NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No. 7.
Woensdag 25 Januari 1899.
Acht-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG.
ZoMapmt en ArMflswetspviajr. 1
FEUILLETON.
EEN RAADSEL
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort.
AD VERTENTlKN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Sinds vele jaren reeds is aange-1
drongen op de vervanging der ver
ouderde, we mogen wel zeggen ver
steende Zondagswet van 1815 door
een, die beantwoordt aan de behoeften
van den tegenwoordigen tijd, en die
dan ook gehandhaafd kan worden.
Met de bestaande is dat niet het ge
val gewoonlijk doet de Overheid alsof
zij er niet is, wat misschien verstan-
dig kan genoemd worden doch den
eerbied voor de Wet in het algemeen
niet verhoogt, öf, wanneer hier of
daar een burgemeester op het idee
komt, de zondagswet naar behooren
toe te passen, dan geeft dit aanleiding
tot zulke gekke dingen, dat het voor
beeld niet tot navolging uitlokt.
De Regeering, en niet alleen de
tegenwoordige, met elke andere zou
het juist hetzelfde zijn, bevindt zich
ten opzichte van de Zondagswet in
oen lastig»- positie. Haar volledige
uitvoering gelasten, wanneer geklaagd
wordt dat er de hand niet aan wordt
gehouden, dat kan zij niet, omdat tal
van belangen daardoor geschaad zouden
zijn; in de ruim-tachtig jaren, sinds
haar afkondiging verloopen, hebben
de maatschappelijke toestanden zoo
veel wijzigingen ondergaan, dat de
stipte inachtneming harer bepalingen
iets onmogelijks is geworden. Haar
eenvoudig intrekken, zonder meer,
gaat ook niet, dewijl het alsdan den
schijn zou hebben alsof de regeering
geen belang meer stelt in de bevor
dering van zondagsrust, en men kan
gelooven dat zulks haar heel duidelijk
zou gezegd worden, als zij tot dien
maatregel overging. Een Zondagswet
maken, die aan de behoeften van
onzen tijd beantwoordt, ware een
onbegonnen werker zouden zooveel
concessies gedaan, zooveel uitzonde
ringen toegestaan, zooveel vrijstellin
gen verleend moeten worden, dat er
van de eigenlijke kern der wet niet
veel overbleef, terwijl voor degenen,
die haar moesten ten uitvoer leggen,
de moeielijkheden grenzenloos zouden
zijn.
Het oogluikend toelaten van de
ontduiking der Zondagswet, wat de
sedert lang gevolgde gewoonte is ge
worden, sluit evenwel niet in, dat het
vraagstuk van de Zondagsrust zelf de
Regeering onverschillig laat. Integen
deel, meer dan ooit is het aan de
orde, en immer krachtiger wordt de
overtuiging, dat het voor den licha-
melijken en zedelijken welstand van
allen die werken met de handen of
met het hoofd, een zaak is van groot
gewicht, de vrije beschikking te ver-j
krijgen over den dag, die door de
traditie is bestemd bevrediging te j
schenken aan hoogere behoeften dan
die in direct verband staan met de
broodwinning. Ik acht het geheel
overbodig, over dit laatste punt uit
te weiden; na al hetgeen over het
vraagstuk van den Zondag is geschre
ven en gesproken, is er zeker wel
geen mensch meer te vinden, die
hieromtrent nadere inlichtingen noo-
dig heeft. En wareir-wij atlerr-jege:
onze naasten gezind zooals wij be
hooren te zijn, dan zou ook de be
hoefte aan een wettelijke regeling zich
niet meer doen gevoelendrang noch
dwang ware dan noodig om ieder te
doen genieten hetgeen niet geoorloofd
is hem willekeurig te ontnemen. Dat
zelfde geldt, ik heb het meermalen
als mijn vaste overtuiging uitgespro
ken, van een aantal dingen die men
thans door middel van sociale wetge
ving in orde wil gebracht zien, omdat
we nu eenmaal niet hoog genoeg
staan om uit vrije beweging onzen
maatsehappelijken plicht te betrachten.
Kan de Regeering niet, door een
wet die alle wenschen bevredigt en
met alle belangen rekening houdt, de
Zondagsrust zooveel mogelijk waar
borgen, langs een omweg kan zij toch
het doel wel naderbij komen, namelijk
door bij elk deel van haar wetgeven-
den arbeid op sociaal gebied, waarbij
de Zondagsrust te pas is te brengen,
de uoodige voorschriften te geven.
Dan krijgen wij ook van lieverlede
betere toestanden, en zal de contróle
op de uitvoering dier afzonderlijke
wetten tevens het belang van de Zon
dagsrust ten goede komen. etmaal begrepen is, dat door zijn
Dat is geschied bij de Arbeidswet kerkgenootschap als wekelijkschen
van 1889, die de vrouwelijke en jeug- rustdag is aangenomen,
dige werklieden in bescherming neemt; Er zijn evenwel uitzonderingenten
dat wordt ook beproefd in het behoeve van de bedrijven, die niet
ontwerp, hetwelk thans voor mij ligt, gedurende den Zondag kunnen afge-
ingekomen bij de Tweede Kamer bij broken worden, en die bij algemeenen
Koninklijke Boodschap van 6 No- maatregel van bestuur zullen worden
vember 1898. j aangewezen. In die gevallen wordt
Over den inhoud dier wetsvoor- den werkgever de keus gelaten tus-
dracht spreken wij later wel eens; er sehen drie regelingen. Hij kan zijn
is geen haast bij, want de kans, datarbeiders geven, in ieder veertien
door de overgroote werkzaamheid der daagsch tijdvak:
Kamer de gelegenheid ons zal ont-1 a. één rusttijd van ten minste 36
nomen worden, is uiterst gering. Er achtereenvolgende uren, den Zondag
is nog een massa werk in voorraad,
en 't gaat maar een heel kalm
gangetje. De bedoeling der wet is,
een eerste, zeer bescheiden stap te
doen in de richting eener wettelijke
regeling van den maximalen arbeids
duur van niet-beschermde personen,
volwassen mannelijke arbeiders in
fabrieken en werkplaatsen. Een be-
a'ItWn 'v 691'SfPStPM' ten rhsttijdën er ëëh van 36 uren moét'
behoeve van arbeiders in brood-, koek-,
beschuit- of banket-bakkerijen, en in
fabrieken en werkplaatsen, of gedeel
ten daarvan, waar de arbeid nadeelen
teweeg brengt voor de gezondheid,
doordien er giftige stoffen ontstaan
of worden bereid of verwerkt,
schadelijke dampen ontstaan, de
dampkringslucht kan worden veront
reinigd door stof, het bedrijf een
hooge temperatuur vereischt of ver
oorzaakt. Maar dezelfde wet bevat
ook bepalingen omtrent nachtelijken
en Zondagsarbeid, die gelden voor
alle werklieden in fabrieken of werk
plaatsen.
Wat den Zondagsarbeid betreft,
wordt in hoofdzaak vastgesteld, dat
de werkgever verplicht is den arbeiders
in iedere week een rusttijd toe te
kennen van ten minste 30 achtereen
volgende uren, waarin de Zondag be
grepen is. Behoort een arbeider tot
een kerkgenootschap, dat een weke
lijkschen rustdag niet op Zondag viert,
dan treedt daarvoor in de plaats, zoo
hij zijn verlangen aan den werkgever
heeft doen kennen, een andere rust
tijd van gelijken duur, waarin het
insluitende
b. twee rusttijden, één van minstens
30 uren met een Zondag er in, één
van minstens 24 uren aanvangende
tusschen 6 en 10 uren des namiddags.
c. twee rusttijden, één van minstens
30 en één van minstens 24 uren, aan
vangende als voren, onder dien ver
stande, dat van vier achtereenvolgende
zijn die den Zondag omvat.
In de Memorie van Toelichting heeft
de Minister van Waterstaat omtrent
deze zaak o. a. het volgende geschre -
ven:
«Voorschriften betreffende het toe
kennen van een periodieken rustdag
aan de arbeiders in fabrieken en werk
plaatsen kunnen in dit ontwerp be
zwaarlijk worden gemist omdat het
voorschrift van den maximalen arbeids
duur behoort te worden aangevuld
door een verbod om op alle of op
sommige Zondagen (of andere dagen)
arbeid te doen verrichten. Immers
wanneer alleen bepalingen betreffende
een maximalen arbeidsduur worden
vastgesteld, dan zou door sommige
werkgevers allicht getracht worden
door arbeiders op Zondag of op een
anderen dag, die onder andere om
standigheden vrij zou zijn geweest,
het werk te doen verrichten, dot op
de werkdagen niet mag worden ver
richt. Ook kan voor de arbeiders,
ten aanzien waarvan geen bepalingen
worden voorgesteld ter beperking van
het aantal werkuren, daarin een rege
ling van dien rustdag worden opge
nomen.
«Hoewel het uit den aard der
zaak het meest wenschelijk is, dat
den arbeider zijn rustdag op Zondag
wordt gegeven, al was het reeds om
meer kans te hebben, dat alle leden
van het gezin den rustdag gezamen
lijk kunnen doorbrengen. Zoo meenen
wij toch, dat een verbod om op Zon
dag arbeid te doen verrichten niet
dan voor enkele bedrijven zoude kun
nen worden vastgesteld. Zoodanig ver
bod zoude stellig te streng zijn ten
aanzien van al die bedrijven, waar de
productie nooit stilstaat en waar mis
schien om technische redenen de ar
beid niet kan worden onderbroken,
alsmede in die bedrijven, waar be
paalde werkzaamheden moeten wor
den verricht, die niet te verrichten
zijn wanneer het geheele bedrijf in
gang is. In de hier bedoelde bedrij
ven kan een van beide worden voor
geschreven: öf da^t de rustdag niet
weiceljhs Behoeft"ïê* zijn, öf dat de
rustdag niet steeds op Zondag behoeft
te vallen. In het eerste geval kan de
rustdag dan steeds op een Zondag
worden toegestaan, terwijl die in het
tweede geval daarentegen wekelijks
zal kunnen zijn."
Voor een werkelijk niet gemakkelijk
vraagstuk schijnt het ons toe dat hier
een bevredigende oplossing is voor
gesteld, die zeker toejuiching zal vin
den in de kringen waar men, niet het
minst ter wille van de godsdienstige
samenkomsten, prijs stelt op de vrij
making van den Zondag. Een alge-
meene maatregel van bestuur zal de
uitzonderingen aangeven, in welke
toch zooveel mogelijk met het recht
op Zondagsrust rekening zal gehouden
zijn en hierin worden natuurlijk de
Inspecteurs van den arbeid gehoord,
die niet dan bij noodzakelijkheid tot
afwijking van den algemeenen regel
zullen adviseeren. De vaststelling bij
Koninklijk Besluit, dat zoo noodig kan
worden gewij zigd, is ook in dit opzicht
verkieslijk boven opnemen van de uit
zonderingen in de wet zelve, welker
eventueele verandering meer voeten
in de aard heeft.
Naar het Engelse-h
VAU
WALTER BESANT.
6)
»Ja, ik heb u lief, zooals gij moest
zijn zooals God zou willen hebben,
dat gij in werkelijkheid waart. Niet
zooals gij zijt. Ga heen! Spreek mij
niet weer van liefde, totdat de heilige
dingen, die gij zegt, beteekenis voor
u krijgen, totdat gij u ziel en uw
Rechter vindt en misschien u Verlosser.
Ga, zeg ik u
Hij lachte, nam haar hand en kuste ze.
«Vaarwel mijn Maggie,» zeide hij
opgeruimd en verliet het vertrek.
Toen Paul op straat was, bevond
hij zich in een zeer tevreden stem
ming. Hij was er van overtuigd, dat
Margret hem liefhad en dit maakte
hem veel gemakkelijk, want hij had
haar geld noodig. Hij dacht er niet
aan om met haar te trouwen.
"Berouw opent alle deuren,» zeide
Paul, en hij ging, toen hij op zijn
kamer aangekomen was zitten om
twee brieven te schrijven. Een aan
zijn viearius. Dat was de tweede,
van den eersten hebt gij reeds ge
hoord. Hij bekende zijn fouten, maar
zeide, niet te kunnen begrijpen, hoe
men hem die zaak met dat geld had
kunnen kwalijk nemen. «Ik leende
het eenvoudig van u voor kerkelijke
doeleinden en vergat u dit te zeggen.
Steek daarin zooveel kwaad? Wat
mijn andere fouten betreft, gij zult
die misschien verontschuldigen, maar
ik niet, ik heb er oprecht berouw
over. Ik verzoek u echter den bis
schop alles op te helderen. Ook zou
ik gaarne tot mijne kudde willen
terugkeeren. Gestraft ben ik genoeg.
Ik zit hier op een armzalig zolder-
kamertj e, ontbloot van alle gemakken.
Mijn toekomst staat op het spel. Help
mijik schrijf dit met een gebroken
hart, ik zal alles goed maken, maar
zonder het vertrouwen van mijn vrien
den kan ik niet leven.»
Het armzalig zolderkamertje was
een elegant heerenverbhjf op een eerste
verdieping; als zijn brief klaar was,
wachtten hem een gemakkelijke sofa,
een Fransche roman en een lleseh
goede sclierry. Paul meende, dat deze
brief den viearius m o e s t overtuigen,
maar Paul's zwakke punt was, dat hij
altijd zich zeiven eerder overtuigde
dan anderen. Hij weende nu ook
tranen over zijn brief en om ze te
sluiten, dronk hij twee glazen sherry.
Het was geen toeval, dat twee tranen
op den brief waren gevallen. Dat
stond goed.
Toen deze brief af was rustte hij
een weinig uit, dronk nog een glas
sherry en toen hij geheel bekomen
was van zijn ontroering, ging hij een
brief aan den bisschop zitten schrijven.
Zijn kleine diefstal kon hij in dezen
brief niet ontkennen en wat die zaak
met die vrouw betreft, het was beter
dat hij die zonder omwegen bekende.
Hij schreef, dat het geld geheel voor
de armen was gebruikt, »ik zag niets
geen kwaad in mijn handelingen en
ging zelf naar de bank. Ongelukkig
vergat ik het den viearius te zeggen.
Ik ben zoo onwetend in geldzaken, ik
bezat zelf nooit geld. Ik heb alles
voor de armen gebruikt. Toen ik
hoorde, dat de viearius de zaak niet
goed opnam, heb ik het geld van een
vriend geleend en het teruggeven.
En wat die zaak met die dame be
treft, morgen reeds zal ik met haar
trouwen, (hij noemde haar een
dame, maar zij was verre van dat).
Ik smeek u nu mij gelegenheid te
geven voor mijne afdwalingen te
boeten. Geef mij een plaats onder
de armen en zondaren, onder het
uitvaagsel. Ik vraag uniet mij nu
reeds tot geestelijke te wijden, laat
mij mijn straf dragen.»
Diep verontwaardigd legde de bis
schop den brief ter zijde, toen hij hem
gelezen had. «Antwoord hem,» zeide
hij tot zijn secretaris, «dat ik niets
meer met hem te doen wil hebben en
hem nooit tot priester zal wijden.»
Ook de viearius schreef hem, dat
hij voortaan met hem afgerekend had.
Toen Paul klaar was met zijne brieven
was het bijna zeven uur. Hij strooide
zijn geld op de tafel uit om het te
tellen, het was tijd voor zijn diner.
Hij bezat nog ongeveer f 600. Hij had
nog eenige schulden, maar hij was
verhuisd en zijne schuldeischers zouden
hem wel niet vinden. Een fijn diuertje
kon er dus wel op overschieten. Ook
een fijne flesch. Toen ging hij naar
een schouwburg om een ballet te zien.
Men keek hem aan. Ook zonder het
geestelijke gewaad, dat hij had afge
legd, was en bleef hij in zijn voorkomen
geestelijke en die kwamen gewoonlijk
niet in den schouwburg. Daarna ging
hij naar een inrichting die den naam
van club droeg bij hen, die van haar
bestaan wisten. De portier reikte
hem een boek om zijn naam in te
schrijven en hij schreef met duidelijke
letters den naam van zijn viearius.
Daarna beklom hij de met een looper
belegde trappen.
Hier vond hij alles wat hij verlangde.
Muziek, wijn, mooie meisjes. Men
danste, soupeerde, speelde baccarat,
écarté. »Een hemel op aarde,» zeide
de eigenaar van de inrichting, club
genoemd.
Paul amuseerde zich uitstekend,
vergat zijne zorgen en kwam iederen
avond terug. Zijn beurs hield dit echter
niet lang uit. Hij dacht aan Maggie,
maar wilde haar niet te spoedig vragen,
niet uit kieschheid, maar uit bereke
ning. Hoe zou hij echter aan geld
komen? Een roman schrijven? Maar
hij was verstandig genoeg om te weten,