NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voer de Provinei® Utrecht.
Het binnen- en MtenMscli
postverkeer.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
iin Onzekere.
No. 12.
Zaterdag 10 Februari 1900.
Negen-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG Ei\ ZATERDAG.
Coura
ABONNEMENTSPRIJS:
Per
3 maanden 1.Franco per post door liet geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden sleclits driemaal berekend-
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De als een uitvloeisel der kruis
tochten door bijzondere personen
opgerichte bodescliappen, .werden in
de 14e en 15e eeuw vereenigd met
de reeds veel oudere grafelijke boden,
ot liever de vorst verhief het recht,
de eersten te benoemen, tot regalia
en plaatste de instelling onder zijn
toezicht.
Het recht van benoeming werd later
bij verschillende privilegiën aan de
steden afgestaan. Terwijl vroeger de
eenige veilige wijze van brievenvervoer
die was, welke geschiedde door tus-
schenkomst van monniken voor wier
geestelijk kleed men nog eenig ontzag
had, vereenigden zicli nu de steden
tot stedenverbonden en reisden nu
de kooplieden zelf, later de door de
steden benoemde koopmansboden,
onder behoorlijk gewapend geleide
naar de jaarmarkten en brachten daar
de brieven over. Toen de werkkring
dezer boden toenam, namen de stede
lijke regeeringen hen onder eed en
tegen borgtocht in dienst. Geschiedde
te Amsterdam de benoeming aan
vankelijk door de «Heeren van den
Gerechte" na 1586 benoemde de
Vroedschap de boden, waaruit blijkt
dat de betiekking in aanzien was ge
stegen.
De boden moesten een borgtocht
stellen van 500 tot 6000 gulden.
Wanneer een bode stierf, ontvingen
diens nakomelingen .de winst dei-
eerste drie reizen na zijn overlijden.
De tocht van een bode werd eerst
reis. later beurt of weekbeurt en ein
delijk ril of puslril genoemd. Dit ging
gepaard inet de verandering van liet
karakter der bodescbappen.
De oorspronkelijke boden hadden
zich weten op te werken tot bode
meesters en namen den titel aan vari
postmeester. Deze laatsten reisden
zelf niet meer, maar lieten den dienst
door postiljons verrichten, en zonden
elkaar gesloten pakketten toe. In
overeenstemming met de uitbreiding
der werkzaamheden kreeg bet bestel
huis den weidschen naam postkantoor.
Was bet oorspronkelijk bodewezen
gedeeltelijk overgegaan in een soort
postwezen, bet bood echter evenveel
verscheidenheid aan als liet vroegere.
In groote steden trof men vier*of vijf,
ja soms nog meer postkantoren aan.
die alle een verschillenden werkkring
hadden Dit maakte bet voor liet pu
bliek hoogst moeilijk te weten, waar
men zijn brieven moest bezorgen of
kon afhalen; belastte tocli bet enne
kantoor zich alleen met de brieven
van en voor Engeland, een ander be
handelde uitsluitend de corresponden
tie van en voor Duitsehland Zoo vinden
wij o. a. te Amsterdam in de 17e
eeuw niet minder dan zeven verschil
lende postkantoren n.l.
lo. Het binnenlandsche. Dit kan
toor was ontstaan uit de schippeis-
veren op 's Graven liage. Delft en
Rotterdam. Langzamerhand bad de
stail deze veren aan zich getrokken
en een postmeester aangesteld.
Het had twee ritten op het ver
wisselkantoor te Allen.
4o. Hel en Breclasche Bossche. Dit
kantoor had geen eigen rit en ver
zond door tusschenkomst van bet vo
rige.
3o. liet Anlwerpsche. Dit gewichtig
kantoor correspondeerde met de Zui
delijke Nederlanden, Frankrijk, Spanje
en Portugal.
4o. Het Engelsche De brieven wer
den aangebracht te Hellevoetsluis en
per rit naar Amsterdam vervoerd.
5o. Het Hamburgschedat via
Utrecht, Gelderland en Overijssel ver
zond naar Noordduischland, Denemar
ken, Zweden, Noorwegen, Polen en
Rusland.
6o. Hel Keulsche De corresponden
tie voor Italië, Zuid-Duitsehland en
Zwitserland werd in verband met de
postwegen van den Gi aal V a n T li u r n
en Taxis hiermede verzonden.
7e. Het Texelschedat brieven ver
voerde van en voor de te Texel bin
nenvallende sCbepen.
Behalve deze postkantoren vond
men nog boden op Embden Gronin
gen. Leeuwarden. Harlingen, Deventer.
Ttel, Dordrecht. Kleef Rouen, Munster,
Gent, Ryssel, Doornik Valenciennes;
alsmede vier boden op Zeeland en
marktschippers op's-Grayênhage, Delft
Rotterdam. Leiden, Gouda, Utrecht en
Schiedam. Wanneer men nu bedenkt,
dat ook andere plaatsen op dezelfde
wijze van postgeïegenheden voorzien
waren, zal men licht tot de oveitui-
glng komen, dat van grooten samen
hang vooral ook bij do bekende af
gunst der steden geen sprake meer
kan zijn; daarenboven was het plat
teland nog van bijna aile postgelegen-
heid verstoken. De naijver der steden
gaf aanleiding tot allerlei twisten
over transilobejïingen, die den ver
warden toestand verergerden, zoodat
het niet te verwonderen is, dat in
1716 in de buitengewone vergadering
der Algemeens Staten door de afge
vaardigden voor Ovei ijssel werd vast
gesteld. tie posterijen aan bet Land
te brengen. Dit voorstel mocht evenwel
de goedkeuring der vergadering niet
wegdragen; eerst ui 1747 kwam dit
plan tot uitvoering, als een gevolg
van de volksbeweging van dat jaar.
In 1749 waren de posterijen door alle
steden van Holland en Zeeland aan
het Land overgedragenin de andere
provinciën (waar zij overigens minder
belangrijk waren) geschiedde dit eerst
bij de nationaal verklaring in I 99.
Het bestuur werd opgedragen aan
vijf commissarissen, wiep de lastige
taak was opgelegd eenheid in al deze
wanorde te brengen.
Het besluit tot nationaal-verklaring
der Posterijen in 1799 genomen, trad
eerst in 1803 in werking. Koning
Lodevvijk zette de reorganisatie niet
kracht voort o.a. door bij besluit van
17 April 1807 de porten vast te stellen.
Rij een «décret imperial" van 18
October 1810 werd liet postwezen
geheel op Fransehe leest geschoeid.
Later volgde de invoering der Gene
rale Instructie, een voor dien tijd uit
stekend werk. waarvan sommige be
palingen nog steeds van kracht zijn
zij bleef in werking tot de invoering
der postwet van 1850. Deze wet bracht
ons een groote schrede vooiuit Zij
had tengevolge, dat liet aantal post
kantoren aanmerkelijk werd vermeer
derd. terwyl ten plaltelande hulpkan
toren werden opgericht. Het vroeger
aldaar gelieven bestelloon werd beperkt
tot plaatsen op grooten afstand van
het kantoor gelegen om later geheel
te verdwijnen. (Besluit van '22 De
cember 1802 Om de verzending
gemakkelijker te maken, werden den
lsten Januari 1852 postzegels inge
voerd waarvan het nut niet nader
zal behoeven te worden aangetoond;
de drukke bezigheden der ambtenaren
werden daardoor verlicht, en dit kwam
natuurlijk eene vlugge verzending ten
goede, welke laatste nog weid bevor
derd door de invoering van spooi weg-
poslkantoren. Deze als het ware
reizende (zoogenaamde ambulante)
kantoren vervoeren de correspondentie
met eene door een oningewijde niet
gekende vlugheid en juistheid, waarbij
de verzending van een eeuw geleden
niet is te vergelijken.
Bij de herziening der postwet van
1850 en 1870 werden nog eenige ver
beteringen ingevoerd. Zoo werd o.a.
de eerste schrede gezet op den weg
om de medewerking der Posterijen
te verleenen tot uitbreiding van liet
spaarbankwezen, welke in 1880 de
oprichting eener Rijkspostspaarbank
tengevolge had Ueze werd in 1881
door de invoering der pakketpost ge
volgd.
Wordt vervolgd
De sluier der geheimzinnigheid die
den gang der gebeurtenissen aan de
Toegela bedekte is reeds voor een
deel opgelicht Van Boerenzijde zoo
wel als uit Engelsche bron komt thans
het bericht dat Ruller Maandag op
twee plaatsen de. riviei» is overgetrok
ken en de Boeren opnieuw heeft aan
gevallen. Officieel is van het resultaat
van den slag, die volgens een Boe-
rentelegram de geweldigste is, vvelke
in Natal geleverd werd, nog het rechte
niet bekend. Zoo althans wordt door
het departement van oorlog te Londen
meegedeeld. »De operatiën duren
voort," is alles wat Oorlog totnutoe
bekend heeft gemaakt.
Een telegram van Dinsdag 6 Fe
bruari, uit het Boerenkamp hij Ludy-
smith verzonden, omtient den slag,
luidt als volgt:
Jle Engelschen beschieten sedert
gister de Boerenstellingen aan de
Boven-Toegela met het marinegeschut
en andere kanonnen. De Engelschen
trokken bij Pontdrift en Molendrift
de Toegela over om de stellingen der
Boeren te bestormen. Generaal Schalk
Burger die Pontdrift verdedigde, sloeg
de Engelschen terug die genoodzaakt
waren In groote wanorde over de
rivier terug te trekken. Bij Molendrift
werd het gevecht hervat tusschen de
Engelschen en de Johannesburg- en
Standei ton-commando's Aari de zijde
van de Boeren geen verliezen. Het
gevecht duurde den geheelen dag en
was het hevigste dat tot dusver is
geleverd
De beschieting is gistermorgen her
vat meteen noggrooteraantal stukken.
Een later telegram van Boerenzijde,
denzelfden dag verzonden, zegt nog
dat de Engelschen in lictjgeveclit bij
Pontdrift zware verliezen leden doch
dat zij er bij Moleiidnlt in slaagden
een klein kopje van geen belang, te
bezetten. Hun verliezen daar zijn nog
niet bekend. De Boeren hadden vier
dooden. De beschieting door hel zwaie
geschut, meldt verder het telegiani,
is geëindigd.
Laat ons nu eens zien welke lezing
Beuler's correspondent een En-
gelscliman natuurlijk van Ruller's
operatiën geelt
Generaal Buffer seint hij d d. 7
naar bet Duitsch van
H. VON ZOBELTITZ.
1)
"Mijnbeer de Kapitein, wij hebben alweder
een onzekere gekregen.»
Toen de sergeant-majoor Winkel mij, na de
opgave van het consigne, deze mededeeling
deed, keken wij elkander eerst zeer misnoegd
aan.
»De derde Winkel de derde!» zeide ik
daarna op zacbt verwijtenden toon. »Heb je
daar dan Luitenant von Polnow» aldus beet
namelijk onze ijverige Adjudant »niet op
merkzaam opgemaakt?»
Mijn goeie Winkel liet een zacht gebrom
hooren, dat een oningewijde wellicht als in
strijd met het respect zou beschouwd hebben,
maar waaruit ik duidelijk een gemelijk »Om
u te dienen, Kapitein?» verstond. »De Luite
nant meende evenwel, dat het wegens de
lengte van den man niet anders kon,» liet hij
er ter opheldering op volgen.
»0 wee, ook dat nog!» mompelde ik, en
dacht er daarbij aan, dat de slungel waar
schijnlijk in het eerste gelid zou moeten staan
en dat, voor de lange kerels mijn schat van
passende uitdrukkingen niet al te groot was.
nWüdr heb je hem dan?» vroeg ik eindelijk.
Winkel wenkte, terwijl bij een halfreehtsche
draaiing met bet hoofd maakte, met de oogen,
en dit signaal was voldoende voor een vice-
korporaal, die zicli onder bet kazerne-personeel
bevond, om een achter hem schuilenden civiel
op den voorgrond te doen treden en met een
handbeweging, welke men niet kon misverstaan,
op mij te doen afgaan.
Hm, de man zag er bepaald niet kwaad uit.
Met één onderzoekenden blik omvatte ik
di; breede borst, de gespierde armen en de
flink uitgegroeide beenen. Ook bet gezicht trok
mij aanaardige, opene gelaatstrekken, heldere
groote oogen -zelfs over een vlug gedraaiden,
kleinen, zwarten knevel beschikte de knaap.
Minder goed beviel mij de kleeding, waarin
hij zich presenteerde. Er lag iets van hoe
zal ik dat zeggenvan een min of meer af-
gedragene, een min of meer avontuurlijke
elegantie in. De broek met groote ruiten,
welke op de knieën een weinig was afgesleten,
zat alsof zij om zijne beenen gegoten was, zijn
licht jacket daarentegen was bovenmatig wijd,
in de schitterende das was een losse knoop ge
legd, waarin een groote speld stak en de kleine
vilten hoed, welke de man op dit oogenblik
bescheiden in de beringde rechterband hield,
was met een bonte hanneveer getooid.
«Wat zijt gij?» vroeg ik.
»Artist, Kapitein,» antwoordde hij in een
sterk Berlijnsch dialect.
Winkel schudde bet hoofd en overhandigde
mij zijn paspoort. "Onzin, man», zeide ik na
er een vluchtigen blik ingeworpen te hebben,
»liier staat toch, dat gij slachtersknecht zijt.»
«Om u te dienen, Kapitein."
Ik werd wrevelig, «Wat moet dat dan be
duiden De slachterij heeft toch niets met de
kunst uit te staan." Ik moet erkennen, dat
mij bet begrip artist niet recht beider was.
«Om u te dienen, Kapitein. Ik was eerst
slachter, tot dat ik naar bet circus ging."
Er ging mij, zooals men pleegt te zeggen,
een licht op. Vandaar ook die schunnige
elegantie van zijn kleeding. «Wat hebt gij
dan in het circus uitgevoerd?"
»Aan de ringen gewerkt, maar ook aan de
vliegende trapeze of parterre." Hij zeide dat
niet zonder fierheid, en ik verbaasde mij over
deze veelzijdigheid te meer, daar ik van de
genoemde afzonderlijke takken der kunstenaars-
werkzaamheden toen ter tijd zeer gebrekkige
kennis bezat. Dat die later inderdaad grooter
werd, dankte ik hoofdzakelijk aan mijn nieuwen
onzekere.
»En wé&r waart gij liet laatst?" vroeg ik,
mijn onderzoek voortzettende.
»Ik was bij den Directeur Welfer geënga
geerd. Ons gezelschap gaf de laatste maan
den voorstellingen in Loslaw, Kranowitz,
Hultscbin.» Hij noemde nog een half dozijn
aan de Oostenrijksche grenzen gelegene nesten.
«Waarom hebt gij u aan de verplichtingen
van je betrekking onttrokken?»
Hij draaide verlegen zijn hoed in de rondte.
«We zijn meestendeels altijd ginds in
bet Oostenrijksche geweest, Kapitein, en dus
dacht ik, meende ik, dat het wel niet zoo
precies zou genomen worden.
Ik gaf hem een kleine, nadrukkelijke te
rechtwijzing over den dienst plicht van den
Duitschen staatsburger, scherpte hem in, dat
zijn wel en wee thans geheel van zijn goed
gedrag afhing, verzocht hem op vriendschap-
pelijken toon, de eventueele begeerten naar
een vagebondeerend luileven» krachtdadig te
onderdrukken en vertrouwde hem vervolgens
weder aan den hem wachtenden vice-korpo-
raal toe.
Wordt er vulgd.)