NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor li Provincie Utrecht.
Kapilein Grunhelm's misslag
No. 74.
Woensdag 15 September 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VERSCHUW WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuilleton.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Opening der Staten-Genernal.
De St.-Ct. no. 215 bevat het pro
gramma voor de opening van de
vergadering der Staten-Generaal, te
's-Gravenbage, op Dinsdag den21sten
September 1897.
Het luidt als volgt:
Artikel 1. Des middags ten twaalf
ure zullen de leden der Staten-Gene
raal zich begeven naar de zaal, be
stemd voor de zittingen van de
Tweede Kamer, en zich in eene alge-
meene vergadering vereenigen, onder
voorzitting van den door H. M. de
Koningin-Regentes benoemden presi
dent van de Eerste Kamer.
Art. 2. De ministers, hoofden van
ministerieele Departementen en de
leden van den Raad van State zullen
zich, des namiddags ten één ure,
mede in die zaal vereenigen.
Art. 3. H. M. de Koningin Regen
tes, de vergadering der Staten-Gene
raal zullende openen, zal ten één
ure met den volgenden trein van
het paleis afrijden:
a. Een commando cavalerie tot
opening van den trein
b. een hoffourier en twee rijknechts
te paard
c. de ceremoniemeester, gezeten
in een rijtuig met twee paarden be
spannen, gaande één lakei naast elk
portier
d. acht Kamerheeren, gezeten in
twee rijtuigen ieder met twee paar
den bespannen, gaande één lakei
naast elk portier.
De Kamerheeren plaatsen zich vol
gens hunnen rang van benoeming;
e. de groot-officieren, gezeten in
twee rijtuigen, ieder met zes paarden
bespannen, gaande twee lakeien naast
elk portier;
f. een commando cavalerie
g. de opper-ceremoniemeester, ge
zeten in een rijtuig met vier paarden
bespannen, gaande twee lakeien naast
elk portier;
h. de grootmeesteres van H. M.
de Koningin en de waarnemende
grootmeesteres van H M. de Koningin
Regentes, gezeten in een rijtuig met
vier paarden bespannen, gaande twee
lakeien naast elk portier;
i. II. M. de Koningin-Regentes,
vergezeld van H. M. de Koningin,
gezeten in eene Staatsiekoets met
acht paarden bespannen, gaande een
koetsier naast elk paard, en vier
lakeien naast elk portier.
De Chef van liet Militaire Huis van
H. M. de Koningin, te paard, rijdende
naast de Staatsiekoets, een weinig
achter het portier ter rechterzijde;
de Gouverneur der Residentie, te
paard, rijdende een weinig achter
liet portier ter linkerzijde.
Achter de staatsiekoets de officie
ren van het Militaire Huis van H. M.
de Koningin, te paard, rijdende twee
aan twee, naar ouderdom van rang,
de oudsten vóór
j. Een commando cavalerie, tot
sluiting van den trein.
Art. 4. De trein zal rijden door
het Noordeinde, door de Hoogstraat,
door de Gravenstraat, over liet Bui-
tenhot, naar het Binnenhof.
Art. 5. De trein gekomen zijnde
aan de vergaderplaats der Staten-
Generaal, zullen Hare Majesteiten
aan de deur van liet gebouw ont
vangen worden door eene commissie
uit de vergadering, .die, voorafgegaan
door den ceremoniemeester, de kamer
heeren, de groot-officieren en den
opper-ceremoniemeester, Hare Ma
jesteiten zal geleiden naar de zaal
der Staten-Generaal.
De grootmeesteres van H. M. de
Koningin, de waarnemende groot
meesteres van H. M. de Koningin-
Begentes, benevens de officieren van
het Militaire Huis van H. M. de
Koningin volgen onmiddellijk.
Art. 6. De grootmeesteres van
H. M. de Koningin, en de waarne
mende grootmeesteres van H M. de
Koningin-Regentes, plaatsen zich on
middellijk ter zijde achter H. M.
De groot-officieren en de gouver
neur der koninklijke residentie plaatsen
zich achter den koninklijken zetel.
De kamerheeren rechts en de
officieren van het Militaire Huis links
an den troon.
Art. 7. De zitting geëindigd zijnde,
gaan Hare Majesteiten met denzelf
den trein waarmede Iloogstdezeiven
gekomen zijn, en in de bij art. 3
vermelde orde, naar het Paleis terug
zullende de trein den navolgenden
weg nemenvan liet Binnenhof, over
den Korten Vijverberg, over den
Langen Vijverberg, over de Plaats,
door het Noordeinde, naar het Paleis.
Art. 8 Salvo's uit liet geschut zul
len het afrijden van Hare Majesteiten
van het Paleis en het oogenblik,
waarop Iloogstdezeiven het gebouw
van de Staten-Generaal verlaten,
aankondigen.
Naar wij van goed onderrichte
zijde vernemen, heeft de Koning van
Siarn tijdens zijn bezoek aan ons land
zich moeite gegeven te bewerken dat
van hier een bekwaam ingenieur naar
zijn rijk zou worden gezonden Dit
nu staat welhaast te gebeurende
aanwijzing van den persoon kan spoe
dig worden verwacht.
Het land van Siamnl. is een water
land als het onze en vertoont in
zoover met Nederland veel punten
van overeenkomst. Alleen is men er
in waterbouwkunde minder ver ge
vorderd dan wij hier.
Vandaar ook dat het voornemen
bestaat eenige jongelieden uit Siam
hierheen te zenden om hen hier te
doen toerusten met practische en
theoretische kennis van waterbouw
kunde, die hun later in hun vader
land uitmuntend te pas kan komen.
Naar men aan Hel Vad. mee
deelt, zal de nieuwe personeele be
lasting ongeveer 3 miljoen minder
opbrengen dan de opbrengst dei-
oude belasting over het laatste dienst
jaar, dus nog iets minder dan be
rekend was.
De Curera-kerk,
Over de ramp te Rhenen schrijft
de heer A. W. Weissman in De
Opmerker o.a. het volgende
„Kort na de ramp ben ik naar
het vriendelijk stadje gegaan, om de
verwoesting in oogenschouw te nemen.
De toren levert thans een prachtig
gezicht op. De soliditeit van het
werk der middeleeuwen is weer
schitterend bewezen. Wel is al het
houtwerk verbrand, doch metsel
steen en gehouwen steen hebben
slechts weinig geleden, ja het bo
venste gewelf heeft zelfs den val van
de spits weerstaan en draagt nog
altijd een groote klok."
Uitvoerig staat de heer Weissman
stil bij de klokken en deelt al de
opschriften mede. „Het was, schrijft
hij, eigenaardig de fragmenten der
oude klokken te vergelijken met de
in onze eeuw gegotene. Terwijl het
oude gietwerk wel gebroken, doch
niet verbogen was. hadden de mo
derne klokken de zonderlingste vor
men aangenomen."
Naar aanleiding van het ontbreken
van een bliksemalleider, schrijft de
heer Weissman
„Geen der Amsterdamsche torens
heeft er een, en zelfs het gemeente
museum der hoofdstad, dat toch
zeker een kostbaren inhoud heeft,
moest lot dusverre zulke beveiligens-
middelen derven.
„Een andere opmerking geldt de
vraag, waarom geen pogingen ge
daan zijn, om den brand in zijn
begin te stuiten. Toen in het begin
dezer eeuw de bliksem in den ge
heel van hout gemaakten toren der
St.-Bavokerk te Haarlem sloeg, klom
men een paar moedige, mannen naar
boven en doofden de vlam. Ook de
toren te Amersfoort is eens door
zulk doortastend optreden gered.
Als men zich gehaast had, ware ook
nu wellicht blussehing mogelijk ge
weest, althans wanneer het waar is,
dat de brand zoo langzaam voort
ging, dat om halfelf, dus twee uur
na liet uitbreken der vlammen, het
carillon nog speelde.
„Ook aan brandzeilen was gebrek.
Waren zij er geweest, wellicht dat
het kerkdak behouden had kunnen
worden."
Naar het Ned. Dagbl. verneemt
is door de Amsterdamsche architec
ten Posthumus Meijjes, Leguit en
Margadant in opdracht van kerk
voogden te Rhenen een onderzoek
ingesteld omtrent den toestand van
de steenen gewelven en muren van
het kerkgebouw, ten einde na te
gaan in hoeverre de hevige brand
nadeeligen invloed op de gewelven
en muren van de kerk had uitge
oefend.
Hoewel aanzienlijke schade, vooral
aan de steenen gewelven is ontstaan,
bleek het kerkgebouw zelfs, dank zij
de zware muren en steunbeeren nog
voldoende soliditeit te bezitten, om
te kunnen worden hersteld en van
nieuwe bekappingen voorzien te
worden.
Kerkvoogden benoemden den heer
Postumus Meijjes tot hun architect,
om bovengenoemde restauratiewerken
uit te voeren.
Omtrent den toren verneemt het
blad dat B. en W. der gemeente
Rhenen in overleg zijn getreden met
den minister van Binnen landsche
Zaken.
Het schijnt, dat De Jong, het
»welkom« in de maatschappij hem
door een Amsterdamsch verslaggever
toegeroepen, op een eigenaardige
manier opvat. Althans in de N. R. Cl.
lezen wij
De bekende Hendrik de Jong, pas
uit de Amsterdamsche gevangenis
ontslagen, is Zaterdagnacht in het
Hotel Rijnpoort te Arnhem in ver
zekerde bewaring genomen, daar men
zijne handelingen der laatste dagen
moest wantrouwen. Hij had liefdes
betrekkingen aangeknoopt met de
I hofmeesteres der stoomboot Concordia
UIT HET ENGELSCH
TAK
J. L. HORNIBROOK.
5)
i/Dieii avond hadden wij een soort
van concert impromptu in bet salon,
en de dekken waren bij gevolg vrij
wel verlaten. De kapitein, die onmid
dellijk na het diné op de brug ging,
was nog niet teruggekeerdmaar
niettegenstaande bet gezelschap zijn
tegenwoordigheid ongeduldig ver
beidde, vermaakte men zich toch tame
lijk. Omstreeks half negen moest ik
naar een van het scheepsvolk gaan
kijken, wiens hand door een stoomlier
vreeselijk verbrijzeld was. Ik keerde
terug over het bovendek, en niette
genstaande de avond koud was, slen
terde ik wat rond vóór ik naar
beneden in het salon ging.
«Eensklaps werd ik gewaar, dat ik
me niet alleen op het dek bevond.
In de open ruimte tusschen de dek-
hutten, zag ik recht tegenover de
plaats, wadr ik stond, twee gedaanten
naderen. Zij bleven vlak tegenover
me stilstaan, en het kostte mij weinig
moeite in haar Mrs. MacKinlay en
haar nicht te herkennen (want dat
was, zooals ik ontdekte, de betrekking
waarin zij tot elkander stonden). Zij
schenen in een zeer ernstig gesprek
gewikkeld, maar de muziek in het
salon, welke zich juist krachtiger deed
hooren, versmoorde hare stemmen. Ik
merkte evenwel op, dat de jongere
dame door hare levendige gebaren op
iets scheen aan te dringen, waartegen
de andere zich ernstig verzette.
«Terwijl zij nog druk in gesprek
waren, hoorde ik voetstappen de plek
naderen, wdór zij stondeDMiss Mac
Kinlay legde haar hand op den arm
harer tante, alsom haar tot zwijgen
te dringen, en scheen aandachtig te
luisteren. "Vervolgens zeide zij met
eene van ontroering trillende stem:
»"Ja hij komt ik ken zijn
stap leid me tot hem!"
»Haar gezellin gehoorzaamde, maar
blijkbaar met tegenzin, en beiden gin
gen verder, zoodat ik ze niet meer
kon zien. Gij kunt begrijpen, wat
er op dat oogenblik in me omging;
edreven door een onweêrstaanhare
nieuwsgierigheid liep ik de tusschen-
liggende dekhut om, en zag Kapitein
Cronhelm van de brug afkomen. Het
was dus z ij n stap, welken Miss Mac
Kinlay had herkend.
"Ik hield me eenigszins op den
achtergrond en zag de twee vrouwen
den kapitein tegemoet gaan. Toen
zij naderbij kwamen, trad hij beleefd
opzijde, om haar voorbij te laten gaan.
Maar, zeer zeker tot zijn groote ver
bazing, in plaats van haar weg te
vervolgen, bleven zij op ongeveer een
meter afstand van hem stil staan, in
het volle licht van een raam van de
naaste dekhut. Toen merkte ik op,
dat de lange dame nog hare dikke
voile droeg.
"Eenige seconden stonden de drie
personen zwijgend en roerloos tegen
over elkander. Ik sloeg het tooneel
in gespannen aandacht gade; er was
voor mij ten minste iets pijnlijks in
die onzekerheid. De tonen der muziek
uit het salon, en het applaus, dat toe
vallig juist werd vernomen, schenen
mij pijnlijk aan te doen. Ik had een
gevoel, alsof een beweging van afkeu
ring beter bij bet tooneel daar vóór
me zou passen.
"Miss MacKinlay bief eensklaps
baar band op, en het volgende oogen
blik was haar voile verdwenen. Goede
hemel! Hoe schokte me dat gezicht!
Haar gelaat was vreeselijk geliktee-
kend en zag er uit alsof het door den
bliksem was getroffen, en hare oogen
waren niets meer dan witte, starende
ballen. Ik begreep nu wat de oorzaak
van haar zonderlinge wijze van loopen
was. Zij was blind.
«"Kapitein Cronhelm,» zeide zij met
een heldere, kalme stem, waaruit elk
spoor van aandoening scheen geweken
te zijn, «het is, wellicht, niet meer
dan rechtvaardig, dat gij bestemd zijt
de verwoesting te aanschouwen, welke
uw hand heeft aangericht; en dat
deze lippen, welke zich sedert nooit
meer tot een glimlach hebben geplooid,
het oordeel uitspreken, dat u zal tref
fen. Aanschouw dit gelikteekend en
misvormd gelaat: het uwe zal even
eens worden. Aanschouw deze ver
nielde, uitgedoofde oogende uwe
zullen ook zóó worden. Gij kunt u
niet voorstellen, welke lange dagen
en nachten van zielelijden ik heb
doorleefdmaar u w lijden, ofschoon
kort, zal ontzettend wezen, want daarbij
zult gij uw goeden naam, uw leven
en uw schip verliezen!»»
Dr. Hamilton zweeg, en wischte
zich met sidderende hand het voor
hoofd af. Hij vroeg mij, of ik hem
een glas water kon geven. Ik ging
het halen, en toen hij het had ver
zwolgen, hervatte hij
»lk zal zoolang ik leef die ontzet
tende woorden nimmer vergeten
zij schenen haar schier onbewust van
de lippen te rollen, alsof zij onder de
betoovering van de eene of andere
profetische macht was. Zij verraadden
ook geen zweem van gramschap of
vijandschap: tranen, verwijten, bitter
heid, gevoeligheid en wrok waren
alle zaken, welke tot het verleden
behoorden. De tijd mocht aan haar
verdriet den angel ontnomen hebben,
hij liet haar evenwel de zekerheid,
dat er vroeger of later een dag der
vergelding zou aanbreken.
Wordt rervab/d.)