NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. De Rijkspostspaarbank. No. 31. Woensdag 18 April 1900. Negen-en-twintigste jaargang. 1 1 VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BUITENLAND. Over Boord. Amersfoortsche Courant Y V ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. AD VERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Hebben wij ons reeds een paar maal beziggehouden met onderwer pen, die als het ware ontstaan zijn, als een gevolg van den maatschappe- lijken en staatkundigen toestand en de ontwikkeling van ons volk en daarmede gelijken tred hebben ge houden, wij willen ons thans een oogenblik inlaten met eene instelling van den tegenwoordigen tijd. Bij de behandeling der in 1870 aanhangig gemaakte wijzigingen in de postwet van 1850 werd door wijlen den heer G. A. Fokker in de Tweede Kamer een amendement ingediend om vóór het laatste artikel van liet wetsvoorstel een artikel in te voeren, luidende: «Wij behouden Ons voor, de postkantoren te belasten met het in bewaring nemen en de terugbe taling van spaarpenningen der min vermogenden, naar de regelen door Ons bij maatregel van algemeen bestuur, te stellen." Dit amendement mocht toen evenwel de algemeene goedkeuring niet wegdragenhet werd verworpen met 46 tegon 23 stemmen. Na de verwerping van liet hier bedoelde amendement, bleef de vraag of de postadministratie zou kunnen meewerken om liet sparen te bevor deren, voorloopig onbeantwoord, tot bij Koninklijk besluit van 28 Decem ber 1875, de gelegenheid werd open- geseld om door tusschenkomst der Postadministratie, door middel van postwissels, inlagen te doen bij de particuliere spaarbanken, die zich daartoe bereid hadden verklaard. Deze regeling, waartoe 49 spaarbanken toetraden, trad den lsten Mei 1876 in werking maar miste geheel en al haar doel zelfs na de, bij Koninklijk Besluit van 14 Februari 1877 vol gende vermindering van het post- wisselrecbt, dat voor de overmaking van gelden ter belegging in de ver schillende spaarbanken tot op de helft werd teruggebracht. Het gevolg van een en ander was, dat het denk beeld eerier Rijkspostspaarbank meer en meer op den voorgrond trad. De heer mr. Tak van Poortvliet, de eerste minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, belichaamde zijne denkbeelden betreiïeiide het spaarbankwezen in twee wetsvoor stellen, die de Tweede Kamer bij Koninklijke Boodschap van 4 Mei 1879 bereikten. Zij handelden over: le de kostelooze overmaking van spaarpenningen door tusschenkomst der Posterijen 2e de iristelling eener Rijkspost spaarbank. Het eerste voorstel werd door liet volgende kabinet ingetrokkenhet tweede werd gehandhaafd en werd in de Tweede Kamer met 50 tegen 16 stemmen aangenomen. Het bier- bedoelde wetsontwerp werd den 25 Mei 1880 door den Koning bekrach tigd en komt voor in Staatsblad No. 88 van dat jaar. Bij besluit van 1 October 1885 werd de gelegenheid opengesteld in plaatsen, waar naast een postbij of hulpkantoor een rijkstelegraafkantoor gevestigd is de aanvragen tot terug betaling (die niet het geheele tegoed beloopen) te bespoedigen door tus schenkomst van den telegraafdienst, terwijl den 16den September 1883 met België eene overeenkomst werd aangegaan tot samenwerking der Rijkspostspaarbank en la Caisse géné rale d'épargne et do retraite a Bruxel- les. Rij de wet van 20 Juli 1895 (Staatsblad No. 135) werden in de wet op de Rijkspostspaarbank eenige wijzigingen ingevoerd, die evenwel de hoofdgedachte biervan onaangetast lieten. De hoofdinhoud dezer wet willen wij in het kort nagaan. Het beheer der bank is opgedragen aan een directeur, die verantwoorde lijk is aan den Minister van Water staat, Handel en Nijverheid en reken- plichtig aan een door do Koningin te benoemen Raad van Toezicht van minstens vijf en hoogstens zeven leden. Alle postkantoren en de „hulpkan toren daartoe door den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid aangewezen, zijn belast met de be handeling van spaarbankzaken. De terugbetaling van inlagen, ten name van een ander gedaan, kan onder eenige beperkende bepalingen \an zekere voorwaarden worden af hankelijk gesteld De inleggers kunnen onder zekere voorwaaiden, door tusschenkomst dei- spaarbank doen aankoopen, inschrij vingen op naam in een Grootboek van de Nationale Schuld, rentegevende obligatiën ten laste van den Staat en certificaten aan toonder van inschrij vingen in een Grootboek. De bank belast zich tevens na bekomen mach tiging met liet innen der rente van de eerstgenoemde stukken. De inleggers ontvangen, eene rente, die hoogstens 2,64 pCt. bedraagt en niet wordt uitgekeerd van hetgeen boven f 1200 ten name van één in legger is ingeschreven. Voor ver- eenigingen, stichtingen en fondsen van maatschappelijk of godsdienstig belang of onderling hulpbetoon wordt dit bedrag tot f2400,verhoogd. Art. 16 bepaalt op welke wijze de gelden worden belegd, terwijl van de winst een reservefonds is aange legd, dat bestemd is om daaruit, bij ongenoegzaamheid van de andere be zittingen der bank, de terugbetalin gen aan inleggers te bestrijden. Mocht dit fonds uitgeput raken, dan komt de Staat tusschenbeide, daar deze volgens art 11 aan de inleggers de teruggave hunner inlagen en de be taling der rente onvoorwaardelijk waarborgt. Door deze laatste bepaling achten wij de gelden der inleggers rneer dan voldoende verzekerd. Eerst bij een Staatsbankroet, zou de Staat na uitputting van bet reservefonds de terugbetaling moeten staken. Hiervoor hebben wij intusscben nog vooreerst niet te vreezen. Verder is vrijdom van successie verleend van inlagen f80ü,niet te boven gaan de, terwijl alle stukken met de Spaar bank in verband staande vrij zijn van zegel en van recht van registratie. Eindelijk heeft men (waarschijnlijk geleid door geldiger redenen, dan de tegenwoordig tot overdrijving over slaande denkbeelden van emancipatie) gebroken met de bepalingen omtrent de marilale macht, neergelegd in de artikelen 160 en 179 van liet Burger lijk Wetboek, zoodat den echtgenoot de bevoegdheid is ontzegd, terugbe taling te vorderen van hetgeen op een spaarbankboekje ten name van de vrouw is ingeschreven. De vader kan evenmin gelden, gedeponeerd ten name zijner kinderen innen, zoo dezen den 12 jarigen leeftijd hebben overschreden. Des kantonrechters machtiging is hiertoe in de gevallen en op de wijze bepaald in art. 451 van het Burgerlijk Wetboek noodig. Wel kan de vader verzet aanteeke- nen tegen terugbetaling aan zijne minderjarige kinderen. Wij durven hier als onze meening uitspreken, dat de invoering dei- Rijkspostspaarbank aan eene wer kelijke behoefte heeft voldaan. Het drukke gebruik, dat dan ook van deze inrichting wordt gemaakt bewijst dit ten volle. Volgens het Verslag betreffende de Rijkspostspaarbank aan H.M. de Koningin" bedroeg het aantal in omloop zijnde boekjes op 31 December 1898 693228 stuks en wijst dit aantal in dat jaar op eene vermeerdering van 65819 stuks; het aantal inlagen bedroeg in hetzelfde jaar 1057452 met een totaal bedrag van bijna 35 millioen gulden, terwijl ruim 28 millioen gulden werd terug betaald; het gezamenlijk bedrag van het tegoed der inleggers bedroeg ruim 70 millioen gulden. Niet ten onrechte liet de heer De Malacre, een man van naam op dit gebied, zich in het Journal des éco- noinistes" (December 1879) zeer gunstig over het toen aanhangige wetsvoorstel uit. Hij schreef toen »La Hollande a su trés heureusement mettre a profit les idees et les enseig- nements d'expérience de tops les pays civilisés. Et ce projet de loi est un programme oü plus d'un législateur étranger a la Hollande peut reetifiier, controler ou parfaire ses vues d'amé- lioration et de réforme." Q Wij sluiten ons bij deze woorden zeer gaarne aan. Holland heeft zeer gelukkig voordeel weten te trekken uit de denkbeelden en de ondervinding van alle beschaafde landen. Dit ontwerp van wet is een programma, waaraan meer dan een wetgever buiten Holland zijne plannen van verbetering en hervorming kan toetsen, waardoor hij ze kan verbeteren en volmaken. Belangrijke tijdingen van het tooneel van den krijg ontbreken. Alleen om trent hel door de Boeren belegerde Wepener komen eenige vage berichten. Zooals men weet heeft Roberts troe pen afgezonden om bet Engelsche garnizoen daar te ontzetten. Uit Brandfort, van Boerenzijde dus, komt nu bericht van 13 dezer, dat generaal De Wet deze troepen zou hebben aangetast. Welk verloop liet gevecht heeft ge"had is ecliter niet bekend. Intusscben schijnt bij Wepener nog voortdurend gevochten te worden. Vrijdag, aldus wordt uit Aliwal Noord bericht, werd in de richting van Wepener een hevig kanonvuur ge boord, dat tot tien uur des avonds aanhield, ook Zaterdag boorde men nog schieten. De bezetting schijnt liet ecliter nog uit te houden, hoewel zij reeds tamelijk groote verliezen heeft geleden. Officieel wordt ten minste bekend gemaakt, dat de En gelsche verliezen daar verleden week in 4 dagen hebben bedragen I8doo- den en 132 gewonden. Het geheele garnizoen moet slechts 500 man sterk zijn, zoodat er dus reeds een geheele bres in geschoten is; niettemin meent EWALD AUG. KöNIG. 6) «Nog altijd geen berichten uit Londen?" vroeg bij, nadat hij was gaan zitten en den gouden bril bad afgenomen. "Tot op dit oogenblik nog niet,» antwoordde de oude matrone en een trek van mismoedig heid vormde zich om bare lippen; het laatste bericht, dat ik ontving, is van Koppenhagen; zij moeten reeds sedert lang in Londen zijn aangekomen. Ik verwacht elk oogenblik een telegram, waarbij zij berichten, dat zij huis waarts keeren.» De Doctor veegde de glazen van zijn bril af en schudde ernstig het hoofd. »Zij zullen zeker aan de overzijde heelwat te regelen ge vonden hebben,» zeide hij; «Rudolph klaagde mij eens, dat hij bij het opmaken der verreke- ningsposten gedurig op verschillen stuitte, welke hij zich niet wist te verklaren. Hij wilde reeds sinds lang eens naar Londen, om diiar persoonlijk de verschilpunten te regelen. «Herbert had dat in orde kunnen brengen,» hernam Mevrouw Holdau; "Rudolf moest uit de badplaats regelrecht hierheen terugkeeren. Of zou er aan deze reis van Rudolph naar Londen wantrouwen ten grondslag liggen?» voegde zij er bij. «Wellicht!» zeide Marie, van wier lippen de glimlach verdwenen was. »Den laatsten tijd heerschte er een spanning tusschen de broe ders, welke me dikwijls bezorgd maakte; het verbaasd me, dat gij daar niets vaD bemerkt hebt.» »Ik heb het bemerkt,» antwoordde de moe der, en de advocaat knikte toestemmend, terwijl bij met de band door zijn zwarten ringbaard streek; »ik hechtte er geen waarde aan, verschil van inzicht leidt dikwijls tot tijdelijke ontstemdheid; ik acht het niet raad zaam zich er in te mengen.» »Ik vrees, dat het wat meer dan tijdelijke ontstemdheid is,» zeide de Doctor. «Rudolph verklaarde mij zelfs, dat het van de ervaring, welke hij in Londen opdeed, afhing, of hij nog langer met zijn broeder vereenigd bleef.» De oude dame keek hem ontsteld aanern stige bezorgdheid sprak uit hare bekommerde gelaatstrekken. «Daarvan had ik niet het minste vermoeden.» hernam zij. Welke gron den voert Rudolph voor die verklaring aan?» "Gronden noemde hij niet en ik kon die ook niet vragenik zou in dat geval voor den een of ander partii moeten kiezen, en dat komt altijd nog vroeg genoeg, ais het niet meer vermeden kan worden.» »En ik vrees, dat de scheiding er het gevolg van zal zijn,» zeide Marie; «noch den avond vóór de afreis van Rudolph hadden beiden een heftige woordenwisseling. Ik was naar bene den gegaan, om Rudolph op te zoeken en hem het lijstje van eenige zaken te overhandigen, welke hij voor mij van zijn reis zou meêbrengen. De broeders waren in het kantoor; ik vond de deur slechts op een kier, doch hunne hef tige woordenwisseling weerhield me binnen te treden. Slechts enkele woorden vernam ik; Rudolph was opgewonden, Herbert bleef tame lijk kalm; ik verstond slechts zooveel, dat er van tamelijk belangrijke sommen sprake was, welke door de schuld van Herbert verloren zouden zijn gegaan.» »En dat zeg je me nu eerst?» vroeg de moeder op zacht verwijtenden toon. »Indien ik er kennis van gedragen had, zou ik mijne zonen gedwongen hebben me klaren wijn te schenken, het zou me dan wellicht mogelijk zijn geweest, den strijd te beslechten.» »Zaken!» zeide de Doctor de schouders op halende. «Zij moeten dat onder elkander uit maken, en kunnen zij het niet, dan blijft hun niets anders over, dan er een deskundige in te halen.» »Ik zou er ook niet meer aan gedacht hebben, als Herbert niet zoo plotseling naar Koppen hagen was vertrokken,» voegde Maria er bij. »De brief, welke van dddr ontvangen werd, moest een zeer onaangename tijding behelzen Herbert was zeer opgewonden; hij betoogde dat bij noodzakelijk terstond moest afreizen. Tegenover mij liet hij zich uit, dat Rudolph op het punt stond betrekkingen aan te knoopen, waaruit voor de firma slechts verlies kon ont spruiten. »Ik begrijp dat alles niet,» hernam de oude dame na een pauze«door de schuld van Her- bert moeten aanzienlijke sommen verloren zijn gegaan Herbert is een bedreven handelsman ik kan me niet voorstellen, dat hij zich met gewaagde ondernemingen zal ingelaten hebben, en deed hij het desniettemin, dan kon het alleen in overleg met zijn compagnon geschie den. »Zou hij die sommen niet voor zichzelven hebben kunnen gebruiken?» »Neen, Hendrik, die mogelijkheid ontken ik beslist; Herbert kent nöch hartstochten nöch behoeften: zijn levenwijze is zoo eenvoudig en soliede, dat hij aan iederen man tot voorbeeld zou kunnen worden gesteld. Wordt vervolgd./

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1900 | | pagina 1