NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor
de Provincie Utrecht.
M
No. 67.
Woensdag 23 Augustus 1899.
Acht-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EX ZATERDAG.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
DE VOLLE WAARHEID.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door liet geheele Rijk.
Afzond er 1 ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUW EB. Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden sleclits driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ernstige ongeregeldheden hebben
Zondag te Parijs plaats gehad. De
«daad" van Güéi in, het gewapend verzet
tegen de politie, heeft navolging ge
vonden en aanleiding gegeven tot
betreurenswaardige feiten en die mis
schien nog ernstiger gevolgen na
zich kan sleepen.
De aanleiding tot de onlusten was
een oproeping van den anarchist Sa-
bastien Fanre, tot de socialisten en
anarchisten gericht, om op de Place
de la Concorde te manifesteeren.
Tegen drie uur gistermiddag begaven
de manifestanten zich op weg, doch
weldra werden zij door de politie
uiteen gedreven. Zij namen daarop
een andere richting om zich naai de
Place de la Nation te begeven doch
wederom werden zij door de politie
tegengehouden. Hierbij ontstond echter
een hevige vechtpartij, waarbij de
manifestanten van revolvers gebruik
maakten en een commissaris van
politie een messteek ontving. Naar
het schijnt, was de politie niet bij
machte den troep uiteen te drijven;
hij herstelde zich weldra en vervolgde
zijn weg. Aangekomen op de Place
de la Nation ontstond een nieuw ge
vecht tusschen politie en manifes
tanten waarbij wederom geschoten
werd en eenige polilie-agenten ge
wond weiden. De leiders van den
troep, Sabastier. Faure en Henry Dhorr,
trachtten op een tram te ontvluchten
doch werden weldra in hechtenis ge
nomen en naar de kazer ne Chateau
d'Eau gebracht, waar zij onmiddellijk
werden verhoord. Op Dhorr werden
twee revolvers gevonden. Een aan
tal andere manifestanten werden hier
nog gearresteerd, doch toen trok de
troep terug naar de Place de Ia Ré-
publique en passant bij een paar
godsdienstige inrichtingen de ruiten
inwerpend. Toen de botoogers echter
in de rue d'Arbay waren aangeko
men, werd er door hen een formeels
aanval gedaan op de zich daar be
vindende St. Josephskerk. De betoogers
waren gewapend met bijlen en lange
messen, die zij uit de winkels hadden
weggenomen. De ijzeren hekken voor
de kerk werden met bijlslagen vernield,
waarop de zware eiken deuren wer
den opengehakt en de bende de kerk
binnendrong.
Hier hielden de betoogers als ware
beeldstormers huis Volgens de eerste
omtrent deze beeldstormerij door
Reu ter gepubliceerde berich ten, werden
de altaren verwoest en de doopvonten
ter aarde geworpen, tie schilderijen
verscheurd, de beelden stuk geslagen
Het tabernakel werd op den grond
geslingerd, de heilige hosties vertrapt,
de meubelen verbrijzeld.
De deuren en de stukken van de
meubelen werden neergeworpen mid
den op bet pleintje voor de kerk waar
een brandstapel werd gemaakt en
aangestoken. De koster der kerk
slaagde erin te ontsnappen en waar
schuwde de politie. Weldra kwamen
politie en republikeinsche garde op
dagen, doch dezen werden genood
zaakt zich te verdedigen tegen de
gewapende manifestanten. Een twin
tigtal oproerlingen vluchtten in een
nabijzijnd huis, anderen in den kei k-
toren. De politie moest een formeel
beleg beginnen, waarvan het einde
was, dat de twintig opgeslolenen
werden gegrepen en naar liet politie
bureau gebracht.
Uit latere telegrammen blijkt echter
dat het gebeurde in de kerk nietzóo
ernstig is als men eerst wel geloofde:
wel zijn er een aantal voorwerpen in
de kerk vernield doch geene, die op
de kerkelijke vereering betrekking
hebben. Reuter voegt er zelfs bij dat
dit deel der betooging niet het karakter
droeg van een oproer. Het feit, dat
een gewapende bende de kerk bin
nendrong en daar als een troep wilden
buis hield, wil ons echter toeschijnen
van zeer ernsligen aard te zijn. In-
tusschen dienen nadere berichten te
worden afgewacht.
In den loop van den avond hadden
op verschillende plaatsen vooral in de
nabijheid van het Oosterstation kleinere
betoogingen plaats waarbij de menigte
«leve het legeren »leve de repu
bliek i-iepzij werd ecliter telkens
door de politie uiteengedreven. Telkens
ook moesten straatjongens die cou
ranten op straat verbrandden, dooi
de politie worden verjaagd. Ook op
de boulevards Strassbourg en Magenta
hadden tegen 10 uur des avonds nog
ongeregeldheden plaats; ook hier
werden revolverschoten gelost, doch
van verwondingen wordt niets vermeld.
In rle rue Chabrol, waar Guérin
c. s. nog steeds in zijn «fort" zit
duur de de betoogingen lot na midder
nacht voort. Tegen I uur was de rust
hersteld. In 't geheel zijn er een vijf
tigtal gewonden «aaronder een aantal
politieagenten. Een 25-tal arrestatiën
hadden plaats, waarvan het meeren-
deel volgens Reuter niet door revol
verschoten of messteken doch in het
drang onder den voet geraakte en
zoo verminkt werd.
De afgevaardigde Castelin heeft een
schrijven aan den president der Kamer,
Deschanel, gericht om de volksver
tegenwoordiging bijeen te roepen.
Mr. Labori woonde de zitting van
deri krijgsraad gisteien weder bij.
Bij zijn binnenkomen in de zaal werd
hij door het publiek staande toege
juicht.
Dreyfus' gelaat straalde van vreugde
toen hij, binnenkomend, Labori weer
op diens oude plaats zag zittenzij
drukte elkaar hartelijk de band.
De voorzitter van den krijgsraad,
kolonel Jouaust, richtte liet woord
tot Labori en sprak namens don
krijgsraad zijn verontwaardiging uit
over den schandelijken aanslag op
hem gepleegd. Jouaust zeide zich
gelukkig te achten Labori weder op
zijn plaats te zien om zijn taak als
verdediger te vervullen.
Op deze woorden volgden levendige
bijvalsbetuigingen van het publiek.
Vele handen werden naar Labori
uitgestoken, die hij diep geroerd,
drukte Ook de generaals Morcier en
Billot wisselden eenige hoffelijke
woorden met hem.
Niettegenstaande de voorzitter hem
had aangemaand om zicli niet te veel
te vermoeien, stond Labori, die nog
bleek ziet, op en hield de volgende
toespraak
«Mijnheer de president, wilt gij me
toestaan, ondanks mijn zwakte en de
ontroering die mij aangrijpt, enkele
woorden te antwoorden op de harte
lijke toespraak die gij mij de eer aan-
deedt tot mij te richten
liet «as bijzonder smartelijk voor
mij, getroffen te worden op een oogen-
blik toen in deze zaak voor mij de
zoete droom werkelijkheid begon te
worden, die mij sedert twee jaren
vervult, baar te bepleiten, in haar
gebeelen omvang, voor een rechtbank
van soldaten.
Dat hoopte en wenschte ik. En gij
zult u kunnen voorstellen, hoe groot
toen mijn ontroering en mijn droef
heid waren, en hoe groot thans mijn
blijdschap is.
Ik dank allen die mij bewijzen van
sympathie gaven. Ik dank vóór alles
den voorzitter, de. leden en bijzit
tende leden van den krijgsraad, en
de uitnemende mannen die ik niet
de eer heb te kennen behalve dooi
den reeds zoo langen strijd, waarin
ik hen somtijds ontmoette.
Ik herneem mijn plaats bij de de
batten, meer om ze te volgen, dan
om er deel aan te nemen.
Het is een moeielijke taak, die wij
allen te vervullen hebben, gij als de
scheidsrechters, die recht zult spre
ken, wij als de helpers daarbij.
En thans hervatten wij de debat
ten, waarbij wij nog menige hinder
nis zullen moeten wegruimen".
En te midden eener diepe stilte
eindigde Labori zijn toespraak aldus:
«Dat men, dank zij de breede op
vatting der debatten, er de waarheid
en gerechtigheid uit/ moge zien voort
komen ter verzoening en bevrediging
van allen.
Ik heb het techt dat te hopen, en
ik verzet mij tegen wat onschendbaar
zou zijn tegen protesten en napleiten,
nadat het werk der gerechtigheid be
kroond zal wezen. Want men wete
welhet aandeel dat in de daden der
menschen aan dwaling moet worden
toegeschreven is grooter dan dat uit
kwade trouw voortkomende."
Door den Nederlandschen Vrou
wenbond ter Internationalo Ontwape
ning zijn in verband met de Trans-
vaalsche crisis de volgende stukken
verzonden: lo. een brief aan den
president der Zuid-Afrikaansche repu
bliek 2o. een adres aan de Koningin
van Engeland 3o. een motie, gericht
tot het Engelsche volk.
De stukken sub lo. en 2o zijn
opgenomen bij de adressen van de
Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Ver-
eeniging, terwijl een afschrift van de
stukken sub lo., 2o. en 3o ter opne
ming gezonden is aan acht groote
Engelsche bladen.
Aan president Kruger is het vol
gende adres gericht;
«Het bestuur van den Nederland
schen Vrouwenbond ter Internationale
Ontwapening, sprekend in den naam
van leden van dien bond, wenscht
aan het Transvaalsche volk de ver
zekering te geven
«van hun sympathie io de moeilijke
omstandigheden waarin dit broeder
volk verkeert;
«van hun verontwaardiging over de
rechtsverkrachting waaraan het bloot
staat
«van hun droefheid over het hun
dreigend gevaar, nogmaals met hun
bloed de reeds zoo menigmaal duur
gekochte vrijheden te moeten verde
digen
«van bun hoop, dat alsnog het
(Verhaal van een Procureur)
Naar het En gelach
HUGH CONWAY.
10)
Dat te constateeren was inijn eerste werk,
en ik was vast besloten, het zonder verzuim
te volbrengen. De gedachte, dat ik sinds ja
ren dagelijks, ja schier elk uur met den koel-
bloedigen moordenaar van een mijner beste
vrienden zou hebben kunnen omgaan, was
ontzettend, en ik vond het, met deze verden
king in het hart, ronduit onmogelijk, alwas
het ook nog maar een uur, met James Wilson
dezelfde lucht in te ademen maar nog on
mogelijker was het mij, eene onzer dagelijksehe
werkzaamheden met hem te bespreken. Ik
voelde, dat ik mij bij onze eerste ontmoeting
zou verraden en daardoor hem die in elk
geval met het scherpe oog van een kwaad ge
weten zag gelegenheid zou geven, zich aan
den arm der gerechtigheid te onttrekken. Ik
verliet derhalve mijn kantoor met de boodschap,
dat ik vandaag niet terug zou keeren, en zond
Wilson den volgenden morgen eenige regels,
waarin ik hem meêdeelde, dat een gewichtige
zaak mij drong een kleine reis te maken. Om
de beide einden van den keten te verbinden,
ontbrak nog slechts een enkele schakel, en
die moest ik zien te krijgen, vóór ik verdere
stappen deed. Ik kende den naam der kerk,
waarin Wilson was getrouwd, en het doel mij
ner reis was, daaraan een bezoek te brengen.
Toen ik ter plaatse was aangekomen, trachtte
ik inzage in het kerkelijk register te krijgen,
en daar ik den datum der huwelijks voltrek
king precies wist op te geven, kostte het niet
veel moeite om de handteekeningen van James
Wilson en zijne bruid, Adelaï de Fletcher, te
vindende overeenkomst van deze laatste
handteekening met de waarschuwende regels
bleek nog grooter, dan die met de copie van
het gedicht, welke zich in mijne handen be
vond, want door de natuurlijke ontroering,
waarmede zij voor de laatste maal haar meis
jesnaam schreef, had de hand der jonge vrouw
getrild, en de halen der letters waren onzeker,
evenals die van de laatste woorden, welke
thans ter vergelijking er naast lagen«Mijn
man weet alles. Ik kon niet anders. Neem
u in acht
Aan al mijn twijfelen en al mijn hopen,
waaraan ik mij ten opzichte van Wilson's on
schuld nog altijd overgaf, was thans een einde
gekomen. Ik ijlde naar Londen terug, en
spande mij in, om mijzelf voor de taak van
den volgenden dag te harden de taakden
man, die sinds acht jaren mijn dagelijksehe
makker en in ambtelijke zaken mijn rechter
hand was geweest, als den vermoedelijken
moordenaar van Roland North wiek aan het
gerecht over te leveren.
Ofschoon het hij mijne aakomst in Londen
reeds vrij laat was, ging ik toch regelrecht
naar de woning van Inspecteur Sharps. De
man, die aan verrassingen van allerlei soort
gewoon was, gaf niet het geringste blijk van
verwondering, toen hij mij zag, maar wachtte
geduldig af, wat ik hem zou mede te deelen
hebben. Desniettemin zou hij wellicht voor
de eerste en eenige maal in zijn veelbewogen
leven van verbazing verstommen.
«Zoo gij morgen vroeg met klokslag elf
uur op mijn bureau wilt komen, zal ik u den
man overleveren, die Roland Northwick heeft
vermoord," begon ik.
De Inspecteur sprong overeind.
«Zeg, mij, wódr ik hem vinden kan, en hij
draagt nog dezen nacht de handboeien,» riep
hij opgewonden.
Ik aarzelde. Er was iets, dat mij onwille
keurig weerhield hem te zeggen, op wien mijn
vermoeden gevallen was. Het was geen mede
lijden, maar ik «'enschte Wilson toch de ge
legenheid te schenken een verklaring te geven
van de zaken waarop mijn verdenking rustte.
»Neen,» antwoordde ik. «Ik kan u den
naam nog niet noemen ik moet de zaak
op mijne eigene manier verder leiden. Maar
de man zal morgen vroeg, zonder iets kwaads
te vermoeden, tot mij komen. Dan moogt
gij u van hem meester maken en met hem
handelen overeenkomstig uw ambt.»
Inspecteur Sharpe beloofde, zich naar mijne
schikkingen te voegen, en ik verliet hem, op
dat liij zich aan zijne droomen over de be
looning, welke hij morgen zou verdienen, zou
kunnen overgeven.
Hoe vermoeid mij de inspanning van den
dag ook gemaakt had, sliep ik dien nacht
toch weinig. Ik bracht het eene uur na het
andere door met mij de pijnlijken positie,
welke mij morgen wachtte, in den geest voor
te stellen, en in den toestand tusschen waken
en slapen, welke op die heelden der pliantasie
volgde, kwamen er de dolste gedachten in mij op.
Wordt veriolgd.)