NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad IÉT
voor da Provincie Utrecht.
Uil Amerika naar Bolland.'
No. 62.
Woensdag 4 Augustus 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VKRSCH1.IM WOENSDAG EN ZATERDAG.
Slachtoffers van den arheii
F euilleton.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Dezer dagen heb ik iets gelezen,
dat mij bijzonder trof. Ik wil trach
ten, mijn indruk onder woorden te
brengen.
Het was een fragment uit het jaar
verslag van den arbeids-inspecteur in
de Ie inspectie, den heer dr. H. F.
Kuiper, wiens ambstgebied de pro
vinciën Noordbrabant en Limburg
omvat. Het stuk werd in eenige
onzer dagbladen opgenomen, wegens
den boogen ernst van de zaak, die
er in besproken wordt.
In bet begin 1866, zoo schrijft
de inspecteur, trok een couranten
bericht mijn aandacht, volgens het
welk van een arbeidster in een luci
fersfabriek ten gevolge van phosphor-
nekrose, een gedeelte der kaak was
weggenomen. I)aar ik vóór dien tijd
geen bepaalde aanleiding bad ge
vonden om te vermoeden dat deze
vreesehjke ziekte ook in mijn inspectie
voorkwam, verwonderde mij dat be
richt zeer en stelde ik onmiddellijk
een onderzoek in, waarvan ik de
resultaten hier vermeld.
Eer ik verder ga, de beer in
specteur vertelt de dingen met groote
openhartigheid, en daarop kunnen
wij het feit van het niet vinden eener
aanleiding van het zeker vermoeden,
laten doorgaan. Niettemin, dat op
sommige industiieën die met gevaar
lijke stollen werken een uiterst scherp
toezicht allezins wenschelijk is, blijkt
ook weer hier. De ambtenaren, met
die taak belast, moeten alles weten,
de kleinste bijzonderheden niet uit
gesloten weten, welke stoffen ver
werkt worden, in welke boeveelheid
en op welke wijze; weten, wat er
gedaan wordt om de nadeelige ge
volgen tegen te gaan. Lucifersfa
brieken nu, zijn altijd verdacht. Men
herinnert zich misschien de crisis in
Frankrijk, waar de lucifersfabricage
een staatsmonopolie is er derhalve
de werklieden in dienst zijn van het
Rijkdaar hadden zich verschillende
gevallen van uitwendige vergiftiging
voorgedaan, in zoo sterke mate, dat
de werklieden, na te vei geels te heb
ben aangedrongen op betere inrich
ting der werkplaatsen en verandering
in de methode van bereiding, geza
menlijk liet werk staakten, liet heeft
toen eenigen tijd geduurd, eer de
zaak weer in orde kwam, en de arbeid
werd eerst hervat nadat op last der
Regeering was vastgesteld, dat geen
witte phosphor meer gebezigd zou
worden. Alzoo had ook hier een
onderzoek, vroeger gedaan niet naar
aanleiding van een courantenbericht,
maar op grond van de eiscben, aan
welke fabrieken van deze soort moe
ten voldoen, het kwaad ook vroeger
kunnen stuiten. Maar het schijnt nu
eenmaal een noodzakelijkheid te zijn,
dat eerst slachtoffers vallen vóór men
tot het inzicht van gevaar komt.
Laten wij er niemand hard over val
len, dat liet zoo is. In hetgeen volgt
vinden we een gedeeltelijke verklaring
van de late tusschenkomst des inspec
teurs.
Dat mij, zegt hij veel ver
borgen was gebleven, vond zijn ver
klaring in de vrees en achterdocht,
die mij bleken bij de betrokken werk
lieden te bestaan. Ook nu nog werd
ik daardoor voortdurend belemmerd
om den toestand volledig te leeren
kennen. Zoo had ik een vroegere
nekrose-patiënte bezocht en baai-
gevraagd mij nog eenige nadere bij
zonderheden te komen mededeelen,
maar zij berichtte mij, dat zij bij
nader inzien daartegen bezwaar had.
(Dat laatste is te begrijpen. Die
vrouw meende, misschien niet zonder
grond, dat het haar door de directie dei-
fabriek kwalijk zou worden genomen
als zij een bezoek bracht bij den
inspecteur. Ware omgekeerd deze
ten tweeden male tot haar gegaan,
om haar het noodige te vragen, onder
verzekering dat haar volstrekt geen
leed zou geschieden wanneer zij de
gevraagde inlichtingen gaf, en met
herinnering dat zij verplicht was dat
te doen, zij zou waarschijnlijk haar
bezwaren niet hebben volgehouden.)
De inspecteur heeft echter bij zijn
verder onderzoek gegevens in over
vloed ontvangen, en het zijn deze,
die ons liet recht geven hier van
«martelaren van den arbeid" te
spreken
Meerdere gevallen van phósphor-ne-
krose waren voorgekomen, vooral daar,
waar nog vrij veel witte phosphor en
tot een hoog gehalte in de pate ver
werkt wordt. (Juist als in Frankrijk:
een eerste maatregel zou dus moeten
zijn, gelijk daar een bereidingsmethode
verplichtend te stellen, die het gevaar
aanmerkelijk vermindert.) Van zeven
ernstige gevallen slaagde ik er in de
bijzonderheden te vernemenik ver
moed, dat minder ernstige gevallen
met spoedige genezing veelvuldig
voorkwamen, en dat zeer ernstige
door den dood aan mijn onderzoek
zijn onttrokken.
Welk een toestand
En als men het relaas van die
zeven gevallen leest, dan is er wel
alle reden om te vragenKan dat
zoo?
Er wordt, bijvoorbeeld, gesproken
van een vrouw, die herhaaldelijk was
geopereerdsedert zij 5 October
1896 met een zwaar verminkte kaak
en een gat in den mondhoek het
gasthnis verliet, had zij niet meer
m de fabriek gewei kt.
Wat er van haar geworden is
vernemen wij niet. Vermoedelijk
een voorwerp voor het armhuis.
Er wordt gesproken van een vrouw,
die na een lijden van 1'/» jaar, na
herhaalde operaties, hersteld is doch
afzichtelijk verminkt, nu weer
met haar man in dezelfde fabriek
werkt. De stumper heeft waarschijn
lijk nog beenderen overgehouden, die
door het afschuwelijk vergif kunnen
worden aangetast.
Een gehuwde vrouw had van haar
10e jaar in de fabriek gewerkt; nu
was zij er niet meer. Een groot deel
van de kaak alsmede een deel van
het been onder de oogholte was reeds
weggenomen, terwijl waarschijnlijk
nog een vierde operatie moest plaats
hebben na haar bevalling.
Nog een jong gehuwde vrouw
werkte pas sedert 1889 in de lucifers
fabriek ruim een maand na het
veriaten der fabriek openbaarde zich
cle ziekte, in 1895 werd zij voor
't laatst geopereerd. Nu reeds mist
zij het grootste gedeelte van de on
derkaak en de kans bestaat, dat de
ziekteverschijnselen zich zullen open
baren.
Is 't genoeg, lezers? 't Zijn anders
nog maar vier van de zeven, behalve
die, waarvan de dood de sporen heeft
uitgewischt.
Nu weet ge tenminste, wat uw
goedkoope Zweedsche lucifers,gemaakt
in Eindhoven en een paar andere
plaatsen in het Zuiden, eigenlijk
kosten.
We krijgen ook nog een medisch
advies, 't Is zeer de moeite waard
ook dat te lezen.
«De medicus, die mij inlichtingen
uit zijn zeer groote ervaring van deze
ziektegevallen verschaft," maar bij
den hemel! dan is het een kwaad,
dat reeds lang heelt voortgewoekerd,
want hoe zou die man anders aan
zijn «zeer groote" ervaring gekomen
zijn! En hij heeft maar trouw zijn
patiënten, diep beklagenswaardige
slachtoffers van ja, laat ik het
maar zeggen, van plichtverzuim aan
alle kanten gepleegdbehandeld,
zonder dat er iets van uitlekte? Nooit
er over gedacht om den inspecteur
eens te waarschuwen, zoodat deze
door een courantenberichtje, toevallig
gelezen, op het spoor der vreeselijke
waarheid moest komen?
Och, we zullen dat advies van den
medicus maar laten voor 't geen het
is. De gewone aandrang van een
scherp onderzoek van de nieuwe arbei
ders wellicht oin te berekenen
hoe lang hun kaken tegen de giftige
werking van het belsche goed bestand
zullen zijn? scherp medisch toe
zicht, op gezette tijden, op het ge
heele personeel, vooral wat het gebit
betreft, zooals ook in Duitschland
verplichtend is. Dan nog een wenk,
dat slechte woning, voeding en klee
ding de geschiktheid voor het op
doen der ziekte verhoogt, natuurlijk!
eindelijk, ja wacht, dat is meer
de opmerkzaamheid waard aanbevo
len wordt het verwisselen van klee-
ren, het zich reinigen en den mond
spoelen met oplossingen van cliloor-
kali of zoo iets.
Mag ik nu even mijn niet-medische
zienswijze daarnaast plaatsen?
De wetgever moet beslist verbie
den het gebruik van witte phosphor
in het deeg waarvan de luciferskop
pen worden gemaakt.
Gelasten, dat de werklieden bij hun
arbeid gedekt zijn door een geschikt
opperkleed, door de fabriek verstrekt,
dat daar wordt aangetrokken bij de
komst, afgelegd bij liet heengaan en
zoo vaak als liet noodig is, gewas-
schen.
Gelasten, dat de werklieden, alvo
rens de fabriek te verlaten, zicli in
een speciaal daarvoor ingericht lokaal,
hoofd en hals en handen flink was-
schen, met zeep.
Gelasten, dat zij tegelijkertijd flink
den mond spoelen en gorgelen met
een oplossing, door den geneesheer
voorgeschreven, door den fabrikant
verstrekt.
Gelasten, dat deze veranderingen
onmiddellijk, althans binnen een
maand na de afkondiging der wet,
ingevoerd moeten zijn.
Maar dat gaat niet zoo bij ons
In Rusland, ja, daar zou de Czaar
eenvoudig kunnen zeggenIk gelast.
Maar bij ons? In een land met vrije
staatsinstellingen? Geen denken aan!
Zoo'n wet moet eerst, gesteld dat de
Fidelis usque a<l mortem.
DOOE
BLACK.
19)
Ik meen daar een anderen liond te
zien.» Floor werd oud, en nu hebben
wij hem weggedaan en een jongen
hond in de plaats genomen,» ant
woordde de vrouw. »Zoo, en waar
is Floor dan gebleven» herhaalde
mijne meesteres. «O, die is doodge
schoten.» «Doodgeschoten, her
haalde mijne meesteres ontzet, die
trouwe houd, doodgeschotenWie
heeft dat gedaan?» Wel, antwoordde
de vronw weer, mijn man zei: Ver-
koopen wil ik hem niet. Ik wil niet
dat ze hem voor of onder een kar
afbeulen. Ik zal den jager laten roe
pen, die moet hem doodschieten. Die
heeft hem toen meêgenomen en dood
geschoten.» Stilzwijgend zonder groe
ten ging mijne meesteres heen en ik
liep op den terugweg te denken. Wat
die hond wel gevoeld zal hebben, toen
hij daar een laatsten blik wierp op
het buis zijns meesters, bet erf waarop
bij jaren lang trouw gepast bad, dat
bij aan een touw verliet, weggesleept
om doodgeschoten te worden. »Arme
Floor» boorde ik mijne meesteres
mompelen, arm dier, dat is dan bet
loon geweest voor uwe liefde en trouw.
Ja, de menschen kunnen geen trouw
waardeeren, zij kunnen die niet be
grijpen, omdat bet eene eigenschap
is, die zij missen, zeide zij in zich
zeiven. Toen mijn meester het hoorde
kon hij zich ook het hardvochtig ge
drag zijner buren niet begrijpen.
Nij gebeurde er iets, waardoor velen
een blaam op mijn karakter geworpen
hebben, zij scholden mij uit voor dief,
doch ik moet zeggen dat ik het mij
niet erg aangetrokken heb. In het
dorp woonde ook een kruidenier, daar
ging mijne meesteres dikwijls zelve
bestellingen doen, en dan ging ik
wel eens mede. Op zekeren avond
ging mijne meesteres er heen, en ik
vergezelde haar weder. Nu is het
altijd mijne gewoonte, daar ik zeer
ordelijk opgevoed ben, om als er iets
op den grond ligt, dat op te rapen.
Mijne meesteres liep naar huis terug.
Het was zeer donker en mijn meester
kwam haar te gemoet. «Wat houdt
die hond daar toch in zijn bek,» hoorde
ik hem vragen. »Wel niets, zoo ver
ik weet,» zeide mijne meesteres. »Kom
eens hier Black» riep mijn meester.
Ik kwam naar hem toe en zette een
kistje sigaren voor hem neder. »Hoe
komt die hond daaraan, waar zijt gij
geweest?» «Wel, bij den kruidenier,
waar ik een en ander besteld heb.»
Zij brachten het kistje sigaren toen
terug. Het had hij eene bezending
goederen op den grond klaar gestaan
om den volgenden morgen afgeleverd
te worden. «Zoo'n dief,» mompelde
de vrouw an den kruidenier. Daarop
gingen wij nog even aan bij een oud
Heer die dicht bij ons in de buurt
woonde. Mijne meesters bleven daar
een uurtje praten. Toen wij t'buis
kwamen, zei Mie de boerenmeid
«Mevrouw de hond heeft een laars in
de keuken neergezet, 't is geen laars
van Mijnheer.» Nu had ik laarzen
in den gang zien staan bij den ouden
Heer, waar wij even een bezoek had
den gebracht en daar ik altijd de
laarzen van mijn meesters naar Mie
bracht om ze te poetsen, had ik er
een meegenomen en die volgens ge
woonte bij Mie neergezet, 't Was mij
tot mijn spijt onmogelijk geweest het
geheele paar rneê te nemen. Dit deed
ik wel als ik de pantoffels van mijn
meester moest halen, doch die waren
gemakkelijker in eens in mijn hek te
nemen.
Mie bracht onder groot gelach de
laars terug. Zoo was mijn meester
ook gewend, de kachel in zijn kan
toortje altijd zelf aan te maken. Op
zekeren dag toen hij t'huis kwam en
daarmeê bezig was, bracht ik hem
uit de keuken eerst een turf en daarna
een houtje. Nu was mijn meester,
wat meu gewoonlijk een stil man
noemt, doch nu riep hij op eenmaal
zijne vrouw en zei: »Weet je wat die
hond daar deed en zoo geheel uit
zichzelven. Dat heeft niemand hem
geleerd. Heb je ooit van zoo'n over
leg hij een dier gehoord?»
Na dien tijd nam ik de gewoonte
aan, om gedurig een turf of een houtj e
aan te dragen als ik iemand den kachel
zag aanmaken. Ook als er visite was,
ging ik voor de deur staan, ten tee-
ken dat ze die voor mij moesten open
doen, en dan bracht ik ook turf en
hout binnen. Ik werd gaarne gepre
zen en dan hoorde ik hoe verbaasd
de menschen daarover waren, en dan
zat mijne meesteres van al mijne goede
hoedanigheden en kundigheden te
vertellen. Ik werd er op 't laatst wel
een beetje trotsch door. Ik heb nog
weinig verteld van Johan, den twee
den zoon mijner meesters. Deze kwam
altijd zondags den dag bij ons door
brengen, doch daar mijne meesteres
zeer aan hem gehecht was, besloten
zij om liever in S. te gaan wonen.
Ze woonden niet gaarne in de stad.
Mijne meesteres was in Indië altijd
gewend aan een groot erf met bloe
men en planten. Ze zochten dus een
huis buiten en dit vonden ze ook
spoedig zeer naar hun zin. Een ruim
huis met zeer grooten tuin tien minu
ten van de stad af. De tuin kwam
achter aan een breede vaart uit. Mie
de boerenmeid wilde haar dorp liever
niet verlaten, dus er kwam nu eene
andere dienstbode. Deze, Betje ge-
heeten, hield veel van honden. Als
mijne meesters uit waren, zat ik bij