NIEUWE
u
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
No. 47.
Woensdag 13 Juni 1900.
Negen-en-twintigste jaargang.
lig#9
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BUITEN! AND.
Over Boord.
Amersfoortsche Courant
1
\j t
"5 j j
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte!
IMr. Van Houten over
Duitsclilaiid en Nederland.
De oud-minister mr. S. van Houten
heeft op verzoek van de redactie van
het Duitsche weekblad Die Nation,
aan het hoofd waarvan de liberale
afgevaardigde dr. Th. Bart staat, twee
artikelen geschreven over de verhou
ding tusschen Duitschland en Neder
land, waarin hij voor Duitsche lezers
wenschte aan te toonen dat de wegen
van beide landen zoo beslist uiteen-
loopen, dat Duitschland en Neder land
in politiek opzicht nooit zoo vei- van
elkander hebben gestaan als aan het
begin van de twintigste eeuw.
Hij stelt voorop, dat hij wegens
de Duitsche perstoeslanden, eenzijdtg
moet zijn. Hij moet er van afzien
over Duitschland te schrijven, omdat
hij naar Hollandsche zeden gewoon
is te zeggen wat hem op het hart ligt
en een politiek schrijver in Duitsch
land nooit met zekerheid kan zeggen
of hij binnen de geoorloofde grenzen
blijft met zijn kritiek, vooral sedert
de dolus eventualis is opgedoken, en
de verantwoordelijkheid niet alleen
de woorden en de daarmede bedoelde
uitwerking omvat, maar ook iets on
opzettelijks, dat mr. van Houten niet
precies zou weten te formuleeren. Mr.
van H. heeft er zich dus toe bepaald,
de toestanden in Nederland en hun
wordingsgeschiedenis te schilderen,
aan den Duitschen lezer overlatende
om daaruit op te maken welke diep
gaande verschillen er tusschen beide
landen bestaan.
Hoe een vorst in Nederland niet
moet regeeren, toont de schrijver aan
in een historisch overzicht van de
regeering van koning Willem I. »Ko
ning Willem I was een goed geschoold
en buitengewoon werkzaam man,
alleen ontbrak hem alle aanleg om
koning van een vrij volk te zijn
Hij zag zijn staat voor een schepping
van zijn stamhuis aan. Dat deze staat
zonder volksvertegenwoordiging niet
te regeeren zou zijn, zag ook hij in
maar hij wendde alle, ook vele, naar
de tegenwoordige opvattingen in Ne
derland, ongeoorloofde middelen aan,
om deze vertegenwoordiging te ver
kleinen tot een simpele regeerings-
machine." De tweede en de derde
Willem hadden niet dergelijke aan
vechtingen als Willem I; daarooi
hebben zij langzamerhand, al is het
niet zonder binnenlandschen strijd en
dwingende omstandigheden gebeurd,
besloten, een werkelijke volksregeei ing
te organiseeren en de politieke ver
antwoordelijkheid van de ministers
met alle gevolgen te erkennen. De
constituties van 1848 en 1887 brengen
dit tot uitdrukking.
Na zijn Duitsche lezers ingelicht te
hebben over de samenstelling van de
wetgevende macht en de werking van
ons kiesstelsel, de hier bestaande pers
vrijheid en zoomeer, staat mr. van
H. stil hij onze handels- en tolpolitiek
en toont hij aan dat de vrijhandels
politiek in Nederland samen is gegaan
met een belastingpolitiek. die een
volledigen vrijdom van de noodzake
lijke levensbehoeften ten doel had,
zoodat dé" werkman hier, met uitzon
dering van suiker en rundvleescli, alle
levensbehoeften kan koopen zonder
dat de prijs door invoerrecht of ac-
cijnsen is verhoogd.
»De wereld in haar geheel zou er
slechts bij kunnen verliezen als een
groote staat ons of onze koloniën
opslokte, en deze zelf zou daarbij,
ook uit een oogpunt van handelspo
litiek, weinig kunnen winnen. Zondei
allianties slapen wij zoo rustig, als
dit bij de in menig opzicht gespannen
internationale verhoudingen maar mo
gelijk is. Er is geen zichtbaar gevaar,
waai tegen wij ons te verdedigen
hebben. Wij tobben ons niet af met
nationaliteits- en grensgekibbelwaar
inen dit met ons begint, kunnen wij
toch slechts beproeven er met gees
telijke wapenen tegen op te komen,
wat niet zelden nog de beste resul
taten geeft. Het komt zelfs voor dat
vreemde regeeringen zich natuur
lijk zeer privatum of tusschen de regels
verontschuldigen dat zij wegens
den invloed van egoïstische partijen
in haar eigen land niet vrij zijn in
het aanhooren van onze klachten.
Wel nu, dan dragen wij, wat wij niet
kunnen veranderen Bij internationale
botsingen, die bij wijd vertakte be
langen niet te vermyden zijn, over
een brokje land of éen geeischte
schadeloosstelling zijn wij bereid, een
scheidsrechterlijke beslissing te aan
vaarden."
Het beste goed dat Nederland bezit,
is de geestelijke vrijheid. Mr. van H.
gelooft dat in de laatste decennia een
werkelijke renaissance van den ouden,
wakkeren Vlaamsch - Hollandschen
geest aan den gang is, en hij houdt
het niet voor onmogelijk dat later in
de geschied boeken gezegd zal worden
in de tweede helft van de 19e eeuw
heeft de geest van Goethe dien van
Calvijn uit Nederland verjaagd. Men
zou kunnen vragen hoe het dezen
geest van Goethe in hetzelfde tijdperk
m Duitschland gegaan is? Deze vraag
moet mr. Van H echter om vroeger
aangehaalde redenen aan de Duitsche
lezers zelf ter beantwoording overlaten.
Aan deze vraag knoopt zich als
laatste opmerking: of het niet inliet
belang van uitgebreide Duitsche krin
gen is, de vrijheidslievende zelfstan
dige ontwikkeling aan Nederland niet
in liet minst te storen, en zich te
beperken tot vriendschappelijke inter
nationale betrekkingen, die wij van
onzen kant gaarne onderhouden en
bevorderen. Het is niet alleen duidelijk
dat wij bij een toenadering tot Duitsch
land niets te winnen hebben, maar
ook' Duitschland zou zich daarbij
mogelijk niet wel bevinden. Het lijkt
ook voor een groot deel van het
Duitsche volk niet zonder belang, een
staat naast zich te hebben, waar elke
verdrukte, of hij priester, jood, kun
stenaar of wat ook is, zoo noodig een
vrijplaats vindt, en waar hij toch,
op grond van verre verwantschap en
levendige geestelijke en stoffelijke be
trekkingen, gemakkelijk went.
Over het algemeen vat men het
vernielen van den spoorweg tusschen
Roodewal en Amerika-station over
een uitgestrektheid van 33 KM in
Engeland niet als een bijzonder ernstig
feit op en men hoopt dat het ver
nielde traject spoedig hersteld zal
zijn. Immers, zegt de Daily Graphic,
met liet oog op de lange verbindings
lijn, die beschermd moet worden, is
liet niet aan te nemen dat lord Roberts
niet voorbereid was op dergelijke
gebeurlijkheid.
Intusschen is de telegrafische ver
binding den 7en verbroken en thans,
de 13e Juni, is er nog geen bericht,
dat zij hersteld is. Enkele Engelsche
bladen verhelen hun bezorgdheid dan
ook niet. Zoo o. a. de Morning Post,
welk blad zich herinnert, dat Roberts'
leger toen het te Johannesburg aan
kwam, op half rantsoen moest gesteld
worden en daar de spoorweg nog
niet eens behoorlijk in orde was vóór
de algeheele verwoesting bij Roode
wal, kunnen zijn voorraden bezwaarlijk
in voldoende mate zijn aangevuld.
Tenzij te Pretoria aanzienlijke voor
raden zijn, meent het blad, zal de
vernieling van den spoorweg lord
Roberts grooten overlast aandoen.
Het zou dan voor hem wel eens noodig
kunnen zijn, besluit de Morning Post,
met een deel van zijn leger naar liet
Zuiden te trekken, met achteilating
van garnizoenen te Pretoria en Johan
nesburg, om aan den veldtocht der
Boeren in de Oranje-rivier kolonie
een eind te maken.
Ook de Morning Leader maakt
zich ongerust en meent, dat het nu
aan Buller is om krachtig en snel
op te treden teneinde den weg Dur-
bari-Pretoria te forceeren om Roberts
uit de klem te helpen.
Terwijl aangaande dit nieuwe succes
van de Boeren eerst slechts verluidde,
dat de telegraaflijn was afgesneden
en daarna dat ook de spoorweg is
vernield, komt er nu de verrassende
en verblijdende tijding bij, dat aan
het verwoesten van de verbindings
lijn een scherp gevecht is vooraf
gegaan, waarbij opnieuw een geheel
bataljon Engelschen is gevangen ge
nomen. Men nam in Engeland aan,
dat door den snellen marsch van
lord Methuen, om de te Lindley in
't nauw gebrachte Yeomen te ont
zetten, de communicatielijn tusschen
Heilbron en Lindley niet beschermd
was en daarover werd in de Engel
sche pers al een hartig woordje ge
zegd. Thans blijkt echter dat dit
wel degelijk het geval was en dat de
Boeren liet bewakingsbataljon hebben
aangevallen, verslagen en voor't groot
ste deel gevangen genomen. Dat
maakt den toestand voorde Engelschen
nog veel bedenkelijker, want het wijst
er op, dat die «ontmoedigde» Vrij—
staters, die nu onder persoonlijke
leiding van president Steijn heeten
te staan, nog voldoende offensieve
kracht hebben om den Britten ge
voelige nederlagen toe te brengen
en tevens de hoofdmacht van Roberts
aan ernstig gevaar bloot te stellen.
Het oflicieele telegram, melding
makend van dit gevecht, dat den 7en
bij Roodewal plaats had zegt, dat liet
4e bataljon van het Deibyshire-regi-
ment door de Boeren werd aange
vallen2 officieren, luitenant kolonel
Baiy Douglas, luitenant Herley en 15
manschappen sneuvelden terwijl er 67,
onder wie 5 officieren gewond werden
De overigen, vermoedelijk ten getale
van 7 a 800 man werden gevangen
genomen. Het oflicieele bericht meldt
verder nog, dat lord Methuen den
8en met het gros zijner divisie in
gevecht lag met de Doeren 10 mijlen
ten Zuiden van Heilbron. Nader bericht
is daaromtrent nog niet gekomen.
Er gaan te Londen geruchten, dat
de regeering aan lord Roberts bericht
heeft gezonden zoo spoedig mogelijk
een einde te maken aan den oorlog
en geen troepenkorpsen te ontbinden
als de oorlog geëindigd is. Sommigen
VAN
EWALD AUG. KüNIG.
22)
De inrichting van Dokter Davis lag in eene
stille, weinig drukke voorstadzij was een
voudig omgeven door hooge muren en geleek
eer op een gevangenis, dan op een «toevluchts
oord voor zielszieken,» zooals Davis zelf zijn
huis noemde.
En hij zelf maakte ook niet den indruk van
een man, die door voortreffelijke eigenschappen
van hart en gemoed geschikt is, om aan het
hoofd van zulk een inrichting te staan; zijn
mager, beenig gezicht met de strenge, sombere
uitdrukking en den scherpen blik was volstrekt
niet geeigend om vertrouwen in te boezemen.
Hij ontving de heeren in zijn bibliotheek en
noodigde hem uit plaats te nemen, vervolgens
vestigde hij den blik vol verwachting op Her-
bert, dien Watkin als zijn vriend had voor
gesteld.
»Men heeft uw inrichting mij aanbevolen,"
begon Herbert, niet zonder eenige verlegen
heid, welke hij intusschen weldra overwon
"ik zou gaarne de voorwaarden vernemen,
waarop gij een patiënt opneemt.»
«Vooraf moet ik weten, welke verpleging
voor dien patiënt verlangd wordt, antwoordde
de Docter met een harde, drooge stem.
»De beste» viel Herbert hem snel in de rede.
»De patiënt is mijn compagnon, en ik wensch,
dat hij zich hier zóó goed op zijn gemak ge-
voele, als dat maar mogelijk is.»
»Zeer goed," zeide de Dokter. «Wilt gij nu
de goedheid hebben, mij zijn ziektegeschiedenis
te vertellen? Daaruit zal mij blijken, of de
patiënt toegevend of streng moet behandeld
worden; dit is ook van eenigen invloed op
mijne voorwaarden.»
»Ik vrees, dat gij grooten last met hem zult
hebben,» hernam Herbert zuchtende. Reeds
sinds geruimen tijd valt aan een verstandsver
bijstering niet meer te twijfelen; zij is het
gevolg van verkeerde boekhouding, welke hem,
helaaswas toevertrouwd. De waan, dat ik
hem bedrogen heb en hem naar het leven sta,
vervolgt hemmet taaie eigenzinnigheid houdt
hij daaraan vast; het is onmogelijk hem van
het tegendeel te overtuigen. Wij voeren vóór
eenige dagen van Kopenhagen naar Londen.
Op dezen tocht trof hem het ongeluk, over
boord te vallen, en zijn familie heeft zijn dood
betreurd en zich geschikt in dat, waaraan niet
valt te veranderen. Nu ontvang ik eensklaps
het bericht, dat hij gered werd, en daar hij
in een visschersdorp zijn herstelling afwacht,
om dan plotseling, evenals de geest van Banquo
in Macbeth, in zijn woonplaats weder op te
duiken en zijn aanklacht tegen mij te her
halen. Ik moet uit dat voornemen het besluit
trekken, dat de val in het water zijn geest
nog meer in de war heeft gebracht, en hem
in zulk een toestand in zeker opzicht uit het
graf te zien terugkeeren, zou voor zijne naast-
bestaanden zeer pijnlijk zijn. Wij zouden ons
in ons vaderland genoodzaakt zien hem in een
krankzinnigengesticht te brengen, en geschiedt
dat nu reeds hier, dan zal daardoor aan zijne
betrekkingen veel naars en onaangenaams
worden bespaard.»
»Ik begrijp het,» zeide de Docter, toen Her-
bert zweeg; »gij wenscht vóór alle dingen, dat
zijn verblijf in dit huis een geheim zal blijven.»
»Zoo is het. Zult gij de macht hebben, dat
geheim te bewaren en elke mogelijkheid eener
openbaring te verhoeden?»
«Laat dat aan mij over; de verplichtingen,
welke ik op mij neem, vervul ik nauwgezet.
»Hij zal u trachten te bewijzen, dat zijn
geest helder is,« zeide Herbert, den loerenden
blik op het mager gelaat vestigend.
nik geloof niet, dat het hem gelukken zal.»
"En indien het hem desniettemin gelukte?
Zoudt gij hem in dat geval zonder iets meer
loslaten
«Wenscht gij dat niet, dan zal het ook niet
geschieden,» antwoordde de Dokter kalm.
»lk moet de uitdrukkelijke voorwaarde stel
len, dat het niet geschiede.»
»Goed, dat is voldoende.»
»Het moet hem ook onmogelijk gemaakt
worden, door bemiddeling van een oppasser
met zijne bloedverwanten in betrekking te
treden.»
Wees onbezorgd; mijn personeel is beslist
te vertrouwen.»
»De brieven, welke hij schrijft, verzoek ik
u aan mijn vriend Watkin ter hand te stellen,
die voortaan al het noodige tusschen u en mij
zal beredderen.»
«Het zal geschieden,» zeide de Docter knik
kende «wees verzekerd, dat de patiënt hier
goed en zeker bewaard zal zijn. Het komt toch
dikwijls voor, dat een zwakke van geestver
mogens heldere oogenblikken heeft, waarin hij
tegen zij n opsluiting protesteertindien ik die
protesten als goede munt wilde aannemen, dan
zou ik weldra geen patiënten meer hebben.
«Zeer waar, en daar gij op dit punt een
zeer rijke ervaring hebt opgedaan, zal u mijne
verzekering, dat de patiënt werkelijk gekrenkte
geestvermogens heeft, zeker wel voldoende zijn.»
«Volkomen.»
Wordt vervolgd./