NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor Frifiscii Utrecht HAAR EED GETROUW. 70. Zaterdag 3 September 1898. Zeven-en-twintikte jaargang. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het gelieele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. AD VERTENTIËN: Van 1C regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Rroiiings-insigniëii. Hun oorsprongsbeteekenis en uiterlijk. Wat is zoo wordt ons van ver schillende kanten gevraagd wat is toch de beteekenis der nktonings"- insigniën, van kroon en schepter, rijksappel en rijkszwaard en rijks standaard Ziehier wat, meenen wij op die vraag moet worden geantwoord. De oorsprong der meeste van deze insigniën is zeer oud en het is de eerbiedwaardige traditie van vele eeuwen, die het gebruik dezer sym bolische voorwerpen bij de inhuldi ging voorschrijft De kroon (corona) is eigenlijk niet anders dan eene krans. De Grieken en Romeinen waren gewoon bij fees telijke gelegenheden zich bet hoofd te omkranzen en de kroon (krans) werd ook als onderscheidingsteeken gebezigd. De overwinnaar b.v in de Olympische spelen werd gelauwerd met de tot een krans gebogen olijf tak. Spreekt ook niet Hooit in zijn bekende rei van »de lofkrans, groe- nens nimmer moe" die »het hair der- zulken" toekomt, die het al voor 't algemeene wagen? De krans van olijftak werd later door een gouden krans vervangen en gold toen uit sluitend voor dappere krijgslieden. In nog later tijd werd de corona enkel een kenteeken voor vorstelijke waardigheid, verschillend van gedaante al naar de drager een keizer, een koning, een hertog, een vorst, graaf, vrijheer of adellijke was. In de vorstelijke geslachten was de kroon hot voorwerp zelf erfe lijk en zoo laat zich denken, hoe de nieuwe vorst als teeken dat hij de regeering aanvaaidde, zich kroonde. De schepter of scepter is ook van zeer ouden oorsprong. In het Grieksch beteekent dit woord stafhet was een lans zonder metalen spits, die door de Koningen als teeken hunner waardigheid gevoerd werd. De vor sten waren dan ook veelal gewoon bij den opgeheven scepter te .zweren, de goden aan te roepen enz. De Romeinen ontvingen den scepter, be nevens andere waardigheidsteekenen uit Etrurië. Ook de consuls ten tijde der Republiek en tr.omfeerende leger hoofden voorden zulk een staf eri vreemde koningen, bondgenooten, kregen die als een vereerendo onder scheiding. Het doen dalen van den scepter was in de middeneeuwen een teeken der vorstelijke genade en het kussen daarvan een blijk van onder werping. De scepter was in de dagen der oudheid een lange staf, zooals later steeds door de Fransche konin gen gebezigd werd, van boven voor zien van een hand. als zinnebeeld van bet hoogste rechterlijke gezag. Elders gebruikte men in de midden eeuwen een veel korteren scepter. De rijksappel is ook al niet van jongen datum. Men moet hier niet denken aan de vrucht; de appel is enkel een bol, die de wereldkloot voorstelt. Die bol vindt men al op oud Romeinsche munten. Eon munt van keizer Augustus bevat drie bol len, die het opschrift dragen A S I, A F R en E V R. liet is duidelijk, dat met elk dezer bollen een der drie destijds bekende werelddeelen Asia, Afrika en Europa bedoeld werd. De toevoeging der bollen bij bet beeld des Keizers beduidt dus dat zijn heer schappij heel de wereld omvatte. Later werd het drietal door één enkele vervangen, die de gansche aarde voor stelde; gebruikelijk werd liet op de bol een kruis te plaatsen als herin nering aan de »allerchristelijkste« majesteit, die over heel dit gebied heerschte. De ééne bol dan ziet men op vroeg-duitsche munten inde hand der keizers. De toevoeging van eenig voorwerp op de bol is ook van romeinschen oorsprong: dit volk toch plaatste nu eens een roer dan weer een »Niké« (godin der overwinning) op de bol, die de adelaar (beeld van het Romeinsche rijk) met zijne voeten vasthield. De rijksappel dus,zooalszij koninklijk insigne geworden is, wijst heen op de uitgestrektheid van het gezag over heel de aarde. Wat het rijkszwaard beteekent, behoeft wel niet nader uiteengezet. Hoezeer ook wij, menschen van den modernen lijd, ontgroeid zijn aan de symboliek van vroeger dagen, ook voor ons spreekt nog het zwaard duidelijk als het teeken van gezag, als het symbool van liet recht van leven en dood en als zoodanig van de volle, onverkorte koninklijke waar digheid. Wat eindelijk de rijksstandaard aangaat, ook de vlag want de standaard is een vlag, een vaandel, gebonden aan een speer behoeft voor ons als beeld geen nadere ver klaring. Gelijk elke vereeniging haar vaandel heeft (of zou willen hebben), gelijk in het leger dat vaandel het zichtbaar teeken is van bet vaderland, welks verlies gelijk staat met een nederlaag, zoo is de rijks-standaard, die bij de inhuldiging gebruikt wordt, bet symbool van bet Rijk. Door deskundigen wordt gezegd, dat de standaard eigenlijk niet be- hooit tot de insigniën. Nu kan men, ter zako dezer insig niën, deze opmerking maken. Zij hebben zin, waar ze geijkt zijn dooi de geschiedenis, waar de voorwerpen zelve eeuwen oud zijn en veel hon derden jaren geloden reeds door de vorsten bij hun plechtige kroningen zijn gebruikt. Daar ook dienen zij tot de eigenlijk gezegde kroning. Bij ons staat de zaak anders. Ieder weet, dat ons vorstenhuis dagteekent van December 1813. Hoe verheven ook de positie was der stadhouders, hoe groot bun macht, hoe schitterend hun geschiedenis, hun titel zelf duidt reeds aan, dat er hier van geen kroning ol inhuldiging sprake kon zijn. De astadhoudei" Willem 1 was stede houder, d. i. vertegenwoordiger van Z. M. Philip II. Later werd stadhou der de titel voor den eersten dienaar der Republiek. En noch de groote omvang dier «stadhouderlijke" waar digheid, noch ook de later volgende erfelijkheid daarvan kon het feit weg nemen, dat de souvereiniteit in elk gewest bij de Staten-Provinciaal en het oppergezag in zake de Unie bij de Staten-Generaal berustte. Van inhuldiging daar dus geen spoor, althans niet een zoodanige, waarbij de vorstelijke insigniën kon den te pas komen. Daarvan kon eerst bij koning Willem I, die als «souverein vorst" hier kwain, sprake zijn, al moet ook daarbij in aanmer king genomen worden, dat (gelijk reeds zoo vaak is uiteengezet) ei bij ons geen kroning is, maar een inhuldiging, doordat de regeering van rechtswege wordt aanvaard door den opvolger bij den dood van den voor ganger of bij het voltooide '18de jaar na een regentschap. Intusschen heeft men, hoewel de insigniën dus ontbraken, ook ten onzent het niet zonder willen doen. En zoo men wil, te recht. Want daal de inhuldiging de plechtige handeling is, waarbij de vorst de grondwet be zweert en het volk zich aan den vorst verbindt, gaf bet zeker pas daarbij de symbolen der koninklijke waardig heid, zooals die door de eeuwen daartoe zijn gestempeld, hun figuurlijke rol te laten spelen. Vandaar dus, in navolging van wat elders reeds in vorige eeuwen geschiedde, ook bij ons de kroon cn de schepter, de rijksappel en bet rijkszwaard met den standaard. Hoe zo er uitzien? vraagt ge. Zie hier een beschrijving der insigniën, zooals ze bij de inhuldiging van Wil lem II, zijn gebruikt. »De Kroon, door de heeren M. Bone bakker Zn. te Amsterdam zoo sierlijk als kunstig gewerk, is op de volgende wijze saaingesteld. Een rood tluweelen toque dient om de Kroon rondom het hoofd te doen passen; deze toque is omvat door den gouden band, welke inet edelgesteenten van onderscheidene fonkelende kleuren, als saphiren, smaragden en andere, om zet is; de rand van den bandeau is geschulpt en geeft zestien punten, van welke acht door een fraaien parel bekroond worden, terwijl de acht andere zich door gedreven gouden bladen vereenigen met acht gebogen gouden bandelieren, die de eigenlijke kroon uitmaken en, zich bovenaan dezelve vereenigende, daar gevat en bekroond worden door een gouden wereldbol, met een gouden kruis op denzei ven. Deze acht bandelieren, van onderen breed, doch allengs smal ler loeloopende, zijn bezet ieder met negen paailen, die deze zelfde even redigheid volgenwaar de bandelier breed is, groot zijn, en waar die smaller wordt, allengs kleiner worden. De bandelieien zelve zijn van mat goud en de randen van dezelve van glad en gepolijst goud. De Schepter, vervaardigd door den hofleverancier Meyer te 's-Graven- hage, munt door nette en smaakvolle bewerking uit. Dezelve is van zilver, zwaar in het goud verguld, mei pal mettos a l'anlique. De schepter is eene Nederlandsche el lang, behalve den zich daarop bevindenden appel. Het kapiteel daarvan, waarop de Rijksappel met bet kruis geplaatst is, is naar de Korinthische orde ver vaardigd. De R ij k s a p p e 1, mede door den hofleverancier Meyer vervaardigd, is ingelijks van zilver, zwaar in het goud verguld. Dezelve is naar den antie ken smaak ingericht, en met schitte rend gekleurde steenen, die een fraai aanzien opleveren, omgeven. De Grondwet is ingebonden door den hofboekbinder Carbenter te 's-Gravenhage. Dezelve is in royaal- kwarto formaat, prachtig en kostbaar in rood fluweel cn verguld op snee gebonden. Aan beide zijden staat 's Rijkswapen, verguld. Van onderen is dit prachtige exemplaar der Grond wet met gouden kwasten versierd. Het R ij k s-z w a a r d is een antiek 3) De paarden maakten tengevolge van een slag met de zweep een zijsprong en holden de helling af naar beneden. Een hekwerk scheidde den zig-zag loopenden straatweg van den gapen den afgrond rechts en den steilen rotswand links. Bosschen en altijd meer bosschen naar boven en in de diepte schenen den weg samen te willen persen en de vreemdeling bleef midden in den zin steken, de ont stelde oogen naar de oneindige diepte gericht. «Is dat niet gevaarlijk" stamelde hij. «Waarom rijdt je zoo wild «Geen Noor heeft angst voor zijn bergen en dalen." «Houd een oogenblik stil, ik moet eens op adem komen." Signe trok de teugels aan en toen het wagentje stil hield, bemerkte men eerst hoe doodelijk stil het hier boven op de bergen was. Men zou meenen. dat men de dauwdroppeltj es kon hoo- ren vallen. De paarden brieschten zacht en de wind speelden met de fijne, blonde haren van Signe. De vreemdeling ging vlak voor het meisje staan en vroeg: «Ben je ook niet bang voor - voor mij?" «Voor u? Voor u wel het aller minst. Meent gij, dat Signe u anders gereden had?" «Signe! Signeherhaalde hij. «Zoo heet je dus. Onvoorzichtig meisje!" «Ik ben nog nooit met een wapen omgevallen," merkte zij op. «Dat dat meende ik niet. Hebt gij mij werkelijk voor zulk een ellen- digen lafaard gehouden, gij trotsche Noorweegsche Meen je misschien ook, dat ik bevreesd ben voor Astrid's vader?" Signe keek hem verwonderd aan. «Ik heb dat slechts als voorwendsel gebruikt om afscheid van Astrid te kunnen nemen en op die manier on aangename tooneelen te voorkomen. Ben je daar nog niet achter? Ha, ha, wat kijk je me verbluft aan!" «Dat hebt gij gedaan Daarom dus heb ik u geholpen, daarom dus Gunnar Larssen bedrogen om u behulpzaam te zijn om mijn arme vriendin te verlaten?" «Je hebt mij een dienst bewezen, kind, dien ik nooit zal vergeten. Zie je, ik moet weg. Ik heb Astrid op zettelijk de bedreiging van haar vader zoo verschrikkelijk voorgesteld; zij heeft mij toen zelve gesmeekt om te vertrekken en «Schandelijkriep Signe veront waardigd uit. «Ik wil u geen dienst bewijzen! Gij hebt schandelijk ge handeld en ik heb u daarin ge holpen 1" «Vat je de zaak zoo op," mompelde de vreemdeling. «Ik dacht an ders zou ik niet zoo dom geweest zijn om u dat te zeggen. Signe, kijk mij niet zoo boos aan." «Schandelijk!" riep zij toornig uit. «Ik dank u, dat gij mij intijds hebt gewaarschuwd! Loop nu maar altijd rechtuit, dan komt gij van zelf in Humledalen. Farvel." «Meisje, ben je krankzinnig? Wat zal dat beteekenen?" stamelde John, «laat mij op den wagen!" «NooitGij zult het karriol niet aanraken. bracht." «Signe! Je wilt mij hier middenin den nacht toch niet alleen laten staan Ik weet hier weg noch steg," riep hij buiten zichzelf van angst uit. «Dat ben ik juist van plan te doen," zeide Signe koud, «zijt gij een man? En behandel ik u slechter dan gij Astrid hebt behandeld?" «Signe! Ik smeek je gij hebt mijn dood op je geweten, breng mij naar Humledalen 1" «Neen «Signe Ik geef je twintig kronen, als je Hij zweeg eensklaps met een kreet van pijn. De zweep in Signe's rechter hand suide door de lucht en liet een bloedroode streep achter op John's hand. De paarden steigerden en galoppeerden vervolgens den steilen berg af. «Dat zal ik je inpeperen!" siste John, terwijl hij doodsbleek werd. Onbeweeglijk staarde hij naar de kromming van de straat, waar Signe verdwenen was en hare vlammende oogen schenen hem ook nu nog door- boorend aan te staren «Signe riep hij «wat moet ik beginnen? O God wat moet ik beginnen?" Inplaats van zijn weg kalm te ver volgen ging hij op een steen zitten en gaf hij zich geheel over aan zijn angst. «Signe!" riep hij woedend uit, «je hebt de belofte niet gehouden, die je Astrid hebt gedaan. Je hebt mij verlaten en geslagen, maar wacht maar, mijn wraak blijft niet uit. Het werd donkerder en vochtiger en John liet het hoofd tegen een boomstam rusten. Hoog boven hem krasten de kraaien. Uren verliepen, het was doodelijk stil, totdat er zich in het Oosten een gele streep ver toonde en het water van het Tyrif- jord zich rimpelde door den morgen wind. De Saeterjente dreef haar koeien naar de weide en zong haar eentonig lied. Langs den straatweg trokken de landlieden, die naar de stad gingen. John werd verschrikt wakker. Voor hem stond een krachtige jonge man met de zweep in de hand en een span flinke paaren, die een reusachtigen boomstam bergop sleepten, hield st.il aan den berm van den weg. «Wat is er? Waar ben ik?" vroeg de vreemdeling. O ja nu herinner Saeterjente Sennerin.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1