NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No. 62.
Zaterdag: 5 Augustus 1899.
Acht-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EX ZATERDAG.
DE VOLLE WAARHEID.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van I6 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekenc
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In onderscheiden kantons van Zwit
serland is de verzekering van gebouwde
eigendommen tegen brandschade niet
alleen verplichtend gesteld, maar
bovendien een tak van openbaren
dienst, niet een afzonderlijk beheer.
De waarde der perceelen wordt geschat
door een regeeringscommissie, de
assurantie premie wordt geïnd dooi
den ontvanger. Is schade geleden, dan
wordt zij door dezelfde commissie
begroot, en de uitbetaling geschiedt
uit het kantonnale fonds, waaruit ook
de kosten der brandweer worden be
streden.
Deze regeling voldoet zoo goed, dat
er ook verlangd wordt haar uit te
strekken tot de roerende bezittingen,
voor welker verzekering men zijn toe
vlucht moet nemen tot de particulieie
maatschappijen, doch daartegen maken
de regeeringen bezwaar. Vooral wegens
de groote wisselvalligheid van de
waarde van een aantal voorwerpen
van gebruik of weelde. Daarbij hangt
niet het al of niet hebben van deze
goederen zoo nauw samen met de
économische welvaart als het bezit
van een huis. een werkplaats, een
stal of een schuur, en de openbare
verzekering heeft minder ten doel,
bijzondere personen te waarborgen
tegen eventueele schade, dan wel zorg
te dragen dat de gemeenschap geen
nadeel ondervindt, door de vernieling
van zoodanige voorwerpen als het
meest bijdragen tot hot algemeen
welzijn. In Zwitserland zijn overheids
bemoeiingen in deze geheel op haar
plaats, omdat de gevolgen van een
brand dikwijls voor een uitgebreide
streek noodlottig kunnen zijn branden
die, van het eene houten huis op het
ander overgaande, een half dorp bin
nen weinige uren in de asch leggen,
zijn daar gansch niet zeldzaam, en
in het voorjaar, als de Föhn met
hevigheid blazende, de gebouwen on
verwacht aangrijpt, tegen den grond
slaat, en de vlammen van het vuur
aan den ingeslorten haard eerst den
puinhoop, daarna de aangrenzende,
staande gebleven gebouwen aantast,
komt het weieens voor, dat de brand
schade veel meer bedraagt dan de
premies in jaren zullen opbrengen.
En niettemin, hoe vaak er ook
groote sommen moeten worden uit
gekeerd, werkt het stelsel goed over
het algemeen worden lager premiën
betaald dan wanneer men bij een
particuliere maatschappij ware ver
zekerd, en de kosten van de brand
weer worden er gemakkelijker uitge
haald.
Laat ik hier bijvoegen, dat ook
zonder wettelijke verplichting tot ver
zekering, de zedelijke bij alle Zwitsers
diep is doorgedrongen. Men zou iemand,
die ook maar trachtte twijfel uit te
drukken aan de noodzakelijkheid, een
voudig uitlachen; en een geval, zooals
zich hier weieens voordoet, dat een
beroep gedaan wordt op de openbare
liefdadigheid omdat een zorgelooze
door een brand, waarvan de schade
niet door assurantie was gedekt, in
armoede is geraakt, zou daar als iets
totaal onbestaanbaars worden be
schouwd. Wij hebben in dit opzicht
nog wel iets te leeren. Werklieden
verliezen bij den brand van een fabriek
of weikplaats bun gereedschap en
kunnen geen ander koopen, omdat
verzuimd is te verzekeren, wat niet
meer dan een paar centen per week
zou kostendienstboden raken van
hun bescheiden bezit beroofd als in
het huis waar zij dienen, brand komt,
want er is niet aan gedacht den agent
van een maatschappij erbij te roepen.
Waar het regel is, dat ondergeschikten
op dit punt zeer onnadenkend zijn,
ligt het wel op den weg van werk
gevers, om zich met deze zoo hoogst
eenvoudige zaak te bemoeien, door
raad te geven, zoo noodig te helpen.
Om terug te komen tot de quaestie
der openbare verzekering, zou het
wenschelijk zijn haar ook bij ons toe
te passen?Ik doe die vraag niet omdat
ik alles bewonder en navolgenswaard
acht wat men in Zwitserland doet;
dat land moge zeer in de modo zijn,
wij hebben te doen met Nedei landsche
verhoudingen. Al dadelijk is op te
mei ken dat de kantons, in uitgebreid
heid ongeveer met onze provinciën
op één lijn te stellen, een eigen re
geering hebben en alleen voor de
zaken van algemeen belang aan het
centraal gezag zijn onderworpen. Als
wij dus de vraag zouden willen stellen,
moest het niet zijn naar de mogelijk
heid van Staats- maar van provinciale
verzekering, omdat, als de kring groot
wordt, het toezicht moet verslappen,
de contóle niet nauwkeurig kan zijn,
en de noodzakelijkheid om de admi
nistratieve banden zeer nauw toe te
halen zich steik zou doen gevoelen.
Onze provinciën, hadden in
vroegere eeuwen wel zelfbestuur,
waren toen wel staatjes op zichzelf,
doch nu niet meer. Haar taak is thans
voor het grootste deel administratief.
Ik ontken geenszins de mogelijkheid
eener provinciale maatschappij van
verzekering tegen brandschade, maar
geloof toch dat zij niet krachtig genoeg
gesteund zou worden om haar levens
vatbaarheid toe te kennen.
Het bij ons heerschende stelsel heeft
nadeelen. Hulp bij brand behoort nog
altijd onder de «heerendienslen",
althans met uitzondering van een paar
der grootste stedenrnen noemt ze
wel niet zoo, maar feitelijk is 't niet
anders. De mannelijke ingezetenen
van zekeren leeftijd, dat is de alge-
rneene regel, worden ingedeeld »bij
de spuit" aan de technisch meer
ontwikkelden of wel aan lien die
maatschappelijk wat hooger staan dan
het overige personeel worden graden
in het commando opgedragen, bij
brand moeten de lui maar zorgen op
hun post zijn om daar, zoolang het
noodig is, een arbeid te verrichten
dien zij of in 't geheel niet, of heel
onvoldoende betaald krijgen
En voor wien doen zij nu feitelijk dat
werk? Nu ja voor hun gemeente, dat
wil in de eerste plaats zeggen, voor
de niet verzekerde ingezetenen.
Waren alle woningen enz. en alle
goederen behoorlijk geassureerd, zoo
dat men als alles verloren ging de
waarde terug kreeg, dan zouden,
strikt genomen, al die bemoeiingen
niet noodig wezen. Men liet een
voudig branden wat wil, slechts zorg
dragende, dat geen menschenlevens
te betreuren waren of andere onheilen
voorvielen. Deze consequentie zal
zeker niemand willen aanvaarden.
Allerminst zouden de assuradeurs
hun rekening daarbij vinden; hun
belang zou medebrengen, zoo spoedig
mogelijk overal, waar zij cliënten
hebben wonen, de oprichting van een
brandweer te vragen. Werd aan
dien wensch geen gevolg gegeven,
dan zouden zij, om zelfde blussching-
kosten te kunnen betalen, meer
inkomsten moeten hebben, dus hoogere
premie moeten bedingen, ten einde
uit hetgeen zij meer dan nu ontvin
gen, de uitgaven te vinden voor be
taalde diensten, voor materiaal en
onderhoud daarvan. Wat van een
organisatie in dien geest de gelde
lijke gevolgen zouden zijn, is gemak
kelijk te zeggenten eerste, meer
betaling door de belanghebbenden,
dus een brandweerbelasting, waarvan
de opbrengst ten goede zou komen
aan de bemanning der brandspuiten
ten tweede, overgang van dezen tak
van dienst van de gemeente aan
particulieren.
Indien we nu de zaak eens om
keerden, en de regeling deden geschie
den door de gemeente, doch de
kosten lieten blijven waar zij behooren,
bij de assuradeurs, ten minste voor
een groot deel? Dari moesten ook
verhoogde premies worden betaald.
Het gevolg zou dan misschien zijn,
dat de ingezetenen eens aan het
cijferen gingen en daarbij tot de
conclusie kwamen, dat het niet on-
voordeelig zou zijn wanneer zijzelven
de zaak in handen namen, dus over
gingen tot een onderlinge verzeke
ring, gepaard aan gemeenschappelijk
zorg voor de brandweer. Maar dai
moest er nog één ding bij komen
namelijk verzekeringsplichtzonde
dat zouden zij diensten moeten be
wijzen aan personen, die wel de lustei
willen doch niet verkiezen in d
lasten hun aandeel te dragen.
Van zulk een regeling tot gemeen
telijke assurantie is slechts één schrede
die in den tegenwoordigen tijd nu d
algemeene geest in de richting vai
publiek beheer zich beweegt, spoedi;
zou worden gedaan.
De Amsterdamsche brandweer, di
beste van Nederland en misschiei
ook van het geheele vasteland Aai
Europa, zal binnen weinige dagei
het feest van haar vijf- en twinti;
jarig bestaan vieren. Bij die gele
genheid wordt in herinnering gebracht
door den schrijver van de «Amster
damsche Historiën" in »Het Vader
land", dat reeds vóór een halve eeuv
een officier aan het stadsbestuur eei
reorganisatieplan aanbood, waarvai
hij erkende, dat het wel veel zoi
kosten, maar dat geen bezwaar koi
opleveren als men maar een stelse
van gemeentelijke brand-assuranti
invoerde, waardoor de stad zich eei
goede bron van inkomsten zou ver
schaffen.
Of dat nu nog zou kunnen, nie
alleen in de hoofdstad, maar ooi
elders, waar alles niet zoo grootscheep
behoeft te zijn ingericht, doch waa
de behoefte aan een beroepsbrand
weer, voorzien van het beste materiaal
zich toch doet gevoelen, is de vraag
Overal concurreeren onderscheidei
binnen- en buitenlandsche maatschap
pijen met elkander, en de assurantii
der verschillende perceelen is ove
vele van deze verdeeld. Hoe bete
ergens de brandweer is, des ti
minder is haar risico, en toch is di
premie overal gelijk. In plaatsen
waar men zich behelpt met een paa.
spuiten van 't jaar nul, bediend dooi
geheel ongeoefende manschappen
FEUILLETON.
(Verhaal van een Procureur)
Naar het Engelsch
5)
IIUGII CONWAY.
Want hoe zorgvuldig de arme Koland zijn
geheim ook bemanteld moeht hebben, de ge
heime politie had er achter moeten komen.
Er moesten dan toch samenkomsten plaats
gehad hebben men had boden gebruikt,
om brieven heen en weder te bezorgen de
een of ander moest in het vertrouwen geno
men en thans in staat zijn de zaak op te hel
deren en toch was al de bekwaamheid van
Inspecteur Sharpe niet in staat geweest een
leidenden draad tot de door mij veronderstelde
intrige te vinden. Ik erken, dat ik, toeu ik,
het papier in een geheime lade van mijn
schrijftafel borg, groote neiging gevoelde, de
meening der dagbladen te deelen, welke be
weerden, dat de inrichting onzer geheime po
litie eene duchtige hervorming behoefde.
Vijfjaren waren sedert verloopen. Het gras
was reeds sinds lang over Roland Northwick's
graf gegroeid, en zijn aandenken leefde nog
slechts in het hart van eenige weinige men-
schen. Werd zijn naam bij toeval genoemd,
dan pleegde men er wel bij te voegen/'Ach
ja, Roland North wiek! Werd hij vermoord, of
sloeg hij wellicht de hand aan zichzelven?
De zaak is mij tamelijk wel ontgaan.Be
halve mij dacht niemand er meer aan, den
moordenaar nog eenmaal te zien hangen
ik leefde evenwel nog altijd in de vaste over
tuiging, dat het blad papier in mijn schrijf
tafel den schuldige eenmaal nog aan zijn rechter
moest en zou overleveren.
Ik had in die vijf jaren niet veel onder
vonden, ik was alleen grijzer en rijker geworden,
en begon er over te denken, of ik mij het
leven niet wat gemakkelijker kon maken. Maar
ik kwam tot de ervaring, dat, als men een
maal door den vollen stroom eener uitgebreide
beroepsbezigheid wordt voortgedreven, het zeer
moeielijk valt, den oever weder te bereiken
om uit te rusten. In die vijf jaren had ik
onder andere ook allerlei aangelegenheden
voor Mejufvrouw Musgrave, de voormalige
bruid van mijn vriend, te regelen gehad. De
tijd had hare wonden geheeld, zij was nu
omstreeks een jaar geleden gehuwd, en ik
veroordeelde haar daarom niet. Voor de jeugd
kan de smart niet eeuwig duren. Zij had Roland
diep en oprecht betreurd, en het deed mij ge
noegen, dat hare schoone oogen thans weder
schitterden en vroolijk het leven inkeken.
Mijn eerste bediende, James Wilson, was
nog altijd bij mij, en even ernstig, terughou
dend, stipt en beproefd als ooit. Misschien
zag hij er nog wat bleeker, ongelukkiger en
ziekelijker uit, dan toen hij klaagde even
wel nooit over zijne gezondheid, en daar hij
vroeg en laat in mijn belang werkzaam was,
kwam ik eindelijk tot de overtuiging, dat hij
sterker en krachtiger was, dan zijn uiterlijk
deed vermoeden.
Een werkkracht, als hij was, heb ik nooit
meer ontmoet. In al de jaren had hij geen
enkel kantooruur verzuimd, en nauwelijks was
hij met een hem opgegeven taak gereed, of
hij begon reeds weder aan een andere. Hij
deed mij altijd aan een machine denken, welke,
als zij eenmaal is opgewonden, met opfeilbare
zekerheid en preciesheid werkt, tot het weer
is afgeloopen.
Een- of tweemaal had ik zijn salaris ver
hoogd. Hij had dat met hoffelijke, maarniet
uitgelatene erkentelijkheid aangenomen, als
een mensch, die zich bewust i6, dat hij verdient,
wat men hem aanbiedt. Nadat hij mij onont
beerlijk geworden was, en mijne cliënten en
hunne aangelegenheden even goed kende, als
ik zelf, had ik meermalen getracht, een soor
vriendschappelijken particulieren omgang tus
schen ons in het leven te roepen. Zoo noo
digde ik hem op zekeren dag vriendelijk ui
of liever, wekte ik hem dringend op
een Zondags-uitstapje met mij naar Riehmoni
te maken doch ontving de gewone weige
ring. Hij bedankte op de hem eigene hoffe
lijke manier, en toen ik tot hem zeide, da
mannen, die zoovele uren in gemeenschappelijkei
arbeid met elkander sleten, ook in het par
ticuliere leven, naar mijne meening, elkande:
niet geheel vreemd moesten blijven, ontving
ik tot antwoord»Gij moet mij werkelijk ver
ontschuldigen, Mijnheer Maitland, maar il
heb mij sinds jaren aan alle gezellig verkee:
onttrokken. Ik voel mij in gezelschap niet O]
mijn gemak. Gij zult ongetwijfeld reeds op
gemerkt hebben, dat ik mijne nukken en eigen
aardigheden heb, en voor het gezellige levei
geheel onbruikbaar ben."
Deze weigering verdroot mij meer, dat il
raadzaam achtte te laten blijken, en dien tei
gevolge had ik mij voorgenomen, hem in he
vervolg niet meer lastig te vallen, hem ziji
eigen weg te laten gaan, en mij daarom nie
te bekommeren.
Wordt veruolgd.)