NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BUITENLAND. No. 95. Woensdag 29 November 1899. Acht-en-twintigste jaargang. FEUILLETON. IEMAND DIE ZIJN NAAI VERLOOR, Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het gelieele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uilgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Gister hadden alle Engelsche bladen berichten dat de Boeren, die in Natal reeds tot Mooirivier genade:d waren, een terugtrekkende beweging uitvoe ren in de richting van Colenso en als gevolg daarvan zouden de Engel- schen tusschen Mooirivier en Estcourt, ja zelfs reeds tot Frère den door de Boeren vernielden spoorweg en de telegraaf weder hersteld hebben. De Fmies-correspondent te Pieter- rnaritzburg voegt er echter bij, dat ondanks hun terugtocht naar stellin gen ten Noorden van Estcourt de Boeren ook nog een sterke stelling tusschen Estcourt en Pietermaritz- burg bezet hebben. Bij Highlands, d. i. even ten Noorden van <le Mooi rivier, zou een vliegende colonne der Engelschen tegenover de Boeren staan op geweerschotafstand, zoodal er een gevecht zeker wel het gevolg van zal zijn. Is dit bericht inderdaad waar dan zijn de Boeren zeker in een ge vaarlijke positie daar volgens de Natal- Advertiser een algemeene opmarsch van generaal Clery's troepen, 10,000 rnan sterk, naar Colenso voor de deur staat. De Engelsche troepen zijn, zegt het blad, vol geestdrift. De Boeren zouden dan tusschen twee vuren zijn, want generaal Darton die te Mooirivier een kamp had en generaal Hildyard met zijn troepen te Estcourt staan dan in den rug der Boeren. Den 26en dezer ontving het departement van oorlog te Londen een telegram van generaal Buller uit Pietermaritzburg waarin deze meldde, dat generaal Hildyard voorwaarts rukte naar een stelling bij Frère in de hoop de terug trekkende Boeren af- te snijden. Moeten wij aannemen, dat dit nu werkelijk gelukt is? Het telegram van de Times schijnt daarop te wijzen. Maken wij ons echter voorloopig nog niet al te ongerust, de Boeren hebben zich totnutoe zulke goede strategen betoond, dat wij het niet kunnen gelooven vóór er bevestiging van komt. Het terugtrekken der Boeren schijnt in elk geval een feit te zijn. De gou verneur van Natal zond 20 Nov. het volgend telegram naar Londen De Boeren trekken op Weenen terug. De Engelsche troepen hebben een heuvelrij drie mijlen ten Noorden van Mooirivier bezet. Het blijkt dat de Boeren de Brit- sche stelling te sterk hebben bevon den en naar Ladysmith zijn terug getrokken. De telegrafische gemeenschap met Estcourt is hersteld. Generaal Buller is hedenavond te Pietermaritzburg aangekomen. De spoorweg is thans open tot Frère. En generaal Buller seinde dien dag: De brigade-Hildyard uit Estcourt rukte 23 Nov. op tegen den vijand die Beaconhill, dat Willow Grange beheerscht, had bezet. De Britsche operaties hadden den terugtocht van den vijand tengevolge. De spoorwegverbinding en de tele grafische gemeenschap met Escourt en Weston zijn hersteld. De Engelsche hadden veertien dooden en vijftig gewonden. Generaal Hildyard rukte voorwaarts naar een stelling bij Frère en hoopt den vijand te kunnen afsnijden, die naar men gelooft op Colenso terug trekt. Generaal Barton is uit Weston naar Estcourt opgerukt. Het gevecht bij Willow Grange ziet klaarblijkelijk op den uitval door generaal Hildyard uit Estcourt gedaan. Ook de Natal Advertiser nqeldt daaromtrent het een en ander. Vol gens dat blad zijn daarbij 15 En- golschen gedood. Vooral de West Yorks leden zware verliezen terwijl majoor Hobbs gevangen genomen werd en er nog vele officieren en manschappen vermist worden. Hier uit zou men dus moeten opmaken dat de Boeren met succes hebben gevochten. Niettemin trekken zij nu terug. Welke de ware reden daarvoor is, is niet bekend doch waarschijnlijk is het dat de positie, der Boeren ten gevolge van de naderende En gelsche troepen te gevaarlijk werd of dat, gelijk de gouverneur van Natal veimoedt de Engelsche stelling bij Mooirivier te sterk was, om haar te nemen in welk geval Joubert de brug over de Mooirivier had kunnen ver nielen. Hoe het zij, dit plan schijnt niet gelukt en nu concentreeren de Boeren zich in de omgeving van Colenso om de Engelschen den over tocht over de Toegelarivier te betwis ten en, moeten zij tot over die rivier teiug trekken dan zullen zij zeker niet nalaten de eenige nog beschik bare brug achter zich te vernielen. Daar kunnen wij dus waarschijnlijk spoedig een belangrijk gevecht ver wachten. Omtrent het gevecht bij Graspan aan de Westgrens zijn nog zeer weinig nadere bijzonderheden bekend geworden. Alleen worden van Engel sche zijde de verliezen der marine brigade, welke blijkens het eerste bericht van generaal Methuen zwaar geleden had, opgegeven. Volgens een bij de admiraliteit ontvangen telegram werden daarvan 14 gedood en 91 gewond. Onder dezen bevonden zich drie gesneuvelde ofliciereu en 3 ge wonde, van wie een ernstig. Van de lansiers die waren uitge zonden om de Boeren te vervolgen is nog niets naders vernemen. Volgens een telegram uit Londen aan de Temps wekt het uitblijven van bericht dienaangaande ernstige bezorgdheid. Wat het gevecht bij Belmont aan gaat. daaromtrent wordt nu bekend dat de verliezen der Boeren in ver gelijking met die der Engelschen zeer gering zijn. De Engelschen kregen daar, volgens lord Methuen, 58 dooden en 140 gewonden. De Natal Advertiser meldt nu dat uit telegrammen van president Kruger aan generaal Joubert, welke bij een gevangen genomen Boer zijn gevon den, blijkt, dat in het gevecht te Belmont 10 Boeren zijn gedood en 40 gewond. De verliezen der Engelschen zijn dus, zooals altijd, ook hier weer beduidend zwaarder. Overigens schij nen de Engelschen de Modderrivier steeds dichter te naderen. Volgens een bericht aan de Engelsche bladen zou generaal Methuen Honeynestkloof reeds hebben genomen en daar twee miljoen geweerpatronen hebben buit gemaakt. Deze plaats is de laatste vóór de Modderrivier, aan gene zijde waarvan de Boeren hun hoofdmacht hebben staan. Daar zal dus nu weldra, misschien ook nog deze week, een beslissende slag plaats hebben. Wij staan alzoo aan den vooravond van groole gebeurtenissen, zoowel in Natal als aan de Westgrens. Van de werkzaamheden de divisie van generaal Gatacre, die in de Kaap kolonie moet opereeren, nog niet veel nieuws. Hij wacht nog op verster kingstroepen. Hij is echter reeds naar het front vertrokken, naar Naauw- poort, waar generaal French reeds met een troepenmacht aanwezig is. Waarschijnlijk zal bij deze plaats, een belangrijk strategisch punt, dat de verbindingsknoop vormt van de spoor wegen naar Port Elisabeth en De Aar, het eerst gevochten worden. Generaal Joubert over den oorlog. Uit een brief van Joubert, geschre ven in het leger bij Ladysmith den 27en October en gericht aan een Duitscher, die gedurende zijn verblijf in de Transvaal veel met Joubert verkeerde, ontleenen wij het volgende: «Zonder zijne koloniën van troepen geheel te ontblooten schrijft Joubert kan Engeland in het gunstigste geval ongeveer 86.000 man naar Zuid-Afrika sturen. Dit aanzienlijke getal zal echter maar voor de helft te gebruiken zijn voor de te ver wachten groote veldslagen. Vóór midden December zullen de Engelschen in staat zijn dit getal soldaten op verschillende plaatsen aan land te zetten, intusschen reken ik op 10,000 man aftrek door ver liezen aan gevangenen, gesneuvelden, gewonden en zieken, zoodat in het gunstigste geval nog 75,000 man overblijven. Zelfs als het ons niet mocht gelukken, een samentrekking van de Engelsche troepen onder sir Red vers Buller te verhinderen, en wij tot den terugtocht gedwongen worden, wordt het Engelsche leger om natuuilijke reden zoo verzwakt dat het tegenover ons niet meer dan ten hoogste 35,000 slagvaardige troe pen kan stellen de rest moet ge bruikt worden voor den etappendienst. Hierbij moet men niet alleen met Natal, maar ook met de Kaapkolonie, met een operatie-basis van ongeveer 700 KM., rekening houdende. Onze etappen zijn in ons eigen land, zich uitbreidende in drie richtingen, tot welker bescherming wij geen 500 man noodig hebben. Tusschen de 17) Naak het Engelsch van H. H. BOYESEN. En toen hij nu in rillende zaligheid naar dit venster opkeek, kwam hem een ballade uit zijn vaderland voor den geest, welke hij en Edith dikwijls samen gelezen hadden. Het was de geschiedenis van den jongeling, die naar de Madonna te Kevelaar ter bedevaart ging en haar als offergave een hart van was brengt, opdat zij hem van zijne liefde en zijn smart zou genezen. En dan dacht hij, dat hij, evenals de jongeling van Keulen, in den dood alleen genezing kon vinden. En toch was hij op dit oogenblik haar zoo nabij, ja wellicht zag zij hem, en zijne vreugde daarover was sterker dan alles, sterker zelfs dan de dood. Zoo ging hij op den drempel van het te genoverliggende huis zitten, wddr hij eenigs- zins beschut was tegen den wind, en wachtte geduldig tot Edith haar venster zou sluiten. Hij kreeg het koud, maar hij bemerkte het nauwelijks, zoo warm bonsde de hoop haar te zien door zijne aderen. Ditiir I De jaloezieën werden opgehaaldEdith stond in de volle, slanke pracht harer bewonderens waardige gestalte duidelijk en schoon op den helder verlichten achtergrond. Zij duwde het onderste raam naar boven, ten einde bij het bovenste te kunnen, en boog zich een paar minuten over de borstwering. En nu teekende zich haar profiel scherp omlijnd tegen de duisternis buiten af. Van de straat beneden drong een zwakke, onwillekeurige en toch duidelijk hoorbare kreet tot haar door. Edith keek ontsteld naar benedenmaar de duisternis was dichter geworden; zij kon niets onderscheiden. Het venster was gesloten, de jaloezieën werden neergelatenhet licht werd uitgedaan. Halfdau sloot de oogen, om het zalige vi sioen zoo mogelijk lang vast te houden. Ja, daar stond zij nog, met een hemelschen glim lach om de lippen. De koude deed hem huiveren tot in het gebeente de sneeuw joeg wild dwarrelend door de straat. Hij hulde zich dichter in zijn plaid; hij wilde Edith nog eenmaal zien. En daar was zij weder; nader kwam zij, gedurig nader, zij raakte zijne wangen zacht, beschroomd aan, en glimlachte daarbij met een zonderlingen, bekommerden glimlach, welke volstrekt haar glimlach niet was. Zij boog zich over hem heenzij raakte nogmaals zijne wangen aan hoe koud was haar hand; hij voelde de koude zelfs in zijn hart. De sneeuw viel in groote vlokken, welke, elke gril van den wind volgende, her- en der waarts fladderden, maar altijd naar beneden, altijd naar beneden, en de aarde in haar wit doodskleed hulden. En daar is Edith weder hoe zonderling. In het lange, sneeuwwitte gewaad, ernstig en goedig, met den treurigen glimlach om de lippen. ZieZij wenkt hem met de handHij wil haar volgen; maar er hangt iets zwaars aan zijne voeten; hij kan niet van de plaats. Hij wil om hulp roepen, maar hij is er niet toe in staathij kan alleen de hand naar haar uitstrekken, bedroefd, dat hij haar niet kan volgen. Maar nu staakt zij haar vlucht en draait zich om. Hij ziet, dat zij een mirten krans in het haar draagt, als een bruid. Zij keert tot bem terug met een gelaat stralende van liefde en vreugde, buigt zich over hem heen en spreekt«Kom I Zij wachten op ons. Ik zal u volgen in lijden en dood, waarheen gij ook gaan moogt. KomZij wachten reeds lang. Zij zijn er allen!» Het is hem, alsof hij weet, wie die allen zijn, in weerwil hij nooit van hen gehoord heeft, en hunne namen niet kent.» «Maar,» zegt hij, »ik ben een buitenlander.» Het schijnt dat dit om de eene of andere reden een onoverkomelijke hinderpaal is. En van Ediths schoon gelaat verdwijnt de blijde glimlach; zij wendt zich weenend af. Edith! Geliefde!» Daar is zij weder aan zijne zijde. «Gij zijt voor mij geen buitenlander meer, geliefde. Wat gij zijt, ben ik.» En zij drukt hare lippen op zijne lippen met een gloeienden, langen kus. Toen Edith den volgenden morgen de laatste hand aan haar toilet had gelegd en de ja loezieën ophaalde, viel er een sterke glans van door de zon beschenen sneeuw op haar en verblindde haar de oogen. Bij het zijstraatje aan de overzijde stonden een half dozijn menschen met sneeuwschoppen in de hand en een paar politieagenten op een hoop en schenen ernstig te beraadslagen over hetgeen hun in een gewichtig geval te doen stond. Daar naderde haar vader, die na het ontbijt zich naar zijn kantoor begaf, de mannen. Hij boog zich voorover en keek op iets, dat de sneeuw half bedekte. Eensklaps trad hij achteruit; daarbij zag zij een oogenblik zijn gelaat; het was doodsbleek. Een ontzettend "ermoeden rijst bij haar op. Zij werpt een .al om de schouders en snelt de trap af. In de vestibule ontmoet zij haar vader, die juist weder is binnengetreden; vier mannen volgen hem, die iets zwaars dragen. Zij weet wat het is. Zij wil het gelaat af wenden; zij kan het niet; zij grijpt kramp achtig naar haars vaders arm en staart met strakke oogen op het bleeke gelaat, waaraan de dood zulk een vreemde uitdrukking heeft gegeven. De vlokken, welke in zijne haren hangen, zijn als de sneeuw van den ouderdom de klove tusschen jeugd en dood is overbrugd. En toch is hij schoon O, zoo schoon. Het heldere voorhoofd, die ongeschokte, nog te vredene zaligheid, die bevallige glimlach alles, alles had de dood gespaard. Glim lachend was hij van de aarde, welke geen plaats voor hem had, gescheiden, en glim lachend dat rijk binnengegaan, wititr onder de vele woningen des Vaders er wellicht ook eene is voor een bescheiden idealist met een warm hart. Einde.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1899 | | pagina 1