NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
FEUILLETON.
No. 69.
Woensdag 30 Augustus 1899.
AcUt-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EX ZATERDAG.
BUITENLAND.
DE VOLLE WAARHEID.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiëu viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De oorlog tusschen de Zuiil-Afri-
kaaiischc Republiek en Engeland.
Een der sprekers op de talrijke
meetings, die dezer dagen gehouden
worden ten gunste van den Trans
vaal en tegelijk om de egoïstische
politiek van het «perlide Albion" te
brandmerken: zag in zijn verbeelding
reeds den oorlogsduivel, der. bloedigen
muil opengesperd, rondwaren. En
waarlijk de berichten, die tot ons
komen, zijn niet geruststellend. Zul
len de door duizenden geteekende
adressen en de door honderden bij
gewoonde meetings met de daarbij
met applaus aangenomen moties iets
aan den stand der zaken veranderen,
wij gelooven van neen.
Vroeger, in 1883, toen Kruger hier
te lande kwam om kapitaal te zoeken
voor de goud-exploitatie, die het
vorig jaar een aanvang had genomen,
toen had Nederland, indien het ge
wild had, grooten invloed kunnen
gaan uitoefenen in het land aan gene
zijde van de Vaal.
Scherp maar waar drukt de redac
teur van De Kroniek het uit, als hij
schrijft
«Wij lieten hem platzak en mach
teloos heengaan. Had men hem toen
ruim iri hel geld gezet, er zou met
een regeerder als hij is, wat anders
van het land geworden zijn, en Neder-
landsche kapitalisten hadden hun
deel van het goud kunnen bedingen.
Zouden zij, bij gemis aan burger
recht hun industrie uitoefenende on
der wetten waarop zij geen invloed
hebben, liefderijker jegens de heer-
schende stamverwanten zijn gezind
geweest dan de Engelsche uitlanders?
Laat ons het hopen. In elk geval
zij hebben noch het doorzicht, nog
den moed gehad om hun geld te
wagen. Zoo bleven de winsten voor
de uitlanders gespaard en bleef Kru
ger zonder tijdige financieele hulp
van zijne thans zoo ontroerde neven.
Rhodes zegt het ruw weg, maar
het is volkomen waar, Kruger heeft
geen goede politiek kunnen drijven,
omdat hij geen goede financiën had.
Indien er in Nederland werkelijk iets
leefde van dat sentiment, waarvan
nu de groote woorden ons in de
ooren klinken, dan zouden de stam
verwanten al dadelijk zijn geholpen
met klinkende munt geleend op langen
termijn."
En in dien tijd, dat wij de Trans
vaal aan zijn lot overlieten, is er
heel wat gebeurd. Onder leiding
van mannen als Rhodes on Cham
berlain is het grootste deel van
Groot-Brittanje bekeerd tot de im
perialistische politiek, deels voort
spruitend uit het trotsch bewustzijn
dseersle natie i>theparamount povjer"
in de wereld te zijn, deels den En-
gelschen door de noodzakelijkheid
opgelegd.
Ook een liberaal ministerie zal de
imperium-politiek moeten volgen.
Duitschland en de Vereenigde Staten
zijn in de industrie zulke geduchte
concurrenten,dat Engeland geen markt
of debouché waarover het de beschik
king heeft of krijgen kan, mag laten
loopen. En het kan in Zuid-Afi ika, waar
prachtige vooruitzichten zijn, niet in
volkomen onafhankelijke republieken
aanknoopingspunten laten voor andere
mogendheden
Op dat standpunt stellen zich Rhodes
en Chamberlain. Tegenover hen staan
scherp en schrap de «nationalisten"
wier verzet tegen de ver-Engelsching
van Zuid-Afrika als het ware be
lichaamd is in Paul Kruger, een verzet,
dat zijn kern vindt in de Transvaal,
maar in den Vrijstaat sterk wordt
gesteund, en in de kolonie zelf, evenals
in Natal, een natuurlijken, zij het nog
sluimerenden bondgenoot moest vinden
in het Hollandsch element.
Sedert jaren neemt langzaam maar
gestadig liet bewustzijn toe, dat een
vereenigd Zuid-Afrikanietnoodzakelijk
den Britschen leeuw tot wachter be
hoeft te hebben, en in het «Afrika
voor de Afrikaanders" ligt eerie waar
schuwing voor al wat uitlander is in
den echten zin van hel woord en niet
alleen benoorden de Vaalrivier. Er is
een kiem van Zuid-Afrikaansch
nationalisme, dal uit traditie meer
Hollandsch dan Engelsch moet zijn
en in geen geval met een imperia
listisch streven strookt.
Onverzoenlijk staari deze beide ele
menten inZuid-Afi ikategenoverelkaar.
De strijd om de Johannesburgsche
uitlanders is feitelijk een schakel in
den stiijd om het behoud van de
Kaapkolonie en zijn grensgewesten
voor Engeland. Ja, men kan nog
verder gaan. om het behoud van een
hoogst gewichtig strategisch punt
voor de verdediging van Indië.
Ilel geldt, met andere woorden, een
levensvraag voor het Britsche rijk,
die niet door arbitrage op te lossen
is. Juist omdat de tegenwoordige
quaestie over het kiesrecht niet een
quaestie van recht maar van belang
is, kan Engeland in deze zaak geen
ernstige arbitrage dulden, evenmin
als in die betreffende de conventie van
1884 of welke ook. Engeland staat
o.i. in eene positie van noodweer.
En aangezien die positie blijlt be
staan, zoolang in Zuid-Afrika, waar
ook, verzet gepleegd wordt tegen de
imperialistische idee, zal geen toege
ven iets anders tengevolge hebben
dan eene vermeerdering van En-
gelands macht en invloed Elke
stap gewonnen, zal tot een nieuwen
stap leiden. En waar het heen moet
onweerstaanbaar, onherroepelijk dat
is de ondergaan van het Afrikaandei-
dom.
En omdat dit niet goedschiks zal
gaan, schijnt dc toevlucht tot de
wapenen onvermijdelijk.
Een Zuid-Afrikaansche oorlog schijnt
ons te liggen in de logica der feiten.
En indien die oorlog niet te ver-
mijdon is, en cr wellicht kans bestaat,
dat ten spijt van Engelands dum-dum
kogels de Afrikaanders, evenals ruim
honderd jaar geloden de Amerikanen,
zich kunnen losscheuren van een
mogendheid, wier zelfzucht spreek
woordelijk isindien er kans beslaat
dat er een confederatie der Zuid-Afri-
kaansche republieken geboren wordt,
waarin het Hollandsche element zich
krachtig kan ontplooien: dan verheu
gen wij ons meer dan over meetings,
moties en adressen over het bericht
van de Expressvan Bloemfontein,
die tegen over de Engelsche bladen
in Zuid-Afrika en in liet moederland
zoo gaarne gegeven, als zou er ver
deeldheid onder de Afrikaanders be
staan {zelfs de Vrijstaters heeten
maar voor een deel geneigd met de
Transvalers genieene zaak te maken),
de volgende vijf punten vaststelt:
1. Dat Zuid-Afrika een zedelijk
verbond heelt gesloten eri sinds dit
oogenblik in slaat is om den impe
rialen factor op zijn plek te houden.
2. Dat de Transvaalsche zaak thans
een Zuid-Afrikaansche zaak is ge
worden en het eendrachtige Zuid-
Afrika geen enkele verdere inmenging
van Downing-street meer zal toelaten.
3. Dat er een scheming is ge
komen onder de uitlanders en het
fatsoenlijke deel zich voor de toe
komst heeft losgemaakt van liet on
heilige agiteeren en onrust-stoken
der Ligeurs (South-African Leaguers).
4. Dat zelfs aan progressieven
over geheel Zuid-Afrika, progressieven
wier namen geteld worden en wier
woorden wegen, de schellen van de
oogen vallen en zij front maken tegen
het kapitalistische gevaar.
5. Dat Pretoria, Bloemfontein en
Kaapstad thans op één platform
staan en dus de Zuid-Afrikaansche
zaak zoo sterk is als zij nog nooit
is geweest." IC.
Overgenomen uil de Hoornsche Crt.
De Krijgsraad te Hennes.
De zeventiende zitting van den
krijgsraad te Rennes (de dertiende
openbare) is, zoo al niet de meest
belangwekkende, dan toch zeker een
der voornaamste geweest, welke tot
dusver zijn gehouden, en van de tot
nu toe opgeroepen honderd-endertien
getuigen (gedagvaard door het open
baar ministerie, waargenomen door
majoor Carrière en door de verde
diging beide) is kapitein Freystatter
zeker wel de meest belangwekkende
om zijn verklaringen en om zijn
persoonlijkheid beide
Er zijn omstandigheden in het men-
schelijk leven, die levensmoed even
beteekenend kunnen maken als ster
vensmoed stervensmoed heeft ka
pitein Freystütter te over getoond in
de zeven-en-dertig campagnes, die
hij heeft meegemaakt en in de ruim
honderd gevechten, waarin hij heeft
deelgenomenden moed om uit te
korneri voor zijn overtuiging, om te
zeggen wat hij op zijn hart heeft,
heeft hij getoond vóór het Hof van
Cassatie eerst, voor den krijgsraad nu.
Wat is er eigenlijk in de zitting
van den krijgsraad van Zaterdag 1.1.
geschied, nadat Bertillon de vijf uur
van zijn kwasi-wetenschappelijk be
toog, om te bewijzen, dat het borderel
is van de hand van Alfred Dreyfus,
had volgemaakt?
Kapitein Freystatter, die in het jaar
1857 is geboren te Fenestrange in
den Elzas, nam dienst in het vreem
denlegioen in 1877, om later over te
gaan bij het geregelde leger, als hoe
danig hij zich loffelijk onderscheidde
in Algerië, zoodat hij de bijzondere
aandacht van zijn chefs op zich ves
tigde.
Deel uitmakende van de marine-
infanterie, trok hij in 1884 naar Ton-
king, was gemengd in de voornaamste
gevechten en onderscheidde zich op
nieuw. Dan nam hij deel aan de
onderdrukking van den opstand in
Annam en kweet zich zeven jaar lang
van den plicht de Zwartvlaggen in
bedwang te houden en de zeeroove-
rijen tegen te gaan. Zoo keerde hij
in 1894 in Frankrijk terug, juist bij
lijds om zitting te nemen als lid van
den krijgsraad, die geroepen was de
(Verbaal van een Procureur)
Naar het Engelsch
IIUGII CONWAY.
12)
«Roland Northwick ontving den dag vóór dat
hij vermoord werd een waarschuwenden brief
van een vrouw -van een vrouw, wier echt
genoot hij waarschijnlijk beledigd had. De naam
der schrijfster is tot vóór weinige dagen onbe
kend gebleven thans kwam ik, door de
vergelijking van het handschrift met het hand
schrift uwer vrouw, waarvan mij toevallig eene
proeve in handen viel, tot de ervaring, dat
die waarschuwende brief door haar werd ge
schreven. James Wilson, gij zijt een ellendige
moordenaarUw uur heeft geslagenIk heb
reeds aangifte bij de politie gedaan, en weldra
zal men komen en u gevangen nemen.»
Wilson bleef nog een oogenblik stilzitten.
Ik was op mijn hoede, want ik verwachtte
niets anders, dan dat hij, zoodra de aanklacht
was uitgesproken, een poging zou doen om te
ontvluchten. Maar hij scheen daaraan in de
verste verte niet te denken.
Na een wijle sloeg hij de oogen op, keek
mij aan en zeide kalm: «Uw kennis van het
algemeene recht kan niet groot zijn, Mijnheer
Maitland, als gij meent, dat eenige Engelsche
Jury mij op grond van de toevallige overeen
komst van handschrift op twee stroken papier
zal veroordeelen. Maar uw gave gevolgtrekkingen
te maken is beter, dan uwe kennis van de
wetten ik heb Roland Northwick vermoord.»
Het onbeschaamde van deze volledige be
kentenis, welke hij op een zoo onverschilligen
toon uitspraak, alsof het een of ander onbe
duidend voorval uit zijn leven gold, over
blufte mij zóó, dat ik hem eenvoudig kon aan
staren en uitroepen: «Ellendeling! Monster!»
«Ja,» hernam de zonderlinge mensch, «ja ik
heb hem vermoord, en zal u ook zeggen waarom
dat is te zeggen, als gij het weten wilt en
als er nog tijd voor is, eer de politie komt.»
«De mannen zullen om elf uur hier zijn,»
stotterde ik, want heimelijk kon ik niet nalaten,
de houding van den man te bewonderen, en
voelde ik mij daardoor eenigszins gedwongen,
zijne vraag te beantwoorden. «Tot zoolang zal
ik u geen oogenblik verlaten."
Hij glimlachte flauw, bijna minachtend. Men
zou hem voor een geheel onverschillig toe
schouwer van het tooneel hebben kunnen
houden. Eindelijk evenwel ving hij aan te
spreken, en nu veranderde zijn geheele wezen,
en ik wist thans, dat ik nu eerst het ware
gezicht van dien man vóór mij had. Zijne wenk
brauwen trokken zich samen, uit zijne dieplig
gende oogen straalde een vuur van toorn, zijn
gelaat werd vuurrood en de aderen aan zijn
voorhoofd zwollen op. Hij begon snel en goed
te spreken, en liet zijne woorden van levendige
gesticulaties vergezeld gaan. Het eene oogen
blik strengelde hij de slanke vingers inéén, het
volgende oogenblik strekte hij ze vóór zich uit,
om aan zijne krachtige woorden nog grooteren
nadruk te geven, en terwijl ik op zijne be
wegingen lette, en naar zijne woorden luisterde,
begreep ik, dat onder dat schijnbaar koele
uiterlijk, achter dat masker van gepolijste
hoffelijkheid een hart klopte, dat voor de
sterkste hartstochten van het diepste gevoel
vatbaar was. Toen ik zoo tegenover hem stond
en hem in de oogen keek, kon ik nauwelijks
gelooven, dat dit dezelfde man was, met wien
ik acht jaren lang dagelijks had omgegaan.
«Ik zal kort zijn, Mijnheer Maitland,» be
gon hij, «Ik heb Roland Northwick vermoord,
omdat hij mijne vrouw verleidde. Ik had ze
reeds bemind, toen ik nog een knaap was, ik
beminde haar nog als man en trouwde met
haar.- Daar ik haar geene andere schatten
had te geven, overstroomde ik haar met een
ï'ijkdom van liefde, zooals zeker nog nooit een
man aan een vrouw heeft betoond. Ik hield
haar voor de reinste van alle vrouwen, even
als zij voor mij de schoonste was. Op haar
beruste mijn gansche leven elke hoop, elk
mijner gedachten gold alleen haar geluk.
O God, hoe beminde ik die vrouw, aanbad en
vertrouwde haar en was haar slaaf! Maar in
dien nacht, toen zij door eene ziekte aan
getast, welke haar, zooals zij wist, ten grave
voeren moest mij die vervloekte belijdenis
deed; toen zij mij, terwijl ik aan haar bed
zat en haar met teedere hand verpleegde, toen
zij mij, in haar angst voor den dood en voor
hetgeen daarachter ligt, sidderend en snikkend
haar schande biechtte en mij om vergiffenis
smeekte, opdat de goede God, wiens oordeel
zij vreesde, haar insgelijks de zonde vergeven
mocht, toen was het ook voor immer uit met
mijn leven. Ik legde mijne lippen aan haar
oor en fluisterde haar toe: «Als ik hem ver
moord heb, zal ik je vergeven. Eerder niet!»
«Indien gij ooit een vrouw hadt bemind,
zooals ik haar beminde, dan zoudt gij mij
beklagen, ook al moest gij mij ter wille van
de daad, welke gij een misdrijf noemt, ver
oordeelen. Ik bekommerde mij er weinig om,
wie van beiden de schuld had, de man of de
vrouw, ik zeide eenvoudig: de man moet
sterven
Wordt vervolgd.)