, wijl zij hadden
verzuimd zich tot deelname aan dat
examen tijdig aan te melden.
Ieder, die in den loop van 1897
zeventien jaar wordt, en die niet
ouder is dan vierentwintig jaar, kan
Naab het Ewselbch
van
HUGH CONWAY.
In vroolijke stemming kwam hij ook
weder thuis. Zijn aanval op den
Minister van Binnenlandsche Zaken
was volkomen geslaagd. Zijn' houding
jegens Marion, die er nog afgemat en
zwak uitzag, was nooit hartelijker
geweest. Zij voelde zich geheel ver
bijsterd.
Na het diner wilde hij nog een' ver
gadering gaan bijwoonen. Zij kon de
gelegenheid niet ongebruikt voorbij
laten gaan. Zij ging in een lagen
stoel naast hem, haar lievelingsplaats,
zitten.
«Moet je van avond nog naar het
Huis, Cuthbert?»
"Ik weet van geen "moeten». Ik
meende te gaan, maar de zaak, welke
aan de orde is, is niet gewichtig. Zoo
je je niet wel gevoelt, m'n lieveling,
zal ik bij je blijven. Hij kuste haar
zoo hartelijk, dat zij zich overtuigd
hield, dat het niet geveinsd kon we
zen, en verbaasde zich hoe langer hoe
meer. »Wat zijn je lippen koud,»
zeide hij. »Ja, ik zal van avond bij
je blijven.»
Zij dankte hem, maar wachtte een
oogenblik, als in gedachte verzonken,
eer zij verder sprak.
«Cuthbert," zeide zij eindelijk zacht
maar ernstig, »mag ik je een' kleine
geschiedenis uit het werkelijke leven
vertellen?»
Hij keek haar aan, en was overtuigd,
dat zij met haar verzoek iets ernstigs
bedoelde.
»Zeker»,» klonk zijn antwoord.
Zij spande zich in om kalm te zijn,
maar haar hart klopte en haar hand
beefde, toen zij het gebroken gouden
kruisj e uit de enveloppe kreeg en het
in zijn' hand legde. Hij bekeek het
en vestigde vervolgens nieuwsgierig
zijn blik op haar.
»Dat werd mij jaren geleden gege
ven,» zeide zij zoo kalm mogelijk,
»door den man, die m'n echtgenoot
was, of die, zooals ik meende, m'n
echtgenoot was.»
Cuthbert sprong overeind.
»Wacht een oogenblik, Marion,»
riep hij. »Daar heb ik niet naar ge
vraagd, en behoef het niet te weten.
Maar indien je 't me wilt mêedeelen,
doe het dan met je hand in de mijne,
want ik zweer je, dat, wat je me ook
moogt verkiezen mede te deelen, het
geen' verandering tusschen ons zal
teweegbrengen.
Zijn' stem klonk even hartstochtelijk,
als toen hij haar voor de eerste maal
zijn' liefde verklaarde.
Zij begreep hem niet. Zij keek
hem bijna droomerig aan, maar legde
haar hand niet in de zijne.
«Neen, Cuthbert,» hernam zij. »Ik
wensch je een' vraag te doen. Sta
me toe, dat ik je die op mijn ma
nier doe.»
Hij zag dat het haar ernst was, en
hoorde haar met klimmende vrees aan.
»Ik was nog maar een meisje," ging
zij kalm en met ter nêer geslagen
oogen voort »een meisj e van twin
tig jaar. Hij verzekerde me, dat hij
me beminde. Hij was jong, en ik
vertrouwde, dat hij terwille van mij
z'n levenswijze zou veranderen. Ik
trouwde met hem. Ik was enkele
maanden gelukkig daarna leerde
ik hem kennen, zooals hij werkelijk
was een schaamtelooze leugenaar,
een lafaard, een zwendelaar. Toen
hij me jaren later meededeelde, dat
ik niet eens z'n vrouw was dat
hij me zelfs hierin bedrogen had
klopte toch, in spijt van de schande,
m'n hart van vreugde sneller. Hij
kon geen' aanspraak meer op me
maken. Deed ik er verkeerd aan,
m'n Cuthbert, je hand aan te nemen?
Ik had niets misdaan, waarover ik me
behoefde te schamen; men had zich
tegen mij bezondigd. M'n stilzwijgen
moet je op de gedachte hebben ge
bracht, dat er iets veel ergers was
gebeurd. Thans zal ik je je brief
geven.
Cuthbert was zeer ernstig geworden.
"Waartoe deel je me dat alles mede,
Marion?» vroeg hij. »Ik moest na
tuurlijk wel iets dergelijks vermoeden.
Maar waarom vertel je me dat nu?
Ik vroeg er je nooit naar; ik verlangde
nooit het te weten.»
Hij had er niet op gelet, dat zij
melding had gemaakt van een brief,
en hij zou ook niet geweten hebben,
wat zij daarmee bedoelde. Thans
haalde zij hem voor den dag.
»M'n echtgenoot,» zeide zij op
droeven toon, hem de enveloppe over
handigende, »het kan nimmer wéér
tusschen ons worden zooals het was
vóór je dezen stap deedt. Zoo er
twijfel in je op rees, waarom me dan
niet gevraagd. Waarom heb je dan
geen onderzoek gedaan hij Mijnheer
Maye? Ik zal je geen' verwijten doen,
maar je hebt beide mij en je zeiven
vernedert.»
Hij nam den brief in stomme ver
bazing aan. Dat er tusschen hem en