NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
i\o. 49.
Woensdag 22 Juni 1898.
Zeven-en-twintigste jaargang.
VERSCniJiVT WOENSDAG EN ZATERDAG.
als: „Premie voor liet Kromssjaar",
FEUILLETON.
DE TWEEDE VIOOL.
6>
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Aun onze lezers!
Van eeri in de litliogiaphisclie
ateliers der firma Jos. Vas Dus Co.
te Amsterdam bewerkte
CHROMO-LITHOGRAFIE
VAN HARE MAJESTEIT
KONINGIN W1LHELMINA,
waren wij in de gelegenheid gesteld
inzage te nemen.
Bij dit aantrekkelijk plaatwerk werd
de aanvallige figuur van Hare Majesteit
in gala gewaad en staande in eene
rijk gestoffeerde omgeving voorgesteld.
De lieftalligheid van gelaatsuitdruk
king, onze jeugdige vorstin kenschet
send, is hij dit Portret uitnemend
weergegeven.
De firma mocht zich met de onder
scheiding vereerd zien, dat eene hier
van aan H. M. de Koningin-Regentes
aangeboden proefdruk, door Hare
Majesteit met welwillendheid gaarne
werd aangenomen en mocht de be
tuiging ontvangen, dat dit Chromo-
Lithografische portret van Hare
Majesteit de Koningin, benevens de
in portefeuille vereenigde stadiën van
uitvoering van, en de technische toe
lichting der bewerking eener Chromo-
Lithografie, met veel belangstelling
door Hunne Majesteiten werd ont
vangen.
Dit in veertien kleuren op zwaar
plaatpapier gedrukt Chromo beeld,
vervat in sierlijke passe-partout ter
afmeting van 48 X 64 Centimeters
getuigd van groote zorgvuldigheid
aan de arlistique uitvoering besteed.
De vervaardigers beoogen zicli een
ruime kring van koopers te verzeke
ren, zullen dit plaatwerk op geene
andere wijze verkrijgbaar stellen, dan
op Dag- en Nieuwsbladen, opdat de
aankoopprijs voor het publiek niet
worde bezwaard door aanzienlijke
colportage loonen.
Met de wetenschap hiervan en de
overeenkomst waarbij wij voor Amers
foort en omstreken ons bet uitsluitend
recht tot verspreiding mochten ver
zekeren, meenden wij aan onze ge
achte lezers aangenaam te zijn, daar
dit premiewerk van nationaal karak
ter voor hen verkrijgbaar te stellen
tot de zeer geringe prijs van
0,75
per exemplaar in passe-partout en in
besloten couvert.
In ons nummer van 2 Juli a.s.
zullen wij een premiebon opnemen
tegen de inlevering waarvan onze
lezers een exemplaar van deze werke
lijk fraaie premie aan ons bureau
kunnen bekomen.
De Uitgever.
Van de tactiek, gevolgd in den. tegen-
tvoordigen oorlog tusschen Spanje en de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika,
begrypt een gewoon mensch zoo goed
als niets, en het mag 2elfs eenigszins de
vraag heeten, of ook de strijd voerenden
er veel van snappen. We krijgen zoo
den indruk, alsof men daarginds veel
meer van het toeval laat afhangen, en
zich door den loop der omstandigheden
laat leiden, zonder vast plan. Natuurlijk
moeten dat de verdedigers altijd in zekere
mate doen; van den aanvaller verwacht
men, dat hij naar een beslist stelsel te
werk gaat, welks uitvoering met eenige
zorg is voorbereid. Vooralsnog schijnt
daar niet aan te zijn gedacht.
Den Spaanschen admiraal Cervera
hebben we luide hooren pryzen, wegens
de behendigheid waarmede hij zijn eska
der naar de Cubaansche wateren heeft
weten te krijgen. Dat is nu wel aardig,
en geen onzer zou 't hem misschien na
doen; maar de vraag rijst, of de eigen
lijke bestemming eener oorlogsvloot wel
is, wegkruipertje te spelen. Moest hij
zyn scheepsmacht uitsluitend gebruiken
voor de verdediging van Cuba, dan heeft
die houding eenigen zin, maar dan nog,
vraagt een leek, wat doet liy nu juist
in de haven van Santiago, die, begin
nende met een lang kanaal hetwelk leidt
naar een wyde bocht waar de grootste
vloten van de wereld veilig kunnen lig
gen, in vorm eenigermate doet denken
aan een van die ouderwetsche flesschen
met langen hals? Nu de Yankees hem
daar niet uit kunnen krygen, wat niet
te verwonderen is, daar de invaart over
een lengte van vele mylen slechts voor
cén schip te gelyk plaats aanbiedt, heb
ben zij, volgens berichten van de vorige
week, in dien hals van de flesch een
kurk gedreveneen leuke manier om
iemand op te sluiten. En het gerucht,
dat de van de buitenwereld afgesnedenen
er in zijn geslaagd, de kurk weer uit te
dryven, heeft zich niet bevestigd. Het
lijkt ook wel een beetje onwaarschijnlijk.
Arme Spanjaarden, wat heb je nu aan
dat mooie eskader met zijn dappere be
manning?
Sommige lui in de Nieuwe Wereld
hebben sinds eenigen tijd reeds zich be
ziggehouden met het bouwen niet
van nieuwe schepen maar van luchtkas-
teelen welker Fransche naam: „kastee-
len in Spanje," nu een eigenaardige be-
teekenis krygt. Met vrijmoedige beschik
king over de huid van den beer, dien
zij wel onder het schot zien maar die
nog in lang niet is neergeveld, gaan zij
aldus redeneeren: Ziet eens, nis wy de
Spaansche krygsmacht te water en te
land vernietigd hebben, en Spanje wel
verplicht is, onder de voorwaarden welke
wij stellen, vrede te sluiten, dan behouden
wy de Philippijnsche eilanden als ver
goeding voor de oorlogskosten. Dat de
inboorlingen dier eilanden er volstrekt
niet op gesteld zouden zijn, onder de
heerschappij van de „met sterren be
zaaide banier" te komen, daarover be
kommert men zicb niet, evenmin als hun
gevraagd is, toen het bestaan hunner
eilanden voor het eerst wereldkundig
werd, ol zij goedvonden door de Spaan
sche Kroon te worden overheerd. Enfin,
over zulke kleinigheden moet men ook
maar niet twistendie komen vanzelf
terecht of niet terecht. Een andere vraag
is. of de Europeesche Mogendheden de
inbezitneming van de Philippijnen, zoo
doodkalm zouden toelatener zijn op
die eilanden, vooral op Luzon pn met
name te Manilla, veel meer Duitsche
dan Spaansche handelshuizen, en geheel
de invoerhandel staat onder leiding van
Duitschers of Engelschen. Met een mo
gendheid over den Grooten Oceaan, die
tot dusver in Azie niets te zeggen heett,
maar die, waar zij eenmaal den voet
heeft gezet, een buitengewone mate van
kleverigheid aan den dag legt, zouden
de Europeanen, en inzonderheid de ko
loniën bezittende volken, voor wie dan
een doodende concurrentie zou worden
geopend, heel s'echt kunnen opschieten.
En, dat is nog maar het fondament
met een brok van de- eerste verdieping,
voor den bouw van dit „kasteel in Spanje."
Want, zeggen de vaderlandslievende Oom
Sams, kinderen, hebben wij eenmaal
de Philipynen in ons bezit, dan ligt daar
achter nog veel meer. Op betrekkelyk
korten afstand van daar vinden wij voor
eerst de Mol ukken, die kunnen als
een versnape ingetje tusschen de hoofd
schotels in beschouwd worden, maar
verder de groote eilanden van den Soenda-
archipel, Borneo en Celebes, en dan nog
Java en Sumatra. Die te hebben, zou
voor de hulpbronnen van Amerika een
voordeel zyn van niet te berekenen om
vang.
Dat zou het ook. En Oom Sam, als
hij ze krygen kon, zon er misschien geen
gewetenszaak van maken, ze in te slik
ken. Collectief genomen, heett hij geen
geweten. Mogelijk dat er een zeker aan
tal Amerikanen op den aardbol rond
slenteren, die we tot de brave, onbe
rispelijke en vooral zeer godsdienstige
wereldbewoners mogen rekenen, en dat,
zoo de dingen van dezen alleen afhingen,
de al te sterke begeerlijkheden een weinig
getemperd zouden worden, maar als
volk, bij elkaar gerekend, is zijn eerlijk
heid, is zijn onbaatzuchtigheid niet zóó
groot, dat hij de verzoeking, om zich
door een kloeken greep van andermans
goed meester te maken, met glans zou
weerstaan.
Wanneer dan verder het onlangs ge
opperde idéé van den Britschen eersten
Minister lord Salisbury, wat aangedikt
door een onvoorzichtigen en daarom maar
op zyn persoonlijke verantwoordelijkheid
geschoven speech van Chamherlain, werd
uitgewerkt, en het inderdaad kwam tot
een verbintenis van de beide natiën van
het Angelsaksische ras, wel, dan zouden
Niet Angeisaksers zooals wy, er slecht
aan toe zijn Als echter Engeland zijn
belangen goed begrypt, en dat doet
onze overbuurman in den regel nogal,
dan zal hij zich wel wachten voor een
compagnieschap met iemand, die als buur
man vrij lastig kan zyn, die als mede
dinger niets ontziet, en wiens vriend
schappelijke gezindheid steeds het eigen
belang als maatstaf neemt.
Intusschen, in 't verre Oosten is het
geheel niet pluis. Bij al dat woelen van
verschillende mogendheden, om, toege
vende aan den overal heerschenden drang
tot machtsuitbreiding, het kenmerk van
volken die zich in hun ruimte beklemd
voelen, in verwijderde gewesten haar
invloed te versterken, moeten wy er
steeds op bedacht zyn dat ons koloniaal
bezit weieens ernstig bedreigd zou kun
nen worden Van welken kant het ge
vaar zou komen, is niet te zeggen; de
loop der gebeurtenissen neemt soms on
verwachte wendingen en men kan niet
op het onvoorziene voorbereid zijn. Welke
vereenigingen van belanghebbenden,
welke combinatiën van belangzoekenden
de naaste toekomst op het politiek schaak
bord zal uitspelen, wat Japanners en
Russen, wat Engelschen en Amerikanen
in het vervolg zullen najagen, geen oog
doorschouwt het nog.. Maar één ding
is zeker: om niet het slachtoffer te wor
den van een verrassing, met betrekking
tot onze koloniën, moeten ook wy de
mate van weerbaarheid bezitten, die onze
krachten gedoogen. Met geen onzer
buren zoeken wy twist, doch wy be-
hooren ons kruit droog te houden. En
de gedachte, dat als twee machtigen het
samen eens werden om ons van liet onze
te berooven, geen tegenspartelen zou
baten, mag ons niet weerhouden onzen
plicht te doen, tot het einde toe.
Wat daaronder verstaan wordt is, in
hoofdzaak althans, met een paar woorden
te zeggen.
De positie van Spanje op de Philip-
pynen is daarom zoo zwak, dat er samen
werking is tusschen de in opstand ver-
keerende inboorlingen en den buiten-
landschen vyand, die als redder wordt
binnengehaald en gesteund. Welnu, wy
hebben te zorgen dat aan geen ander
bestuur boven het onze de voorkeur kan
worden gegevendat zoowel de hoofden
als de kleine man onmiddellijk, bij van
buiten dreigend gevaar, naast ons zullen
staan om het af te werendat er van
ons gouvernement uitgaat een geest van
welwillendheid, die tot toenadering en
aansluiting dringt.
In de tweede plaats is er een onder
werp, aan hetwelk, naar onze bescheiden
meening, onze machthebbenden te weinig
aandacht te schenken, de zelfverdediging
Naar het Fransch
vau
AUGUSTE VITTT.
»Ons huwelijk had natuurlijk veel
stof tot gepraat in Wgegeven,
maar toen de Groot Hertog zelf het
goedkeurde, hield alles op. Men raakte
er gaandeweg aangewend ons te zamen
in het publiek te zien, en vergat zoo
den roman geheel. W ij hadden hem
evenwel niet vergeten, en mijne vrouw
wenschte weder voor de eerste maal
sinds ons huwelijk naar de opera te
gaan, waar wij elkander het eerst
ontmoet hadden. Wij gingen erheen
en zaten in de loge links van het
tooneel, waarin gij gisterenavond
Ulrica moet gezien hebben. Het was
mij eerst erg vreemd, toen ik mij daar
in de hoogte in plaats van mij bij
mijne makkers in het orkest bevond.
Ulrica keek naar beneden naar de
muziek-lessenaar, waarachter zij mij
altijd had gezien, en ik meende op te
merken, dat zij zeer verstrooid scheen
te zijn en geen aandacht aan de opera
schonk. Ik keek gedurig naar haar,
hare oogen waren op mijne oude plaats
gevestigd, en mijn opvolger geleek toch
niet veel op mij."
De Graaf glimlachte toen hij mij
al die bijzonderheden mededeelde,
welke hem blijkbaar versch in het ge
heugen lagen.
"Mijn opvolger," ging hij na eene
kleine pauze voort, "was een kleine
oude man met een kaal hoofd, en een
groote, roode neus, waarop een kolos
sale gouden bril rustte. Wij gingen
sinds dien avond geregeld naar de
opera, en elke keer was mijne vrouw
volmaakt dezelfde, tot ik haar einde
lijk verzocht mij te zeggen, wat haar
hinderde, en waarom zij geen belang
in de muziek stelde.
«Albert", riep zij uit, "gij weet dat
ik er mij niet om bekommer, wat de
wereld denkt of zegt. Mijn eenige
wensch, mijn eenige begeerte is, u
daar weer op uwe oude plaats te zien,
en naar u te luisteren, zooals ik dat
pleegde te doen, en die dagen nog
maals te doorleven. Het zou mij zoo
gelukkig maken. O, ik wenschte dat
dat door het een of andere wonder
kon gebeuren
»Ik zeide niets tot mijne vrouw,
maar den volgende dag ontving de
kleine oude man met de gouden bril
zijn salaris tot het einde van het
seizoen, en toen ik mijne vrouw in
hare loge gebracht had, verliet ik
haar onder het een of andere voor
wendsel, vloog naar beneden en nam
mijne oude plaats in het orkest in.
Ik voelde onwillekeurig het onder
scheid, want ik ben zeker, dat, ik on
verschillig in welke positie ik Ulrica
mocht hebben ontmoet, haar zou be
mind hebben, en nu kwam het mij
voor, dat ik, zoo ik hare liefde wenschte
te behouden, tot mijne arme Stradi
varius de toevlucht moest nemen. Het
was een' vrouwen-gril, een gevolg van
hare liefde voor het romantische, want
nu dat zij mijne vronw was, volmaakt
als zij in elk opzicht is, wist ik, dat
ik eiken avond van acht tot elf uur
in de opera aan haar idiaal beant
woordde, en dat zij mij met haar ge
heele ziel beminde."
Dit was het, wal Graaf von Hanzig
mij had mede te deelen, en hoe on
waarschijnlijk veel ervan ook klonk,
ik voelde toch dat hij mij een nauw
keurig verslag van den stand van
zaken gaf. Hij bewaarde wederom
het stilzwijgen, toen hij zijn verhaal
had geëindigd, en keek somber voor
zich. Ik besefte dat de tijd kostbaar
was, en dat ik hem aan de treurige
zaak moest herinneren, welke ons
nu wachtte.
"En de Heer von Stolberg begon ik.
"Och, ik heb van hem niet gesproken,
omdat hij mijn levenspad alleen heeft
gekruist om mij onheil te brengen.
Ik geloof dat door zekere familie over
eenkomst was bepaald dat hij met
Ulrica zou trouwen, bij gevolg door
mij, naar ik veronderstel, zijne voor
uitzichten vernietigd zag?
"Meent gij dat dat duel volstrekt
verplichtend is?"
"Wat denkt gij als mijn secondant
daarvan
"Welnu er had geen onherstelbare
beleediging plaats?"
»Och, laten we onzen tijd niet ver
spillen met het hespreken van ijdele
kwesties," bracht de Graaf dringend
in het midden. "Gij wenscht natuur
lijk zoo mogelijk een aanslag te voor
komen, maar inderdaad weet gij zoo
goed als ik, dat daar geen kans op
is. De wereld zou nimmer eenige
sentimenteele verklaring, welke dan
ook, aannemen, en voor de wereld
doe ik, Albert von Hanzig, door de
tweede «ooi in het orkest van de
opera te spelen, mijn naam en mijn
rang oneer aan. Nu, hetzij dat ik
door Luitenant Stolberg in een duel
gedood word, of ik hem dood, zal
niemand mij mijne strijkstok durven
verwijten, wanneer ik getoond heb,
dat ik ook een zwaard weet te kan
teeren."
Ik had dit zelf gevoeld vdór de
Graaf het uitsprak, en ik wist maar
al te goed dat er niets aan te doen
was. Wij besloten derhalve voor
tweede secondant, een soldaat van de
Garde des Groot Hertogs te nemen.
In den achtermiddag brachten de
beide secondanten van den Heer von
Stolberg mij bezoekenhet duel werd
bepaald op den volgenden morgen, en
het wapen, dat gekozen werd, was het
zwaard.
Ik heb nog nooit iemand ontmoet,
die hij een duel tegenwoordig kan
zijn en zijn sangfroid bewaren.
Bij de beide duellisten staan hun eer