NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. SCHITTER BUITENLAND. Aio. 85. Woensdag 26 October 1898. Zeven-cn-twiiitigste jaargang. YEltSCÜIJVr WOENSDAG EIY ZATERDAG. FEUILDETQN. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort. AD VERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Eergister is liet lang verwachte Geelboek omtrent de Fashoda-quaestie door de Fransclie regeering gepubli ceerd. Het geolboek geeft een over zicht van de telegrammen en brieven waarin liet resultaat der besprekingen omtrent de quaestie tusschen de En- gelscbe ert Fransehe regeering is neer gelegd, gewisseld tusschen den Fran- schen minister van Buitenlandsche Zaken Delcassé en den Fransthen ge zant te Londen, de Courcel. Delcassé zegt in een telegram aan de Courcel, Fransch gezant te Londen en dateerende van 20 September, dat hij in een gesprek met Sir E Monson verklaard heeft dat Liotard de chef is van de Fransehe zending in Egypte, welke zich ten doel stelde het gebied van Fiankrijk bij de Fransch-Kongo- leesche overeenkomst toegewezen, te bezetten en bezet te houden. En de opdracht voor deze zending was aan Liotard gegeven, in 1893 vóórdat Sir E. Grey zijn bekende verklaring (dat het bewuste gebied), niettegen staande de Mhadisten het tijdelijk veroverd hadden, Egyptisch bezit was gebleven) in liet Lagerhuis had afge legd. Soedan was toen reeds voor Egypte verloren, zegt Delcassé en dat ook Engeland deze meening was toegedaan, daarvoor haalt Delcassé als bewijs aan, dat de Engelsche regeering zelf niet geaarzeld heeft, een groot stuk van de aequatoriale provincie voor zich te veroveren. Wat Eashoda betreft, het was door Marghaml aan de Mhadisten ontrukt vóór den val van Khartoem. Frankrijk wilde echter niet in strijd met zijn eigen belang Fashoda behouden, maar men kon evenmin verlangen dat men het prijsgaf zonder overweging van de quaestie der grensregeling van haar bezittingen in Midden-Afrika. Wij zijn 't eerst in Fashoda geko men, heeft Delcassé den 3en October tot Sir E. Monson gezegd en wij heb ben bel aan de barbaarschheid ont nomen evenals twee maanden later Khartoem door u daaraan is ontrukt Gij kunt daarom niet eischen dat wij die stad weer gaan ontruimen vóór I eenige discussie daarover te hebben j gevoerd, want dat zou een ultimatum zijn waarop ons antwoord niet twij felachtig zou wezen. Delcassé ver klaarde verder dat hij wel tot stoffe lijke concessies bereid was doch de nationale eer wilde hij ongeschonden gehandhaafd zien. Den 5en October deelt do Courcel aan Delcassé mede dat hij een lang durig onderhoud met lord Salisbury heeft gehad. Daar lord Salisbury weigerde te treden in een grondige bespreking der quaestie, had hij, de Courcel gezegd, dat er toch een mid del moest gevonden worden om de zaak tot oplossing te brengen. En de ontruiming van Fashoda was geen oplossing, want waarheen zou Mar- chand zich terugtrekken, waar zou zijn terugtocht eindigen? Al werd Fashoda ontruimd dan moest men toch eerst tot overeenstemming komen over de wijze waarop die zou plaats hebben en in een minnelijke schik king treden voor 't bepalen der grens gebieden. En wij kunnen niet toe geven, voegde de Courcel er bij, dat alleen de Fransehe gewesten van Centraal-Afrika van een déboudié op den Nijl verstoken blijven, als andere mogendheden, met goedkeuring van Engeland, in het bezit zijn van land aan die r ivier. Wie weet of, als deze quaestie geregeld was, er niet een uitweg was gevonden uit het lange misverstand tusschen Engeland en Frankrijk in zake den toestand van Egypte Overigens hield de gezant vol dat Frankrijk evenveel recht had op Fas hoda als Engeland op Khartoem. Lord Salisbury hield daarentegen vol (lat Engeland's denkbeelden ten aanzien van de streek al lang bekend waren, ook uit de verdragen met Duitschland, Italië en den Kongo- staat; Engeland had recht zich te beklagen over hot uitrusten eener expeditie, in de stilte, waarvan men eerst iets zekers vernam toen ze op Egyptisch gebied was aangekomen Dat de mannen van Miuchand zoover gekomen waren, was juist aan de vernietiging dor Mhadisten door Kit chenor te danken. Marchand had zich ter sluiks in den rug van den vijand genesteld, op liet oogettblik dat het Engclsch-Egyptisch leger de hoofd stad van den Mahdi veroverde en daardoor' ook recht kreeg op de pro vinciën, destijds aan den Mahdi onder worpen. Ten opzichte van de provincie Bahr- el-Ghazai zeide lord Salisbury, dat het bezit van dit gebied een onder werp van twist was met Engeland en dat Engeland verlangen moest, dat de Franspijen zich terugtrokken tot aan de waterscheiding; onder voorbehoud echter van aanspraken, die Frankrijk meende te kunnen doen gelden. Ik wees er lord Salisbury toen op, zegt de Courcel, dat de waterscheiding in deze streken slechts een weten schappelijk begrip is, daar de perio dieke overstroomingen het zeer moei lijk zouden maken, die aan te geven. Het was daarom beter de grenzen af te bakenen om onze weder zijdsche sferen van invloed aan te duiden. Toen drong Salisbury op voorstellen aan. Ik zeide hpm, dat ik voor mij door uw vroegere beschikking ge rechtigrl achtte voor liet Fransehe gebied in het bekken van den Kongo het bezit te vragen van een nood zakelijken uitweg naar den Nijl, liet dal van den Bahr-el Ghazal en dat het mij een gemeenschappelijk belang van Frankrijk en Engeland toescheen dezen natuurlijken handelsweg van Centraal-Afrika niet af te sluiten, maar zoo noodig het gebruik ervan te regelen door middel van bijzondere bepalingen, overeenkomstig die Welke zijn vastgesteld voor hot Nigergëbied. Wij zouden er aldus toe komen onze sferen van actie volkomen af te bakenen en de grenzen van de streken tusschen het Tchadmeer en den Nijl, de eenige na onze laatste overeenkomst die nog niet bepaald waren, te regelen. Als wij het over deze voorstellen niet eens konden worden zou de Fashoda quaestie geen oorzaak van moeilijkheden meer zijn en vanzelf worden opgelost. Lord Salisbury zeide mij, dat hij over den wenscii om voor Frankrijk een toegang tot den Nijl voorbehou den te zien, zou nadenken, maar dat hij in elk geval de andere leden van liet kabinet zou moeten raadplegen. Dit is de zakelijke inhoud van liet Geelboek welke vóór de uitgifte aan lord Salisbury ter goedkeuring is voorgelegd. In Frankrijk heeft het Geelboek een zeer gunstigon indruk gemaakt. Voor gisteren, den dag van de opening der Fransclie Kamers waren door de politie met bet oog op wan ordelijkheden en manifestaties uitge breide maatregelen genomen. De place de la Concorde en het gebouw dei- Kamers worden streng bewaakt, de Pont des Invalides en de Quai d'Orsay worden door agenten bezet. Alle samenscholingen op straat zijn verboden; personen die daaraan deel nemen zullen onmiddellijk worden gearresteerd. Als oproerkreten zullen beschouwd worden de uitroepen: Weg met Frankrijk, weg met het leger, weg met de Joden, dood aan de Joden en weg met Brisson De rapporteur van het Hof van Cassatie, Bart, zal zijn rapport aan gaande de revisie lieden aan den voorzitter van de Crimineele Kamer overhandigen. Het Journal des Dé- bals meent te weten dat het zeer stellige conclusies bevat. De Liberlé deelt mee, dat de conclusies van den procureur-generaal Manau zeer beslist luiden vóór de revisie en dat hij zelfs twee officieren die in de zaak-Dreyfus gemoeid zijn, in staat van beschul diging stelt. Men weet nog niet of het Hof een grondig onderzoek naar de zaak zal instellen. Doch het schijnt dat het geneigd is do revisie de plano to gelasten omdat de publiekmaking van de ontdekkingen bij een enquête te pijnlijk zou zijn. De Liberlé zegt verder, dat er 10 raadsheeren vóór en 5 tegen do revisie zullen stemmen. De Ciècle heeft van een officier van 't 74e regiment een brief ontvan gen waarin deze bevestigt dat de medeofficieren van Esterbazy bij dat regiment bekend waren met liet ver- valschen van de volmacht van gene raal Abria door Esterbazy waardoor deze laatste in 't bezit kwam van de Manuel de Tir. De schrijver voegt er aan toe dat het den officieren nog steeds onbegrijpelijk is hoe Esterbazy kennis heeft gekregen van het feit dat het Manuel in 't bezit was van den generaal of van den kapitein Dagiienet toen geen van ben daar nog iets van afwist. Hij meent dan ook dat Ester bazy door iemand te Parijs daarvan op de hoogte moet zijn gesteld. Maar door wien De officier zou willen dat de mi nister van oorlog naar dezen verrader een onderzoek instelde en ook zou hij gaarne het mysterie opgelost zien, waarom Esterbazy niet gestraft is ge worden, toen zijn vervalsching ont dekt werd Gelukkig heeft de Aurora beloofd deze zaak op to helderen, want van de militaire overheid kan men zooiets toch niet verwachten I De Neue Freie Presse deelt een bericht ait Konstantinopel mede, dat Keizer Wilhelm II gesproken heeft in zake Dreyfus. Het luidt aldus: Toen Keizer Wilhelm een bezoek bracht aan de Duitsche school daar, zou de architect Kapp den Keizer hebben medegedeeld, dat de vorige week een hooggeplaatst officier te Parijs hem, Kapp, had gezegd, dat Dreyfus on schuldig was en dat negen tienden dor Fransehe officieren daarvan ook overtuigd waren. De generale staf echter trachtte leugen op leugen te Naar bet Engelsch VAN H. H. BOYESEN. 6) Maanden verliepen voor Brita maanden van rU6telooze zorg, van den zwaar a ten arbeid, van wanbopigen strijd om het bestaan, zooals ieder dien strijden moet, die met een moe dig hart en ledige beurs aan de over zijde van den oceaan aankomt. Einde lijk gelukte het baar, zich bij een pachter in de nabijheid van New-York als melkmeid te verhuren. Met bet haar volksstam eigene talent voor vreemde talen bad zij bet Engelsch spoedig geleerd en sprak bet goed. Hare landslieden ging zij uit den weg, en de schilderachtige Noorweegsche kleederdracht had zij sedert lang ver wisseld met degene, welke dAiir in zwang was. Zij noemde zich Mrs. Brita, wat, op zijn Engelsch uitgesproken, ongeveer als Mrs. Bright klinkt, en onder dezen naam kende men haar in de buurt. Toen na vijf jaren bet verre Westen de landverhuizers krachtig lokte, brak zij met ééne der tallooze scharen op en kwam tot Chicago. DJAr kreeg zij, tegen geringe vergoeding, inwoning bij eene Iersche weduwe in eene schamele hut aan het uiterste einde der stad. Wanneer een landsman dien weg langs gekomen was, zou hij in de eerste de beste vrouw, die dA4r op de boutwerven zwijgend als een man werkte, bezwaarlijk Schitter-Brita ber kend hebben, die eens bij het schelle licht der fakkels in de schuren van het vaderlijk huis zoo lustig danste. Schitter-Brita I Groote GodHet schoone gelaat was zoo scherp gewor den de eeuwig beweeglijke lieve lippen om den vriendelijken mond waren ver stijfd en getuigden van sombere ge strengheid de zwemmende oogen stonden wijd open en keken behoedzaam naar alle zijden rond. Alleen haar goudgeel baar had den tijd en den kommer getrotseerd, en viel in rijke, zachte krullen over bet booge, blanke voorhoofd. Zij evenwel schaamde het zich, en verborg het onder eene stijve oudevrouwenmuts. Alleen 's avonds, wanneer zij in haar eenzaam kamertje zat en tot baar knaap sprak, liet zij bet los hangen; en de knaap lachte en speelde met liet haar, en gaf op kin- j derlijke wijze er zijn verwondering over te kennen, dat zijne moeder zulk j een ernstig gezicht bad en schooner haar, dan de jonge meisjes. Deze haar zoon was een bizonder kind. Hij had geheel de smaak van j den Noor weger voor sprookj es vertellen, en niettegenstaande hij nooit iets van Necken en Hulders gehoord had, ont stelde hij vaak zijne moeder door de pbantastiscbe vertellingen van voor-1 vallen, welke hij zou hebben doorleefd en waarin alles nog wonderbaarder toeging, dan in de wonderbaarste sprookjes van bet Noorden. Zij liet' da{ evenwel niet toe, en tenslotte was I hij voor de droomen zijner verbeel dingskracht even bang als voor iets, dat slecht en zondig was. Zoo duldde zij ook de uitbarstingen van berouw niet, wanneer hij haar door woeste drift of onbuigzamen trots tranen bad afgeperst; zij zag daarin toch een teeken van zwakte. "En hij moet sterk zijn," sprak ze bij zicbzelve, «sterker dan alle tegenstand, opdat bij zich een grooten naam verwerve en zijne moeder kunne zegenen, die hem zonder naam de wereld inzond." Dan staarde zij met heimelijke trots op den schoone knaap, die steeds meer op baren vader begon te lijken en van bet ras van zijn eigen vader niets bad, dan bet blonde baar en de breede schouders. Het was zonderling! Maar boe on eindig lief zij den knaap ook bad, en hoe trotsch zij ook op hem was zij liefkoosde hem toch zelden of nooit. Dat was de boete, die zij zich opge legd bad voor hare schuld. Maar diep in den nacht, hief zij de vermoeide oogen op en liet die op bet kussen rusten, waarop bet lieve gezichtje, gebuid in den sluier van den slaap der jeugd rustte. Dan stond zij stilletjes op, liet zich zacht bij het bedje op de knieën vallen en fluisterde het sluimerende kind de teederste woordjes in bet oor, en hare keete, dikke tranen vielen op bet blonde haar en de rooskleurige wangen. Dan glimlachte de knaap. Dan droomde hij, dat hij hoog boven de door de zon beschenen dennenwouden van bet Noorden zweefde, zijne moeder voor hem uit niet zooals zij nu, maar zooals zij vroeger was, toen men baar „Schitter Brita" noemde, stralende van jeugd en schoonheid en dat uit hare handen altijd vóór hem uit op het zonnige pad een bloemenregen viel, tot uit de wouden onder hen. een buis opdoemde een oud buis met boogen gevel en een zwaar leien dak? Droomen, zoete droomen, welke de bitterste smart op de voet volgde. Was haar bet kind gegeven tot straf voor bare zonde Mocht zij den geesel van God in zegen doen ver- keeren Gaf zij Gode, wat Gods was, zoolang al haar hopen, al baar ver langen, al haar peinzen en denken uitsluitend dezen aardschen schat gold, baar zoon, het kind van den kommer Het zij zóóook deze vreeselijke twijfel kwam van God zij moest er mede worstelen, en zij worstelde er mede, zooals alleen een heilige ooit met eene verzoeking ge worsteld heeft. (Wordt uervolyd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1