NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
No. 45.
Woensdag 6 Juni 1900.
Negen-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
KIESRECHT.
Over Boord.
Amersfoortsciie Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Of er een honderd of wat kiezers
meer of minder zijn binnen de gren
zen van Nederland's grondgebied, kan,
dunkt mij, op den gang van de we
reldgeschiedenis van weinig invloed
zijn en evenmin de politieke verhou
dingen in dat land zelf belangrijk
wijzigen. Er zijn echter menschen,
die er anders over denken, en het
is waarschijnlijk door hun toedoen,
dat de quaestie van het kiesrecht
telkens weer op het tapijt komt. Pas
zijn onze ooren den klank van het
woord een weinig kwijt geraakt, of
het begint opnieuw.
Maar waarom dan ook geen »finale"
regeling? Dan is 't gezeur uit.
Gelooft gij dat waarlijk? Hoena'ief!
Houdt er u maar op voorbereid, vrien
den, en ik durf dat gerust den
jongsten mijner lezers zeggen,
zoolang gij zult leven, en wie weet
hoeveel jaren nog daarna, zult gij,
of zullen de erfgenamen van uw
staatsburgerlijke rechten van het
kiesrecht hooren praten als van iets,
dat een allerdringendst noodige wij
ziging moet ondergaan.
Eerst komt nu, als het ten
minste komt, het technisch ver
beterde" kiesrecht; vervolgens, nadat
eerst het koord zal zijn doorgesneden,
dat met het eene einde aan de Grond
wet werd vastgebondon en liet kies
recht belette op de ruime banen te
gaan rondzwerven waar de gewone
wetgever baas is, krijgen wij liet
kiesrecht-Tak met de negatieve ken-
teekenen van maatschappelijken wel
stand en geschiktheid, of, wat nog
waarschijnlijker is als eenmaal de
Grondwet geen sta-in den-weg meer
is, het algemeen kiesrecht. Terwijl
dan de belanghebbenden gaan twisten
over de vraag, wat men daar eigen
lijk onder te verstaan heeft, het
geen op dit oogenblik geen mensch
nog goed weet, komen de vrouwen
opdagen, en als dezen zich doen gel
den,- moet wel aan haar eischen vol
daan worden.
Zijn we daar mee klaar, dan heeft
inmiddels het vraagstuk van de «even
redige vertegenwoordiging" bespre
kingen genoeg uitgelokt om bij de
stembus op bet verlanglijstjo te komen.
Nog een stapje verder, en er wordt
gevraagd of liet juist de politieke par
tijen moeten zijn, die de wetgevende
macht samenstellen, of niet veeleer
de maatschappelijke groepen haar
behooren te vormen, in evenredigheid
van haar getalsterkte. Met deze
quaeslieljes kan, naar liet mij toe
schijnt, de twintigste eeuw best ge
vuld wordenwat haar opvolgster
met het kiesrecht uitstaande zal heb
ben, moet te zijner tijd mijn opvolger
maar eens vertellen.
Thans is ons toegezegd het «tech
nisch verbeterde" kiesrecht. Men zal
zich herinneren, dat de driftig «ge-
avanceerden" van onderscheiden sclia-
keering er den neus voor optrekken.
Door hen is een campagne aange
vangen, die ten dool heeft maar dade
lijk de grondwet zoodanig te veran
deren, dat zij de invoering van alge
meen, en van vrouwelijk kiesrecht,
en ook van die andere die hier ge
noemd zijn niet meerkan tegenhouden.
Als 't hek van den dam is
Maar er zijn ook voorzichtig-ge-
avanceerden, en dezen verwachten van
het aan de orde stellen der Grond
wetsherziening geen heil Er kan
toch niets van komen. Veeleer hebben
zij fiducie op de herhaalde toezeg
gingen van den Minister Goeman
Borgesius, die het Van-Houtensche
kiesrecht ook niet mooi vindt, die
er indertijd, toen hij nog maar simpel
lid van de Tweede Kamer was, ge
noeg tegen is te keer gegaan doch
zonder dat het veel geholpen heeft,
en een technische verbetering beloofde,
die tegelijkertijd nog wel eenige troep
jes Nedei landsclie burgers zou stem
pelen met het merkteeken van wel
stand en geschiktheid, dat hun het
onmetelijk voorrecht geeft, plaats te
nemen in de gelederen der met liet
kiesrecht gezegenden.
Of dat nu wel zoo heelemaal precies
in den haak is?
Ziet, een bewonderaar van het Van-
Houtensche stelsel ben ik nooit ge
weest en hoop ik nooit te worden.
Maar de wetgever, aan wien werd
opgedragen het kiesrecht te regelen,
natuurlijk binnen de gronzen der
Grondwet en zooals hij die grenzen
getrokken achtte, heeft hot ons zoo
gegeven. Zijn wij er, ondereenigszins
maar niet veelveranderde
politieke omstandigheden niet mede
tevreden, dan moet het maar weer
onderstboven gegooid worden, als
men ten minste kans ziet cr iets
beters voor in de plaats te krijgen,
wat mij twijfelachtig voorkomt. Doch
langs oen omweg een eenigszins groot
aantal nieuwe kiesgerechtigden «in
hot leven te roepen," terwijl niets
anders aanvankelijk verwacht werd
dan «technische verbetering", daar
over mag, naar ik meen, nog weieens
ernstig gedacht worden.
Want wat beleekent dat «tech
nische" eigenlijk? Het kan alleen
betrekking hebben op de wijze, waarop
liet kiesrecht wordt uitgeoefend, niet
op de personen die liet uitoefenen.
Aanvankelijk werd geklaagd, over
eenige moeielijkheid bij de uitvoering.
Het scheen niet gemakkelijk den
heeren kiezers aan het verstand te
brengen, dat zij met een potlood een
wit plekje zwart moesten maken
en niets anders mochten bezwarten
dan dat puntje. 'I Is ook inderdaad
een zware arbeid! Zelfs is er toen
gedacht over een machinalestemmerij,
waarbij het zelfs den leepsten kiezer,
onmogelijk zou gemaakt worden iets
anders te doen dan hij zich had voor-
genomon Gewone menschen zouden
zeggen die zwaï tmakerij, dat zal men
spoedig leeren desnoods zou men er
in de lagere school een oefening in
kunnen geven, die school toch is
voor alle dingen goed! Verder is
in lateren tijd ook gebleken, dat de
geoefendheid in het hanteeren van
het geketende potlood toeneemt bij
het stemgerechtigd Nederland, zoodat
de noodzakelijkheid der «technische"
verbetering niet meer zoo dringend
is. En werkelijk neemt deze, in de
bepalingen die de Regeering thans
bij de Twerde Kamer aanhangig heeft
gemaakt, een hoogst bescheiden plaats
inom haar alleen zou wetswijziging
geen reden van bestaan hebben.
Daartegen is het «niet technisch"
gedeelte van het ontwerp zeer be
langrijk. Menige uitsluiting zal door
de aanneming ophouden.
Dooreengenomen kunnen wij er
ons ingenomen mee verklaren. Er zijn
in de Kieswet beuzelachtige onder
scheidingen gemaakt. Iemand moot,
om loonkiezer te zijn, minstens dertien
maanden bij denzelfden baas hebben
gewerkt; om spaarbankboekjes-kiezer
te 'zijn, moet hij zijn geld juist in de
Rijkspostspaarbank hebben belegd.
Dat de Minister eerstgenoemden wil
toestaan, in dien tijd tweemaal van
patroon te veranderen, doet hij
liet meermalen, dan komt hij onder
sterke verdenking van een wispeltu
righeid die hem minder geschikt maakt
deel te riemen aan de aanwijzing der
mannen die het geheele Nederland-
sclie volk vertegenwoordigen, is
zeker een verbetering; en de vrijheid
van financieel beheer wordt bij den
laatsten meer geëerbiedigd, wanneer
men hem toestaat ook hij een andere
spaarkas dan die van don Staat zijn
centen te deponeeren. Gebeurt hot
dan, dat een bestuurder zich voorden
kop schiet na eerst de gelden te heb
ben verduisterd, zooiets heeft wei
eens plaats, dan vliegt met het
zelfde schot des kiezers bevoegdheid
de lucht in, wat aap zulk een gelde
lijk wanbeheer nog politieke gevolgen
kan verbinden ook. Want de onlkie-
zerde spaarbankbopkjes-kiezer kan
juist de mail zijn, die in eonig district
de meerderheid zou doen overgaan.
Dat in het ontwerp maatregelen
zijn voorgesteld om te maken dat
vertraagde uitreiking van belasting
biljetten geen invloed meer zal hebben
op de plaatsing op de kiezerslijst, en
dat in het algemeen het verband
tussclien belasting en de uitoefening
van liet kiesrecht beter is geregeld,
kan grifweg worden erkend.
Over het een en ander spreken wij
nog weleens met elkaar.
Maar er is één ding, waarmede ik
mij niet kan vereenigen, tenzij men
mij mocht overtuigen dat ik liet ver
keerd inzie.
Loonkiezers en huisliuurkiezers
moeten, om op de kiezerslijst geplaatst
te worden, elk jaar een aanvraag
daartoe doen. De ondervinding heeft
geleerd, dat velen nalaten, daarvoor
te zorgen, 't Is hun de geringe moeite
niet waard. Of wel, zij laten hot op
zettelijk na om te voorkomen dat de
juiste kennis van hetgeen zij verdie
nen, aanleiding mocht geven om hen
voor een paar kwartjes in de eene
of andere belasting aan te slaan. Er
zijn nog altijd menschen, dia graag
de beschikking zouden willen hebben
over de beurs van anderen, om met
het geld, dat hun medeburgers op
brengen, allerlei dingen te bekostigen
waarvan zij zouden willen profiteeren,
maar die aan mede-bijdragen een
broertje dood hebben. Dezulken loo-
pen niet hard als zij in gevaar zouden
komen hun belasting-vrijheid in te
boeten.
Nu wordt voorgesteld, beide soorten
van kiezers voortaan de moeite te
besparen Zij zullen niet meer naar
liet stadhuis behoeven te gaan voor
de inschrijving op de kiezerslijst. Het
gemeentebestuur doet die plaatsing
zelf. En, om dit mogelijk te maken
moeten voortaan allen, die woning
verhuren, en ook allen, die personen
in dienstbetrekking hebben, opgave
doen van de huren die zij ontvangen
en van de loonen die zij uitbetalen.
Feitelijk moeten de huiseigenaren
dus zorgen voor de plaatsing hunner
huurders, en de werkgevers voor die
van hun werklieden, op de kiezerslijst.
TAN
EWALD AUG. KüNIG.
20)
»Ik heb u dat vroeger reeds verklaard," viel
Herbert hem gemelijk in de rede; «mijn com
pagnon was te angstig, hij zou gewaagde spe
culaties nimmer goedgekeurd hebben."
«En gij speeuleerdet met zijn geld, om uzelf
een vermogen te verwerven, waardoor gij on
afhankelijk van hem hooptet te worden."
«Is mij dat gelukt?"
«Helaas neen," ging Wantin voort, terwijl
hij met veel drukte een snuifje nam. «Gij hebt
geen geluk gehad en aanzienlijke sommen ver
loren. Dat moet gij toestemmen, en gij kunt
mij niet verbieden, dat ik mij in de onaange
name positie indenk, waarin gij u vóór den dood
van uw compagnon bevondt. Kijk mij niet zoo
woedend aan, geachte HeerHet gebeurde laat
zich niet ongedaan maken, en ik kan een geheim
bewaren. Op het ongeluk, dat uw compagnon
trof, wil ik niet terugkomen, het zou doelloos
zijn, dat voorval te willem ophelderen."
»Ik meen, dat het toendertijd voldoende is
opgehelderd geworden," zeide Herbert met
heesehe stem en zijne oogen fonkelden van
toorn; «bepaal u er toe mij mede te deelen,
hoe de redding mogelijk was I"
«Niets is eenvoudiger. Een visscher was dien
nacht met zijn boot onderweg; hij nam den
verongelukte op, dien de hooggaande golven
nader bij de kust hadden gebracht. Uw com
pagnon moet een flink zwemmer zijnwellicht
ook vond hij in de golven een stuk hout, een
leege ton of iets dergelijks, dat hem boven
water hieldzooveel staat vast, dat het feit
zijner redding niet in twijfel kan getrokken
worden. Toen gij mij destijds opdroegt, langs
de kust een onderzoek in te stellen, dacht ik
zelf niet aan een gunstig resultaat van mijne
bemoeiingen; des te aangenamer was mij de
verrassing, toen ik in het kleine visschersdorp
den geredde vond.»
«Gij hebt hem gezien?» vroeg Herbert in
koortsachtige spanning.
«Gezien en met hem gesproken,» zeide Watkin
teestemmend knikkende.
«Dus is hij niet erg ziek?»
«Ziek is hij, maar niet bewusteloos.»
«Gaf hij ook het verlangen te kennen, dat
aan zijn familie bericht zou gezonden worden?»
"Volstrekt niet; integendeel, hij uitte den
wensch, dat zijn redding voorloopig geheim
zou gehouden worden. Begrijpt gij dat?»
«Neen,» autwoordde Herbert, wiens gelaat
vaal was geworden, en die den vorschenden
blik van Watkin niet scheen te kunnen ver
dragen.
«Maar ik begrijp het,» ging Watkin, op den
deksel zijner snuifdoos kloppende, voqrt, »en
daar ik het begreep, telegrapheerde ik u ter
stond. Uw compagnon zal wachten, tot hij
weder hersteld is, maar dan plotseling vóór
u verschijnen, om met u af te rekenen.»
Herbert was van zijn stoel gesprongen; hij
stapte op en neder, om den storm te bedwingen,
welke in ziin binnenste woedde.
»Zeidet gij hem, dat gij met mij bevriend
zijt?» vroeg hij na een lange pauze, terwijl
Watkin hem onafgebroken had gadegeslagen.
«Neen, daar heeft hij geen vermoeden van.»
«Het moet hem bevreemden, dat gij hem
hebt opgezocht.»
«Ik vond daarvoor een verklaring, welke
hem bevredigde. Ik zeide hem, dat de kapitein
der stoomboot mij dat onderzoek had opge
dragen, en hij vond geen aanleiding, om de
waarheid van die bewering in twijfel te trekken.»
«Niettemin uitte hij den wensch, dat gij
zijn redding geheim zoudt houden?»
»Ja, hij verzocht mij zulks.»
Wilde hij het visschersdorp niet verlaten
»Hij koesterde, zooals het scheen, geen ver
langen daarnaar. De verpleging in de kleine
hut was ontegenzeggelijk gebrekkig, doch in
't algemeen goed. Ik geloof, dat Mijnheer
spoedig weder in orde zal zijn en dan ook zeker
niet langer talmen, de terugreis te aanvaarden.»
«Dat mag niet geschieden,» riep Herbert,
die in het midden der kamer was blijven staan
en met den zakdoek het klamme voorhoofd
afdroogde. »Wóar ligt het dorp? Hoe en bin
nen welken tijd kan men het bereiken?»
«Gij denkt er toch niet over, er zelf heen
te reizen?» vroeg Watkin verbaasd. »lk zou
u dat niet raden; de visschers zijn eerlijke lui;
het komt eenvoudig op de mededeelingen aan,
welke de geredde hun doet, daD
«Begrijpt gij dan niet, dat hier iets gedaan
moet worden, om die mededeeling te verhin
deren?» vroeg Herbert zich geheel overge
vende aan de hartstochten welke in zijn bin
nenste ontketend waren hem in de rede. »Hij
mag niet in de visschershut blijven, hij mag
niet huiswaarts keeren, alvorens ik met hem
gesproken heb. Een misverstand kan soms de
schromelijkste gevolgen hebben; ik vrees die
gevolgen ook hierzij moeten voorkomen wor
den en ik vertrouw er op, dat gij mij daarbij
met raad en daad ter zijde zult staan. Op de
kosten komt het niet aan; ik stel de noodige
gelden ter uwer beschikking.»
(Wordt vervolgd