NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. Haar Portret. BUITENLAND. Zaterdag 27 Januari 1900. Negen-eis-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG El\ ZATERDAG. No» 8. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Iiijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden sleclits driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Officieel is er sedert het laatste telegram van Bulier, waarin hij meldde dat er in den nacht van Dinsdag op Woensdag een poging zou worden gedaan om den Spionkop, door de Boeren bezet, te bemachtigen, niet meer vernomen. Dit is verdacht; reeds Donderdag had er bericht kunnen zijn ot' de aanval gelukt was dan wel afgeslagen. Voor 't geval, dat de over winning aan den kant der Engelschen was geweest, bestond of bestaat er toch zeker geen reden voor Bulier om te dralen met het naar Engeland kabelen van zulk een witten raaf onder de Engelsche depêches, integen deel, de Engelsche natie is een eri al spanning en het zou een misdaad zijn, indien hij die onnoodig verlengde. Het eenige motief, dat Buller weer houdt te seinen, is vrij zeker dit, dat het zijn troepen niet is mógen gelukken, de Boeren uit hun sterke stelling te verdrijven, of dat de aanval om de een of andere reden niet heeft plaats gehad. Intusschen geeft de Daily Graphic haar hoop op het succes van de Engelsche troepen nog niet op. Met het oog op de stilte die aan Buller's oprukken naar Springfield en zijn succesvollen overtocht over de Toe- gela voorafging, blijft het blad hopen dat zijn zwijgen van nu eveneens gevolgd zal worden door goed nieuws. Met minstens evenveel grond ver wachten wij men denke slechts aan de stilte, die aan den slag bij Colenzo voorafging de overwin ning der Boeren. Voorspellingen maken is echter te gewaagd, geduld oefenen is het eenige wat wij kunnen doen al popelen we dan ook van ver langen om het resultaat van den strijd te vernemen. Een telegram uit Pretoria via Lou- renzo Marques dd. 24 Jannuari, geeft nog eenige nadere bijzonderheden omtrent het gevecht aan den weg naar Oliviershoek (Ventersspiuit). Vier of vijf malen per dag, luidt het daarin, vervangen de Britsche bevel hebbers de vermoeide tioepen door versche. De Boerenverliezeu tot 22 Jannuari bedragen een gesneuveld en twee licht gewond. De geest onzer mannen is uitstekend. Onder de Engelschen is een groote slachting aangericht. Commandant Botha heeft alleen de verdediging van Spionkop op zich genomen, Cronjé is elders heengezonden. Het Noordelijk kamp der Engelschen (van generaal War ren) is in verwarring, men ziet de troepen doelloos heen en weer trekken. Een ander telegram van Reuter uit Spearmanskamp van Dinsdagavond luidt: Heden morgen vroeg was het geweer vuur heviger dan ooit. De Doeren ontruimden den rand van een kopje waarvan de Britsche infanterie bezit nam. De vijand zocht dekking achter een steenen muur, dien luj eenige uren bezet hield, maar in den namid dag zag men de Boeren terugtrekken Zij snelden dwars door een ravijn, terwijl de Britsche artillerie granaten en lyddietbommen te midden van hen wierp. De Engelschen dekten zich achter den steenen muur. De Britsche infanterie gaf individueel vuur af. De verlieslijst van heden is gering. Hieruit zou dus volgen dat de En gelschen langzaam vorderingen maken doch generaal Buller zelf, die den- zelfden avond seinde, zwijgt van dit behaalde voordeel, zoodat wij het veilig buiten rekening kunnen laten. Wij moeten dus en gelukkig aannemen dat de Boeren de Engel schen op den weg naar Ladysmith nog hebben tegengehouden. De bezetting in de belegerde stad hoort anders de als een liellijk geluid in hun ooren klinkende kanonschoten, zij zien zelfs, volgens een heliogram van den correspondent der Standard Buller's granaten ontploffen in de schansen der Boeren, doch de uit werking er van kunnen zij niet nagaan. De toestand te Ladysmith is, helio- grafeert hij verder, onveranderd. De Boeren zetten het schieten uit de Creusot-kanonnen voort, alsook met houwitsers, en loonen daardoor dat zij liet beleg handhaven. De belegerden hebben echter reeds opgehouden met te berekenen wanneer zij ontzet zullen worden. De gezondheidstoestand was er overigens bevredigend. Uit die eene zinsnede, dat de be- legetden opgehouden hebben met het betekenen van hun ontzet, spreekt wel moedeloosheid, en geen wónder. Sedeit 29 October zijn zij nu reeds ingesloten en de tweede poging van Buller om hen te ontzetten, heeft nog geen resultaat gehad. Welk een teleurstelling de eerste nederlaag van Buller op 15 Dec. jl wekte, door wien zji zoo vast hadden gehoopt te worden bevrijd, beschrijft de cor respondent der Times in de bele gertlo stad. Den 12den December, schrijft hij, werd zwaar vuren gehoord in de richting van Colenzo, terwijl den volgenden flag de piketten in Caesar's Kamp en op den Wagenheuvel den rook van springende granaten hadden gezien. Toen wachtten wij op nieuws wachtten ademloos op de orders, die gegeven zonden worden aan de vliegende colonne, samengesteld uit tie Devonshire- en Manchester-regi menten en de Gordon Hooglanders, om uit het kamp te trekken teneinde de vernieling te voltooien die de zui delijke troepen begonnen waren. Man nen en vrouwen wenschten elkander op straat geluk, toen zij hoorden dat een van onze zware kanonnen naai den Wagenheuvel was gezonden om de beweging van de vliegende kolonne te dekken. Maar de stilte duurde voort, of schoon do hehograaf onophoudelijk van de heuveltoppen Hitste; het ge rucht ging echter zijn gang en rnen vertelde van eenglain ijke overwinning, van deserteerende Boeren, van lie den rienrle Hollanders en geslachte burgers. Maai niets uit het hoofd kwartier. Den 'löeii was Dingaan's Dag. Men meende dat dit een ge schikte dag zou wezen voor ons om de macht van den oproerigen staat te verpletteren. De dag biak aan en met den op gang van de zon opende het gioote kanon op Boelwanaheuvel een nijdig vuur. Een en twintig schoten werden in de stad gedaan. De boeren hadden zich het saluut herinnerd dat wij had den afgeschoten op den verjaardag van den prins van Wales. Gramstorig beantwooidden zij op Dingaan's Dag het saluut. En met uitweiking, want er vielen drie dooden. Nog altijd wenschte het garnizoen zichzelf geluk. Dit saluut was, dacht men, slechts de zang van de stervende zwaan. In een opwelling van bravade had de vijand op ons geschoten, alvo rens hij zijn kanon weghaalde om aan de uil het zuiden oprukkende Engelschen te ontkomen. Er kwam een verhaal uit liet lntombikamp, dat de Boeren een aantal gewonde Hol landers in de stad hadden gezonden om behandeld te woiden. De opwin ding steeg en een speculatief fotograaf liet bekend maken dat nu het beleg feitelijk ten einde was, hij gaarne een groote groep zou nemen van de burgers, die het beleg hadden over leefd. Maar Zaterdagavond verscheen een sinistra order. De batterijen, be- hoorende bij de vliegende kolonne werden teruggezonden naar hun stel lingen op de verdedigingslinie. Den volgenden ochtend werd de volgende dagorder openbaar gemaakt: »De generaal, die het bevel voert over het leger te velde in N'atal, be treurt bet te moeten melden dat generaal Buller er niet in geslaagd is zijn eersten aanval op Colenzo tot een goed einde te brengen; daarom zullen hier niet zoo spoedig verster kingen aankomen als meil verwachtte. Sir George White vertrouwt dat het garnizoen de verdediging van Lady smith op dezelfde krachtige wijze zal voortzetten als tot dusver, tot de generaal-opperbevelhebber in Zuid- Afrika het ontzet." Het bericht werd met openlijke moedeloosheid ontvangen. De teleur stelling was overstelpend De correspondent vertelt dan verder, dat men ten stotte zijn lot met be rusting aanvaardde en overlegde wat nu te doen stond. Het fourageeren der paarden gaf de meeste zorg, daar er slechts weinig gras tusschen de heuvels groeide en zij daarvan alleen niet konden leven. Daar er vrij veel cavalerie is die tot niets nut is in de belegerde stad, was het volgeus <1 en correspondent her best, dat de cavalerie zich maar door den vijand heen sloeg en zich met Buller ver een igde. Verder maakt de correspondent melding van het feit dat er toen reeds veel ziekte, typhus, heerschte. Hoe ellendig de toestand er nu moet zijn de correspondent schreef 19 December en met welk een smachtend verlangen de belegerden naar ontzet uitzien, kan men zich voorstellen. Doch er is alle kans dat hun hoop weder op een teleur stelling uitloopt en dan zal Ladysmith weldra als rijpe vrucht door Joubert, Bolha en Cronjé van den boom wor den geschud. Een heerlijk woord van Paul Kru- ger aan zijn Commandanten te velde. Het teekent den man en den toestand. «Door Gods zegen schrijft hij is onze zaak zoodanig gevorderd, dat wij. mits wij krachtig blijven, welslagen mogen verwachten." De President maant alle burgers aan te velde te trekken. Nu, daaraan althans ontbreekt het niet. «Leest Psalm 33," schrijft de Pre sident, »en bouwt op Psalm 83. De vijand gaat verwoestend rond, zoo in Kaapland, waar hij de bezittingen der Afrikaanders vernielt, als in Vrij staat, waar hij de hoeven verwoest. Uit het Duitscb VAN H. VON ZOBELTITZ. "Ik heb den landgenoot in vreemde grond begraven, als ware hij mijn broeder geweest,» zeide Horst eenvoudig. «Boven zijn graf breidt een prachtige syeomore zijne takken uit, en ik reken het mij tot een heiligen plicht, er onmiddellijk na mijne terugkomst, een waardig gedenkteeken op te plaatsen.» Mevrouw von Breka drukte zwijgend zijn rechterhand. »En hoe hebt gij mij gevonden, Mijnbeer von Horst?» vroeg zij daarop na een lange pauze. »Gij verteldet mij toch, dat Oscar geen papieren bij zich bad.» »Gij herinnert mij door uwe woorden aan een anderen plicht, Mevrouw,» hernam Horst. »Ik heb u nog een aandenken aan den afge storvene te overhandigen. Zie, Mevrouw, dit medaillon vond ik op de borst van uw zoon De oude dame beefde, toen zij het gouden voorwerp in de handen hield. Hare kalmte, welke zij tot hiertoe met moeite had weten te bewaren, begaf baar, zij drukte de lippen op het medaillon en snikte luide en bitter. Eerst langzamerhand beheersebte zij zichzelve weder, «Vergeef mij, mijneheeren,» zeide zij, »ik bad mij voorgenomen kalm te zijn, doch het hart is sterker dan de wil.» Ik voelde, dat het tijd was om te vertrekken, en greep naar mijn pet. Horst talmde, en ik vermoedde, wat zijn hart beklemde. Ik moest beproeven hem te hulp te komen. «Voor wij afscheid van u nemen, Mevrouw, moet gij mij veroorloven u een vraag te doen het is eenvoudig de uitdrukking van een natuurlijke belangstelling, als wij verklaren dat wij gaarne zouden vernemen, wie bet origineel van het bekoorlijke meisjesportret in dat medaillon is Horst wierp een dankbaren blik op mij. Doch de oude dame glimlachte onder hare tranen «Gij vraagt, wiens portret mijn zoon op zijn, goed, kinderlijk hart droeg? De smart moet ons vrouwen toch leelijke parten spelen, dat gij het origineel van het portret niet herkent. Ik liet het vóór meer dan dertig jaren voor mijn bruidegom en lateren echtgenoot schil deren, en men zeide toen ter tijd dat bet zeer goed leek. Wij zaten in den laten namiddag zeer droef geestig- bij bet venster in de groote receptie kamer van bet hotel en keken naar buiten op bet stille marktplein. De musschen pikten vóór de deur ongehinderd hare broodkruimels op, achter het raam der schuins tegenover liggende apotheek stond een provisor, die zich verveelde, en vervelend tikte achter ons de staande klok. Het was onuitstaanbaar, en daarbij vertrok de eerstvolgende trein pas drie uur later. Horst rookte de eene sigaar na de andere, ik was reeds aan mijn derde glas Oost-Prui- siscben Meidrankgesproken hadden wij beiden sinds de laatste openbaring van Mevrouw von Breka schier geen woord. Waartoe ook? Waarmede zou ik den armen Horst, die de reis om de halve aarde bad ge maakt om het origineel van een lief meisjes portret te zoeken, en als zoodanig een oude, eerwaardige dame vond, hebben moeten troos ten. Het verstandigste zou zijn geweest, dat wij elkander hartelijk in het gezicht uitge lachen hadden, maar daartoe was hij het al lerminste gestemd. Ten slotte greep ik een hoop oude couranten schoof er Horst eenige van toe, en zocht zelf met de overige, zoo goed als het ging den tijd te verdrijvende arme man uit Sumatra deed evenwel, alsof hij geen Duitsch kon lezen, en telde, naar het mij voorkwam, de straat- steenen buiten. Eensklaps evenwel sprong bij op, liep mij bijna omver, rukte zijn hoed van den kleeren- staander riep mij nog toe: «daar is zij!", en bad de kamer verlaten. Ik erken ronduit, dat er in het eerste oogenblik een vreeselijke ge dachte in mijne ziel oprees, ik vroeg mijzelf ernstig af, of Horst ook soms plotseling krank zinnig was geworden Toen ik evenwel op het punt was hem achterna te vliegen, viel mijn blik toevallig door de ramen op straat, en zag ik daar mijn vriend heel kalm met een jonge, slanke dame spreken. In liet eerst kon ik het gezicht van bet meisje niet goed op nemen, doordien de breede schouders van Horst bet bedekten, doch toen bij een oogen blik later een weinig op zijde trad, aanschouwde ik het volkomen evenbeeld van het noodlottig portret. Ja, dat was het, trek voor trekde blonde lokken, de schrandere oogen vol goed heid en nadenken, de frisscbe mond. Horst had volmaakt gelijk, toen bij riep: «Daar is zijEn op hetzelfde oogenblik werd mij ailes duidelijk: de jonge dame daarbuiten moest eene dochter van Mevrouw von Breka zijn, bet was niet anders mogelijk. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1900 | | pagina 1