NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
x\o. 97.
Woensdag: 7 December 1898.
Zeven-en-twintigste jaargang.
St. Nicolaas.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Het kleine Ms bij Steven's Heide.
Amersfoortsche Courant
l
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In welke maatschappelijke of gods
dienstige vakken en vakjes het Neder-
landsche volk ook verdeeld moge zijn,
rijken en armen, geloovigen en onge-
loovigen vereeren eens in het jaar
een gemeenschaopelijken heilige, den
Spaanschen bisschop, die, naar de
legende luidt, van uit Spanje in den
nacht van den vijfden op den zesden
December, gezeten op zijn wit paard
in zijn bisschoppelijk gewaad en ver
gezeld van zijn zwarten knecht over
de daken rijdt en door de schoorsteen
der huizen zijn goede gaven onder de
jeugd verdeelt in verhouding van hun
braafheid. De eeuwenoude poëzie,
die den mijter van den goeden Sint
in kinderoogen omstraalt, bezit nog
altijd voor duizenden kleinen haar be
koring.
Welke heerlijke, zoete herinneringen
wekt het Sint Nicolaasfcest. bij ons
ouderen.
Hoe roept zij de dagen van blijde
verwachtingen en angstig vreezen uit
onze kinderjaren weder in ons op.
Wat lieten wij ons allen, ook
al twijfelden wij reeds aan zijn bestaan
door onze moeders gezeggen, wan
neer zij ons dreigden met onze stoutig
heden aan den goeden Sint te zullen
vertellen, die op den grooten dag der
vergelding het goede beloonde en het
kwade bestrafte. Wat konden wij
's avonds van den z.g. rijavond met
tintelende oogen in de duisternis staren
naar de uitgezette klompjes en aan
dachtig luisteren of wij het hoefge
trappel van zijn paard hoorden en
angstig de verschijning van zijn zwarten
knecht door den schoorsteen verwach
ten, tot eindelijk de slaap onze inoede
oogen sloot om ze des morgens reeds
vroeg met blijde verwachting en be
vende nieuwsgierigheid te doen open
gaan.
Wat een heerlijke morgen, die
ochtend van den zesden December,
wanneer wij den oogst uit den klomp
binnenhaalden, onze stoutste ver
wachtingen werden vervuld. Het
speelgoed dat wij ons zoolang ge-
wenscht hadden, het kleeJingstuk
waarin wij in onze verbeelding al
zoo vaak gepronkt hadden, het mooie
prentenboek dat onze fantazie zoo
lang geprikkeld had en dan dat heer
lijke lekkers, waarnaar wij dagen te
voren voor de winkels hadden staan
watertanden.
Heerlijke dag vol poëzie uit onze
kinderjaren, voi schoone herinnerin
gen aan onze goede ouders, aan wie
wij later begrepen al die gaven van
den Heiligen Sint verschuldigd te
zijn, hoe gelukkig kunnen zij ons
nog maken in de dagen onzer grijs
heid als de schoonste van ons leven.
Welk een beweegkracht ten goede
gaat er van deze Smt-Nicolaas-legende
uit. Hoe leeren wij er de beste men-
schelijke eigenschap, die der liefde
uit, die ons opwekt om anderen ge
lukkig te maken, van hetgeen wij
bezitten iets af te staan voor ben
die ons verwant, of wier nooden ons
van nabij bekend zijn
Hoe herinnert de Spaansche bis
schop ons jaarlijks den armen te ge
denken en van onzen overvloed aan
anderen mede te deelcn.
Hoeveel gelukkigen worden er van
vijf op zes December gemaakt!
Want zijn niet de Sint Nicolaas
gaven de boden onzer liefde tot onze
ouders, onze kinderen, onze vrouw,
onze vrienden, onze ondergeschikten
en onze armen
Hoeveel teedere banden, die door
verschillende omstandigheden los
waren geraakt of geheel verbroken,
worden op Sint-Nicolaas niet weder
nauwer toegehaald of op nieuw ge
vlochten
Welke blijde verrassingen worden
er op dien dag niet bereid, te ver
rassender naarmate zij komen van
een zijde, waarvan men het allerminst
vermoedde, soms van hen, van wie
men het minst verwacht zou hebben,
dat zij zich om ons bestaan bekom
merden.
En dan die geheimzinnigheid, waar
mede ons sommige gaven worden
bezorgd en waardoor onze nieuwsgie
righeid dagen en weken op de proef
wordt gesteld.
Die bekoorlijke drukte van het in-
koopen der cadeaux, het verpakken
en ontpakken der geschenken, die
blijde gezichten van allen 1
De zesde December is de geluk
kigste dag van het geheele jaar, de
dag van de dankbaarheid en de te
vredenheid, de dag waarop het ideaal
der menschheid in vervulling schijnt
te gaan: hebt elkander lief!
Laat ons dezen bij uitstek nationalen
dag in eere houden als den dag der
vergelding, het offerfeest der liefde
die ons menschen weder kinderen
doet zijn.
Het Londensche weekblad de Ob
server, waarin de heer Strong reeds
vroeger onthullingen namens Ester-
hazy heeft gedaan, bevat nu weer
een artikel onderteekend Dixi, het
vroegere pseudoniem van Esterhazy
in de Libre Paroledat opzien baart.
De schrijver wijst er o a. op dat
er maandelijks 40,000 francs uit de
geheime fondsen werden besteed welk
bedrag somtijds tot 100,000 francs
steeg. Sedert den dood van Boulan-
ger, die deze fondsen besteedde voor
zijn eigen propaganda, zouden er zes
miljoen francs uitbetaald zijn. Ver
scheidene generaals en ministers
zouden hieruit geld getrokken heb
ben, tot Picquart weigerde zich hier
toe mede te leenen. Vandaar de
bijzondere verbittering tegen den
overste. Allerlei valsche stukken zijn
met grof geld betaald en dit moest
natuurlijk uitkomen als de zaak
Dreyfus aan de volle openbaarheid
werd prijsgegeven. Dixi geeft te
verstaan, dat hooge officieren zelf die
stukken maakten of lieten maken en
er zich voor lieten betalen.
Vooral Billot zou reden hobben om
voor Picquart te vreezen. En verder
zegt Dixi\ «Het is niet de Dreyfus-
zaak die den generalen staf noopt
zich te verzetten tegen afgifte van
het geheime dossier, maar de vrees
dat openbaar zal worden welk ge
bruik er gemaakt is van het geld,
dat ter beschikking van het bureau
van den inlichtingendienst gesteld
werd."
Een protest-adres tegen de inbe
schuldigingstelling van Picquart als
in Frankrijk nog steeds door duizen
den wordt geteekend, ligt nu ook,
volgens een advertentie in de N. R. Cl.
te Rotterdam bij de firma Kramers
en Zoon tot Woensdagmiddag voor
protesteerende Hollanders ter teeke-
ning De lijst zal daarna aan de
Siècle ter publiceering worden opge
zonden.
Het komt ons voor, dat men zich
aan overdrijving schuldig maakt door
op deze wijze hier aan de beweging
mee te doen. En vooral ook nu de
zaak-Picquart een geheel andere wen
ding heeft genomen en zij aan de
rechtvaardige handen van het Hof
van Cassatie is toevertrouwd, heeft
een dergelijke protest geen reden van
bestaan meer.
Gisteravond hebben er weer klop
partijen plaats gehad te Parijs tus-
schen voor en tegenstanders der revisie
na afloop van een meeting waar
Millevoye en Déroulède spraken. Er
werden revolverschoten gewisseld. De
politie verstrooide de menigte.
Maandag j.l. heeft Mc. Kinley een
Boodschap tot het Amerikaansche
Congres gericht, waarin hij verklaart,
dat de ontruiming van Cuba niet af-
geloopen kan zijn vóór den lenJanuaii;
en dan zegt de president dat hij het
vraagstuk van de inrichting van het
bestuur over de nieuwe bezittingen
verschuift totdat het vredestractaat
geratificeerd zal zijn. Middelerwijl
blijft het militaire bestuurgehandhaafd.
De president dringt op de noodzake
lijkheid aan van nauwe, op den grond
slag der wederkeerigheid berustende
handelsbetrekkingen met do Cubanen,
en van het ondersteunen van hun
streven om een onafhankelijk bestuur
te verkrijgen. De president geeft aan
het Congres in overweging in deze
zitting definitieve beslissing te nemen
ten behoeve van den aanleg van het
Nicaragua-kanaal.
Over China sprekend, zegt Mc. Kin
ley dat de Amerikaansche gezant in
last heeft de volledigste bescherming
te verzekeren aan elk bedreigd Ameri
kaansche belang.
Na gewaagd te hebben van de han
delsovereenkomst met Frankrijk, ver
klaart de president dat de onderhan
delingen met andere regeeringen, in
het bijzonder met Duitschland, goed
vorderen.
De betrekkingen met Groot-Bi ittanje
blijven van den meest vriendschappe-
lijken aard.
Den kleinen omvang van leger en
vloot der Unie in aanmerking nemend,
acht de president het ontwapenings
voorstel van geen practische betee-
kenis voot Amerika, behalve alleen
als een stap nader tot de goede ver
standhouding der verschillende vol
keren onderling.
De president verklaart in te stemmen
met de voorstellen van minister Alger,
betreffende de vergrooting van het
leger en het bouwen van drie nieuwe
ooi logsschepen en twaalf kruisers.
Deuitzettingspolitiek,welkeDuitsch-
land ten opzichte van Nederland en
Denemarken in practijk brengt, heeft
het ook nopens Oostenrijk toegepast.
Vele Oostenrijkers zijn n.l. uit Silezië
verbannen, hetgeen in Oostenrijk
veel verbittering heeft gewekt. In
de Kamer hebben dienaangaande
eenige afgevaardigden geïnterpelleerd,
en het antwoord, dat de minister
president graaf Thun daarop heeft
gegeven, heeft geen bevrediging ge
bracht. Hij zeide o a. dat de Prui
sische regeering deze uitwijzingen
als een interne zaak beschouwde,
Uit het Dagboek van een geneesheer.
Naar het Engelsch
VAN
L. F. MEADE en Dr. Cl. HALIFAX.
1)
Onder mijne talrijke kennissen telde
ik een oud vriend, die in een eenigs-
zins verwijderd gedeelte van een' ge
meente-weide woonde, welke tusschen
de veertien en zestien mijlen buiten
Londen gelegen was. Met het oog
op deze zonderlinge geschiedenis, zal
ik ze Steven's Heide noemen, ofschoon
haar werkelijke naam anders luidt.
De gemeente-weide strekt zich vele
mijlen in verschillende richtingen uit,
en ofschoon zij slechts op betrekkelijk
geringen afstand van de wereldstad
ligt, is zij zoo eenzaam, alsof zij deel
uitmaakte van één van de moerassen
van Torkschire. Mijn vriend was een
officier op non-activiteit van het Leger
hij had een' groote neiging voor
eenzame plaatsen, en koos de nabuur
schap van Steven's Heide, vooral met
het oog op hare eenzaamheid toen hij
besloot een huis op den zoom er van
te bouwen. Hij was een oud man van
tusschen de zestig en zeventig j aar
zijne kinderen hadden hem reeds lang
geleden verlaten en hij en zijne vrouw
leidden een allergelukkigst leven in
hunne lieve nieuwe woning met hare
uitgestrekte omgeving. De lucht was
er zuiver en frisch, en ik genoot altijd
als ik mijn vriend een bezoek bracht.
Het toeval wilde, dat een' ziekte van
onbeduidende aard mij tegen het einde
van October naar Clover Lodga riep.
Colonel Mathison zou nimmer eenig
ander geneesheer raadplegen, dan mij,
en ik vond hem bij mijne komst ze
nuwachtig en overspannen. Na een
nauwgezet onderzoek was ik in staat
hem volkomen gerust te stellen ten
opzichte van zijn physieken toestand.
Mijne uitspraak bracht hem onmiddel
lijk in een hoogst opgeruime stemming,
en hij stond er op, dat ik met hem
en zijne vrouw zou blijven dineeren.
Mrs. Mathison stelde mij voor, even
véór de maaltijd een' wandeling met
haar te maken in den omtrek.
«Uw oordeel over Edward heeft hem
erg gelukkig gemaakt," zeide zij.
«Indien hij m'n raad volgt, zal hij
binnen een' week weêr geheel in orde
zijn," was mijn antwoord.
«Ja, ja," antwoordde zijdan liet
zij er met een zucht op volgen: «gij
zijt in verrukking over dit oord niet
waar, Dr. Halifax?"
«Gij hebt hier de heerlijkste lucht
van het graafschap," zeide ik«niemand
zoa vermoeden, dat gij hier zoo dicht
bij Londen zijt."
«Dat is zóó," antwoordde zij«maar
wat mij betreft, hoe heerlijk de lucht
ook wezen moge, ik zou verkiezen den
winter in de stad door te brengen
de zaak is, dat ik erg graag menschen
zie, en de Colonel een paar oude ken
nissen uitgezonderd, z'n dagen liever
in eenzaamheid slijt. De omstandig
heid, dat ik me verlaten gevoel, is
evenwel slechts een' onbeduidende zaak,
en het is niet daarom, dat ik vurig
verlang, vóór den winter naar een meer
beschaafd gedeelte van het land te
trekken.
«Wat bedoelt gij?" vroeg ik.
«Wel," zeide zij, na een oogenblik
van aarzeling, «ik houd niet van de
menschen, die ik op deze gemeente-
weide ontmoet."
«Ik houd me overtuigd, dat gij zon
derlinge personen tegenkomt," hernam
ik, «maar gij hebt toch zeker niets
met hen uit te staan?"
«O, ik bedoel de landloopers niet,"
zeide zij. «Ik ben in 't minst niet be
vreesd voor den gewonen landlooper;
maar laatst heb ik, op m'n wandeling,
twee of drie mannen met een zeer on
gunstig uiterlijk ontmoet. Nog geen
veertien dagen geleden sprong eens
klaps één hunner, een man met don
kere oogen, een zwaren knevel, en een'
tanige gelaatskleur, tegenover me op
den weg voor den dag, en vroeg me,
volmaakt beleefd, hoe laat het was.
Een' soort van instinkt waarschuwde,
me, m'n horloge niet voor den dag te
halen. Ik antwoordde op de gis, en
de man sprak verder geen woord. Zijn
toon was wel is waar volkomen die
van een fatsoenlijk man, en zijn kleeding
die van een landedelman des niet
temin joegen zijn houding eD de uit
drukking van zijn gelaat mij zoo'n
schrik aan, dat ik sidderende over al
m'n leden huiswaarts keerde. De colonel
vroeg me, wat er aan scheelde, en ik
vertelde het hem. Hij lachte natuurlijk
over m'n angst, en ik kon hem er
I derhalve volstrekt niet toe krijgen, de
zaak in een ernstig licht te beschouwen.
Om kort te gaan, men moet tegenover
dien kerel gestaan, hebben om iets
ernstigs in zulk een alledaagsch geval
te zien maar de Colonel is een oud
man, dokter, en heeft een zeer vurig,
oploopend karakter, en zoo er eenig
gevaar bestond
«Dat er natuurlijk niet bestaat,"
viel ik haar met een glimlach in de
rede.
Ik beschouwde de kleine oude dame
aandachtig terwijl ik sprak zij had
blijkbaar een schok ontvangen. Ik
oordeelde, het maar half goed voor
haar, in deze woeste streek alleen rond
te wandelen.
«Bij dat al zou het zeer goed voor
u zijn, dat gij gedurende de winter
naar de stad gingt," zeide ik. «Ik zal
na den maaltijd met de Colonel de
zaak bespreken. Zijn toestand is vol
strekt niet ernstig, maar zoo ik hem
in m'n nabijheid had, kon ik hem bij
tusschenpoozen gadeslaan, en hem wel
licht een' leefregel voorschrijven, welke
1 voorkwam, dat de aanval waarover gij
beiden u ongerust maakt, zich her-
haalde."