tot eenige tusschenkomst van regee- ringswege in deze." Hel UdUeleruieer eu <le Hu nefteliiiiiM. Uit Barneveld schrijft men omtrent dat bij velen onzer stadgenoolen (vooral fietsrijders) bekende plekje het navolgende aan de Telegraaf Onder de vele schoor.e plekjes, die op de Veluwe gevonden worden, mag voorzeker wel in de eerste plaats ge noemd worden het Uddelermeer met de hieraan verbonden «Huneschans" welke vooral door de «Schaapherder" van Oltmans eene algemeerie bekend heid verkregen heeft. Gelegen op ruim drie uur van Barneveld, in de richting van het Zuid-Oosten naar het Noord-Westen, is het meer om zoomd door de bosuchen van Meer- veld, Soeren en Elspeet en door de hoogten van Garderen. Vooral van deze hoogten gezien, biedt het meer een ven ukkelijk schoonen aanblik aan, met op den achtergrond de zooeven genoemde bosschen. Geen wonder dan ook, dat deze streken, behalve door andere voor name bezoekers, ook vaak door vor stelijke personen bezocht zijn. Zoowel het Meer met de Schans, als het jachtbuis, de tegenwoordige herberg, zijn, voor een ieder toegankelijk en kunnen, vooral van het station Bar neveld-Voortbuizen uit, gemakkelijk bereikt worden. Volgens de geschiedschrijvers moet het Uddelermeer reeds zeer vele eeuwen oud zijn. Zoo lezen wij in een werk van de heeren dr. W. Pleijte te Leiden, A. van den Bogert cn H. Bouwheer te Barneveld, getiteld «Uddel en Uddeler Heegde", waaraan wij een en ander ontleenen, dat de legende weet te verhalen dat in 323 een Koning der Friezen, Richold ge- heeten, op de Veluwe bij een klein meer, met i'risch water, midden in een bosch een lusthof bouwde. Dat bosch, Uunnilo genaamd, moot in 1222 met den veenachtige» onder grond geheel verbrand zijn, waardoor het in een meer herschapen werd. Volgens Slicbtenliorst bevonden zich nog in 1(354 aan dit meer de fonda menten en ruines van een gebouw, waarschijnlijk wel het lusthof van Koning Richold. Daar het meer als nog al vischrijk bekend stond, was het een van de meest geliefkoosde ontspanningen van wijlen Koning Willem 111, om, wan neer hij zich te Uddel bevond, hier te gaan visschen. Zelfs moet Z. M. eens, toen de vangst nog al zuinig geweest was, gekschprend tegen een onderw ijzer gezegd hebben«Nu, ik geloof dat de lui hier mij reeds vóór geweest zijn." Volgens sommigen moeten echter de reigers uit de Soe- rensche bosschen meer schuld gehad hebben aan het verminderen van viscli dan de bewoners dier streken Wegens den afnemenden water stand of het dalen van den water spiegel was bet meer vroeger veel grooter dan tegenwoordig. Thans heeft het een oppervlakte van 12 II.A. en eene gemiddelde diepte van 2.5 M. Op de oudste kaarten komt het meer voor zich uitstrekkende tot in de Huueschans Doordat in deze streken overigens weinig water wordt aangetroffen is het uieer ook de aangewezen plaats voor het schapenwasschen, en dat van deze gelegenheid dan ook reeds lang gebruik gemaakt is, leert het vol gende tragische voorval, zooals ons dat door een geschiedschrijver wordt meegedeeld «Bij het wasschen van schapen in Mei 1804 geraakte een boerenknaap, genaamd Willem Aartsen, met de vroolijke en aanvallige Brandje Lub bers aan het stoeien en beiden vallen van een steilte in het water. Willem Aartsen weet zich te redden en laat de ongelukkige Brandje aan haar lot over. Dit ziet Jacob Geerlings, die reeds door den band der liefde aan het meisje vei bonden, weldra door het huwelijk met haai vereenigd zou worden, ilij stort zich in het water en beiden zinken in de diepte weg." Ook het vinden van zeer oude munten bewijst, dat de omstreken van het meer reeds vroeg bewoond geweest zijn Van deze hier gevon den soorten zijn er in 1802 door wijlen baron Van Zuijlen van Nievelt van den Schalfelaar te Barneveld 09 stuks aan het Academisch munt- en penningkabinet te Leiden geschonken. hand aan het hoofd, onmachtig om geregeld te denken. Wordt vervolgd.) Onder deze collectie kwamen munten voor van Keizer Antonius Pius of de Vrome, die van 138161 legeerde, en van Marcus Aurelius en Lucius Verus. Later zijn nog munten ge vonden van den keizer Magnentius en zijn broeder Decentius, van wie de eerste legeerde van 350353. Verder blijkt uit de geschiedenis, dat ten tijde van Karei den Grooten (768—814) te Uddel reeds eene hoeve en een gebouw stonden. Dit gebouw heette toen Aedilicium, een naam, die door de Kelten aan hunne ver sterkte heerenhuizen werd gegeven. Als een der eerste pandhouders vinden wij vermeld Roelof Vonk, die in 1444 het Uddelermeer en omlig gende goederen voor 800 rijksdaal ders van Ridder Udo in pand ontving. Later ging het meer in 1689 door aankoop in eigendom over aan Prins Willem III. Na den dood van dezen vorst kwamen de goederen m 1748 in het bezit van Willem IV en bleven vervolgens aan het Muis van Oranje behooren, totdat ze bij de omwente ling van 1795 aan den Staat over- gingen. Door de wet van 1 Mei 1863 zijn het Uddelermeer en de aaangrenzende boerderij weer Kioondomein gewor den. Vooral aan onzen laatsten over leden Koning beeft Uddel veel te danken. Z. M. toch liet o. m. vier grind wegen, alle uitloopende bij bet meer, grootendeels op eigen kosten aanleg gen en onderhouden, waardoor de gelegenheid tot een bezoek zeer werd vergemakkelijkt. Ziedaar in korten trekken een on volledig beeld van het bekoorlijke Uddelermeer en zijne geschiedenis! Laat ons nu nog even stilstaan bij het tweede gedeelte van ons opschrift, namelijk de »Huneschans«. Door sommige geschiedschrijvers is de Schans omschreven als «eene plaats, met een matigen aarden wal omringd, welke men gelooft, omtrent de tiende eeuw door de Hunnen opgeworpen zijn". Anderen daaren tegen meenen eerder aan een sterkte van Romeinschen oorsprong, of in elk geval door de Romeinen gebruikt, te moeten gelooven. Hoewel oude kaarten, zooals reeds is gemeld, aantoonen dat het Uddelermeer zich tot in de Schans uitstrekte, is zij thans 15 M. van het water gelegen. De grootste uitgestrektheid der Schans, die ongeveer cirkelrond is, bedraagt van Noord naar Zuid 102.5 M ter wijl zij van Oost naar West ongeveer één M. minder meet. Dat de Schans nogal tamelijk boog gelegen is, blijkt hieruit dat haar zoogenaamd binnenplein 3.5 M. boven den waterspiegel van het meer uit steekt. Aan de Westzijde, waar de aarden wal over eene lengte van 67 M. ontbreekt, voert een grindweg tot in de Schans. Vermoed wordt dat dit gedeelte tijdens de overdracht aan Prins Willem III of ten tijde van Willem V is afgegraven. Als hoogste punt van den wal wordt 9.70 M. boven de oppervlakte van het water aangegeven, terwijl zijn breedte aan den voet 34 M. bedraagt. In dezen wal zijn twee doorsneden, en wel een aan de Oostzijde van 17 M. eu een aan de Zuidzijde van 15 M.bovendien wordt aan deze zijde nog een ingraving gevonden, die 't voorkomen van eene haardstede heeft. Ook wordt de Schans nog gedeeltelijk door een gracht omiir.gd, die een breedte heeft van 27 M. en e*n diepte van 3.75 M. De bodem dezer gracht is lager gelegen dan de waterspiegel van het meer. Nog zij medegedeeld, dat aan de Noord- en Zuidzijde van de Schans twee wallen gelegen zijn, waarvan de eerste 280 en de laatste 390 M. lang is. Deze wallen staan in verband met de gracht der Schans en zijn daar mede, op een afstand van 200 M. van het meer, door twee walletjes ver bonden. In het reeds meergenoemde werk «Uddel en Uddeler Heegde" lezen wjj, dat deze Schans haar ontslaan kan te danken hebben aan een verdedi gingswerk van Kelten. Germanen of Romeinen. Wellicht is zij echter te beschouwen als eene versterking van de tegen de Franken opdringende Friezen. In elk geval schijnt zij vóór de vestiging der Frankische heer schappij ontstaan te zijn, en de daai bij gelegen hoeve zal men als den eer sten zetel van den Frankische» leen heer in Uddel moeten beschouwen. In en bij de llunneschans werden voorheen ook meerdere gralheuvelen aangetroffen, waarin zich ongeveer ter diepte van 1 M. houtskool en overblijfselen van verbrande beende ren bevonden. In geen enkele vond men daartegen urnen, versierselen of wapenen, zoodat moet aangenomen worden, dat deze grafheuvelen be hooren lot die soort, waarin de afge storvenen, naakt verbrand, zijn bij gezet. Wel werden in de nabijheid dezer heuvelen verscheidene oude voorwerpen, zooals vuursteenen, bijlen en bronzen ringen gevonden. In het Leidsche Museum is o rn. nog een bijl aanwezig van grauwe dioriet, welk zeer fraai bewerkt voorwerp nabij de Schans gevonden is. En hiermede willen wij afscheid nemen van de Hunneschans. Mocht dit opstel er toe bijdragen het bekoorlijke meer en de aan her inneringen zoo rijke Schans nog aan meerderen bekend te maken en hen tevens aansporen een bezoek te bren gen aan dit zoo idyllisch gelegen plekje op de Veluwe Uit Indië. Aan het verslag omtrent de voor naamste gebeurtenissen in hetgouver- nement Atjeh- eu onderhoorigheden van 11 tot en met 24 September jl. wordt het volgende ontleend: Groot-Atjeh De in het vorige ver slag gemelde inval van T. Oemai in Lam Tih had aanvankelijk verloop vari volk uit Lepong ten gevolge, deels naar de IV Moekims; maar nadat de aldaar gelegerde troepen versterkt waren en eenige punten hadden bezet, waardoor de stelling van Oemar kon worden beheerscht, was deze verplicht zich dieper in het dal terug te trek ken en keerde de bevolking weder naar hare woonplaatsen terug. Door evengenoemde maatregelen en het stellen van hinderlagen werd ook een einde gemaakt aan beschietingen van het bivouak, dat enkele malen het doelwit van vijandelijke schuttels was geweest. Intusschen kon niet voorko men worden, dat enkele kleine benden tot diep iu de IV Moekims doorge- dronge en in Lam Tengah een drietal huizen verbranden, en twee bewoners vermoordden. Aan 's vijands zijde sneuvelde Panglima Bintang (ten on rechte voornaamste aanvoerder van Oemar genoemd) Zoodia deze inval bekend was, werden troepen uit Kota-Radja gezon den om te trachten de bende, die zich naar het Parangebergte zou terug getrokken hebben op te sporeneen oorlogschip werd voordeKoealaTjang- koel gedirigeerd om een mogelijke poging tot ontsnapping langs dien weg te voorkomen. Van Kroeng Raba, Lam Djainoe en Lam Till uit werden voortduiend patrouilles gemaaktook verbleef een van Kota-Radja gezon den colonne meerdere dagen in het Parangebergte zonder den vijand aan te treffen, maar met dat gevolg, dat hij gedwongen werd zich naar het gebergte ten oosten van Kroeng Raba terug te trekken. Van zijn aanwezig heid bleek slechts nu en dan, wanneer een patrouille op verren afstand enkele schoten bekwam; eerst toen zekere berichten omtrent de verblijf plaatsen waren bekomen, kon tot verdrijving worden overgegaan. Daar- too rukten den 2CLten September twee patrouilles van Kroeng Raba uit. De eerste patrouille trof den vijand ten oosten van Clé Aron aan in een grot, bij de bestorming waarvan de com mandant, de 1ste luitenant der mare chaussees C. F. A. Wagener, zwaar gewond werd en enkele mindere mili tairen sneuvelden en verwond raakten. Wel werd versterking bekomen, maar het late uur waarop deze de patrouil le bereikte, noopte den troep den nacht in het terrein te blijven doorbren gen, hetgeen geschiedde zonder door den vijand te worden verontrust. Den volgenden morgen keerde de troep te Kroeng Raba terug meteen verlies van drie dooden, onder wie de luitenant Wagener, die aan zijn wonden was overleden, en acht ge wonden. De tweede patrouille vond den vijand in een der grotten de Goelia Teroes van de Glé Betoes. Bij den aanval sneuvelde, de 1ste luitenant der infanterie J. van Greu- ningen en vier minderen, terwijl nog vior minderen werden gewond. De vijand wist door een uitgang aan de achterzijde van de grot te ontkomen. De vijandelijke benden moeten volgens ontvangen berichten zes dooden en negen gewonden hebben bekomen; onder de dooden wordt genoemd Panglima Lehman, onder gewonden Panglima Saman Teneinde T. Oemar in den rug aan te tasten, is den 24sten Septem ber een colonne sterk vier compag nieën infanterie, onder de bevelen van den majoor H. A. L. Wichers, naar de Blang Rajabaai in Lhong vertrokken. Deze colonne heeft de opdracht Kroeng Kala en Ajak te bezetten en vandaar over de Glé Serang op te rukken n ïar Lam Tih, terwijl Oemar's positie in het dal van de noordzijde zal worden aangetast door de mobiele colonne te Lepong. Hoewel in de IX Moekims eenige spanning lieerschte door het verblijf der benden in de IV en VI Moekims, werd de rust er niet verstoordde posten Lampeneroet en Lamreng van ile geconcentreerde stelling werden opgeheven. Den 18deri September werd een patrouille van Gleiëng over Lainpoe Radja en Seneboek naar Selimoen gemaakt en kreeg deze uit de heuvels bij Lam Pisang eenig vuur. Pij het doorzoeken van het terrein werden 17 Atjehers gearresteerd, bij wie, behalve blanke wapens en munitie, vijf voorlaadgeweren werden gevon den, waarvan vier in goeden staat. Volgens een van den resident van Bali en Lombok ontvangen telegram, verzamelde bet slechte volk na de gebeurtenissen in het Prajasche, zich nogmaals, thans te Elat Djoering, een moeilijk toegankelijke plaats in het bosch van Praja. Bij een verkenning daai heen werden op 24 September j I. de Europeesche fuseliers Genders (algemeen stamboek no. 41878) en Ilildebrandt (algemeen stamboek no. 41852) gewondde eerste kreeg een schot door den lin kerbovenarm, de laatsten een matten kogel. Den volgenden dag werden de roo- vers uit hun schuilplaatsen verjaagd, waarbij zij 7 dooden en 2 gewonden bekwamen, terwijl onzerzijds geen verliezen geleden werden. Aangezien de bende thans geheel uit elkaar geslagen is, kan een spoe dige terugkeer der militaire eollonne naar Ampenan verwacht worden. PLAATSELIJKE BERICHTEN. Men verzoekt ons te melden, dat de Bond van Nederl Boekver- koopersbedienden op Zondag 14 No vember a.s. te Utrecht in liet café «Rapp" voor de boekverkoopersbe- diende in deze provincie een verga dering zal houden aan welke vergade- ring eene lezing zal verbonden zijn met het onderwerp: «Wat de Bond was, wat hij is en wat hij wezen moet." Onder leiding van den Gene- raal-Majoor C. O. van Kesteren com mandant van de 2e divisie infanterie zal eene tweedaagsche tactische oefe ning op de kaart worden gehouden, waaraan door alle Hoofd-olïicieren van het 5e Regiment infanterie als mede de Kapitein-adjudant G. H. Pieter en de Kapitein J. S. Wernas van voormeld korps zal worden deel genomen. Genoemde opper-ofïicier vergezeld van den Luitenant-Kolonel J. M. Campbell, chef van den staf der divisie is gisterenavond daartoe uit Arnhem alhier aangekomen. De tweede luitenant J. II. Har- denberg van het 5e Regiment infan terie, is op zijn verzoek overgeplaatst naar het 4e Regiment infanterie in garnizoen te Delft. Bij Koninklijk Besluit van den 23 October 1897, No. 39, is met ingang van 1 November d.a.v., ter zake van verwonding in den strijd bekomen, tijdens zijne detacheering bij het Leger in Oost-Indië, een tijde lijk pensioen toegekend tot een bedrag van f 405.00, voor één jaar, aan den sergeant G. .1. Lebbe, van hel 5e Regiment inf. De adspirant-vaandrig J. Bus- quet, van het 5e Regiment infanterie, is door den Kolonel-Regiments-com- ïnandant bevorderd tot Reserve-kor poraal. Aan den agent van politie 3e klasse P. Ruitenbeek is, wegens zijn benoeming tot hospitaalbediende te Bergen-op-Zoom, op zijn verzoek eer vol ontslag verleend uit zijn ambt en tevens als buitengewoon gemeente veldwachter. In de Zaterdagavond in De Arend gehouden eerste algemeetie vergade ring van de Hoofd-Commissie voorde Huldigingsfeesten in 1898 werden benoemd de heeren: E. L. H. van Lanschot Hubrecht, tot voorzitter; J. Sinnige, onder-voorzitterjhr. W. H. J. van de Poll, Ie secretaris; P. J. Frederiks, 2e secretaris; en 11. J. Cioockewit, tot penningmeester. Tot eereleden werden benoemd de Burgemeester, de Garnizoens-com- mandant en de Commandant der d.d. Schutterij. In ile vacature onstaan door het be danken van den heer A. Herschel Bzn, werd benoemd tot lid de heer F. Wesseling De Hoofd-Commissie zal 25 dezer weder in algemeene vergadering bij eenkomen o. a. tot het bespreken van plannen. Onze vroegere stadgenoot de heer P. Groeneboom is aan de Rijks universiteit te Utrecht cum laude bevorderd tot doctor in de klassieke letteren. Zondagmiddag is ten huize van Van Kommer, aan den Arnhemsche- straatweg, brand ontstaan ten gevolge van het omvallen van eene defecte kachel't Vuur deelde zich mede aan een bed, dat vernield werd, ter wijl ook eenig huisraad beschadigd werd, en een gedeelte van het dak. De vlammen werden door buren met emmers water gebluscht, zoodat de fluks aangeiukte brandweer niet daadwerkelijk behoefde optetreden. Het huis is wel, de inboedel echter niet tegen brandschade verzekerd. Naar wij vernemen zijn de wachtmeester der veldartillerie van T. en een huzaar in airest gesteld wegens 't met elkander plegen van ontuchtige handelingen in de ker- misweek, weswege zij voor den krijgs raad zullen terechtstaan. Zaterdagavond trad in eene algemeene vergadering der timmer mansgezellen vereeniging „Streven naar Verbetering" in café „Bellevue", als spreker op, de Heer Noppe van Amsterdam, naar aanleiding van de zich in den laatsten tijd geopenbaard hebbende loonsbeweging. Spr. advi seerde voorloopig genoegen te nemen met het door de patroons, met ingang van 1 Januari a. s., op 16 cent per uur bepaalde loon, maar ried aan, te blijven aandringen op 18 cents, zooals door de gezellen geëischt was, in welken geest men besloot te han delen. Hij betoogde het groote nut der solidariteit in dezen strijd, zette de beteekenis en de voordeelen daar van op heldere wijze uiteen, en wees op 't gewicht er van om voorshands althans te eischen dat 16 cents als standaardloon wordt vastgesteld, opdat niet enkele patroons het op 12, 14 en 16 et., vaststellen bij welke, doen zij dat, op staking desnoods, kan worden aangedrongen. Daartoe is aaneensluiting en solidariteit inde eerste plaats noodzakelijk. De firma Berns Co. zeeppoe der fabrikanten alhier is voor de derde maal in den loop van dit jaar met goud bekroond, ditmaal op de 19e jaarlijksche Internationale tentoon stelling te Londen. «Naar wij vernemen is ook onder het onderollicierskorps van het 5e Regiment Infanterie hier in garnizoen, een voetbal vereeniging opgericlitonder den koninklijken naam Wilhelmina" met den heer Quanjer als praeses en den heer Maclnntosch als le captain." Van de geldleening ten laste dezer gemeente dd. 30 Augustus 1889, primitief groot f210 000, zijn Maan dag ten raadhuize uitgeloot de aan- deelen nommers 53, 106, 157, 171, 198 en 206, ieder groot f 1000, en van de geldleening dd 8 Februari 1893, primitief groot f40 000, de aandeelen nommers 1 en 3, elk groot f500, alles aflosbaar den 31. Decem ber 1897. Zondagavond, omstreeks half— twaalf, is in den Woestijgerweg een huzaar, die zijn meisje, zekere Jans Piepers, huiswaarts bracht, door drie Leusdensche boerenjongens on verhoeds aangevallen, die den niets kwaads vermoedenden militair tegen den grond sloegen en hem aan hoofd en lichaam ergerlijk en ernstig mishandelden, ten gevolge waarvan hij zich onder heel kundige behandeling heeft moeten stellen. Ook het meisje, dat om hulp riep, werd gedreigd haar in «de heg" te trappen. Het is wenschelijk dat de politie zich eens met dit geval bemoeit, dat het zooveelste reeds is van de mishandelingen die in de om geving van genoemde plaats in den laatsten tijd ongestraft voorvielen. De gemeenteraad vergaderde gisternainiddag zeer kortstondig onder presidium van den oudsten wethou der, den heer E. L Visser. Na de lezing en goedkeuring der notulen van de vorige vergadering, kwam aan de orde het request van den

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 2