NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON, KERMIS. No. 84. Zaterdag 20 October 1900. i\egen-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Bij flit Dimmer behoort een Bijvoegsel. De Premie voor onze atonné's HET NIEUWE MODEBLAD. HET NIEUWE MODEBLAD Nieuwe Drnzend-en-één-Naclit-Yerlialeii. DE ZELF-MOORD-CLUB. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Wij deden reeds mededeeling aan onze lezers in het »Bericht" dat wij aan het hoofd van ons vorig Zaterdagnummer opnamen, van de belang rijke premie, welke wij aan onze Courant gaan verbinden. Tegen de vergoediug van slechts 55 cents per drie maanden, een prijs buitengewoon gering in verhouding van wat door andere Modebladen wordt gevorderd, stellen wij voor hen verkrijgbaar HET NIEUWE MODEBLAD, dat inderdaad belooft te zijn eene uitgave van beteekenis, een blad dat onze lezeressen tot veel nut en genoegen kan strekken. Wat het beoogt, hoe de uitgave zal zijn? Wij meencn niet beter te kunnen doen dan hier te laten volgen bet voorwoord in het eerste nummer: Het Nieuwe MODEBLAD verschijnt tweemaal per maand en wordt den geabonneerden geregeld met de Courant, waarbij hetzelve als premie tegen de geringe vergoeding van slechts 55 cent per drie maanden (franco per post 62'/j cents) wordt verkrijgbaar gesteld, te huis bezorgd. Elk nummer zal bestaan in ACHT GROOT FOLIO BLADZIJDEN, met omslag zijn voorzien, en vergezeld van een groot patronenblad, betrek king hebbende op de afbeeldingen van costuuras, handwerken, enz., welke in het nummer voor komen. Aan de samenstelling van dit patronenblad zal de uiterste zorg worden besteed, opdat ieder in staat zal zijn, met behulp van dien leiddraad, en met inachtneming van de voor ieder verschil lende afmetingen het model zijner keuze te verwerkelijken. Iioe men van zich zelf de maten heeft te nemen, rnen vindt daarvan eene duidelijke uiteen zetting op de binnenzijde van den omslag. Verlangt men dat een ander U van eenig model een geknipt, geheel op maat gebracht patroon levere, ook daarin is voorzieu en rnen heeft zich slechts te richten tot het op den omslag vermelde adres, om tegen een kleine vergoeding volledig te worden geholpen. HET NIEUWE MODEBLAD beoogt een trouwe raadgever te zijn van wie op de hoogte wil blijven van wat de mode voorschrijft. Door de rijke afwisseling van modellen, welke het blad zal bieden, van costumes, van hoe den, van kindermodes, van handwer ken, enz., zal het blad zoowel bevredigen de praktische huisvrouw als ben die hooger eischen stellen. Doch vooral beoogt <lc redactie practisch te zijn en de abomic's van nut te wezen. heel aardig zijn om eens te zien maar toch niet voor navolging geschikt blijken, wil de redactie van HET NIEUWE MODEBLAD ofschoon zeker óók aandacht schenkende aan de wenschen van zéér gefortuneerden, allereerst open oog hebben voor de wenschen en behoeften, voor de richting en de keuze van zoo velen, die eene gematigde en practische opvatting, gepaard aan goede smaak en sierlijke coupe, verkiezen te volgen. De redactie hoopt aldus het blad te maken tot een werkelijk practische vraagbaak tot een orgaan, waarvan elk nummer waarlijk nuttig kan zijn, een trouwe gids, welke de lezeressen volkomen op de hoogte houdt van de eischen en de beweging der mode en telkenmale een schat van elegante modellen brengt. De uitgever vertrouwt dat geen der lezers zijner courant zal nalaten te proflteeren van deze premie voor de abonné'8 en dat het onder staande inteekenbiljet ten spoedigste zal worden ingevuld en aan hem teruggezonden. De Ondergeteekende verlangt bij zijne Courant geregeld toezending van II tweemaal per maand verschijnende mn legen den prijs van 55 ets. per drie yjf maanden (franco per post 62'/i ets.,/ NAAM: Of 't woord u billijk huiv'ren doet, [let zet der knapen ziel in gloed. Zoo zong een onzer Nederlandsche zangers in «Sneeuwjool", hij had het zelfde kunnen zeggen van kermispret. Wel, zullen er niet velen zijn, die nu juist van de kermis huiveren, althans niet in letterlijken zin, maar het ge tal dergenen, die niet van de kermis houden, sterker, er tegen gekantzijn. is beduidend groot Hetfeit, dat enkele kermissen zijn afgeschaft of ingekort, en dat in verschillende gemeenten pogingen zijn en nog worden aange wend, om deze eeuwenoude feesten van de baan te krijgen, bewijst duide- Terwyl dikwerf in sommige modebladen extra-er an ti-kei misgezindeil vagante toiletten worden voorgesteld, welke wel j zijn. Maar niet minder groot, neen grooter is het aantal van hen, die de kermis willen behouden, waaronder zeker een deel geen sterke voorstanders zijn, maar die meenen, dat zè haar eigen dood wel zal sterven. Het is bekend, dat pogingen hier en daar om eene kermis te doen begraven, veel tegenstand en ontevredenheid hebben verwekt. Geen wonder, ze belmoren tot de eigenaardige volksfeestenze zijn in ons volk ingegroeid en hieraan moet of mag men niet raken. Oude gewoonten en zeden leiden een taai leven en met moeite kunnen ze wor den uitgeroeid, al kan niet ontkend worden, dat de verbazende uitbreiding van het verkeer meer eenheid en ge lijkheid brengt en ééne der grootste machten blijkt te zijn om te nivelleeren. Zeker, er is waarheid in de bewering dat de kermissen niet meer onmisbaar zijn, zooals voorheen, toen het platte land die gelegenheid te baat nam, om allerlei inkoopen tedoen. Reizende win kels behoeft men nu niet meer, daar men zelf te gaarne reist of omdat de plaats der inwoning keur van winkels aanbiedt met allerlei artikelen, vaak deugdzamer en goedkooper, dan een kermis ze oplevert. Was het alleen dit, waarom de kermissen bestonden men zou ze zonder verzet kunnen op doeken of ze zouden na een kwijnend bestaan wel den weg van alle vleesch zijn gegaan. Zeker, er gebeuren tijdens de ker mis ongerechtigheden, waarvan het drankmisbruik er eene is. Maar veelal wordt over het hoofd gezien, dat dit niet alleen op rekening der kermis komt te staan. In gewone tijden ge bruikt men eveneens zijn natje en droogje en als dit een ernstige reden is, die het verdwijnen der kermis noodig en noodzakelijk maakt, dan geen enkel feest meer gevierd. Dan ook geen land- bouwfeesten meer en evenmin feesten ter eere of ter herinnering van iets of iemand. Men gevoelt, dat dit argu ment niet steekhoudend is. En dat dronkenschap in kermisdagen meer voorkomt, dan gewoon, zullen we niet betwisten, maar in die mate dat dit het afschaffen eener kermis wettigt, is te kras, is overdreven. In de plaats onzer inwoning hebben we van dron kemanspartijen en wat er mee samen hangt niet meer vernomen dan ook wel elders voorvaltmen be weert of zegt wel meer iets, dat op den keper beschouwt, sterk gekleurd en overdreven is. liet hangt er maar van af, door welk een bril men de zaken beziet. De kermis heeft nog meer op haar kerfstok. Ze geeft aan leiding tot onzedelijkheid. Wel aan te nemen, maar moeilijk te bewijzen. En gebeurt dit alleen met kermis? En is aangetoond, dat het op kermis zooveel meer plaats vindt, dan op ge wone tijden. We kunnen en durven noch bevestigend, noch ontkennend antwoorden, maar ook hier komt ons voor, dat overdrijving en napraterij in liet spel zijn. Maar dit staat vast, dunkt ons, wanneer dronkenschap, vechtpartijen, onzedelijkheid en meer dere ongerechtigheden zoo'n omvang aannamen, als men hoort uiten, dan voorzeker zouden de kermissen van hooger hand wel ten doode staan op geschreven en zouden wij er van lieeler- harte voor zijn, om ze hoe gauwer, hoe beter tot de vaderen te verzamelen voor wie ze eene behoefte waren en aan wie ze haar ontstaan danken. Maar niet in het bovenstaande heeft men den grond te zoeken, waardoor de kermissen nog bestaan en langen tijd zullen blijven. Als in zoo menige plaats, zijn het de jaarmarkten, die de kermis tot grondslag dienen. En die te doen ophouden, daar is zelfs de hevigste tegenstander niet voor. En dan, aan hoevelen geeft de kermis geen extra-ontvangst in de beurs! Hoevelen halen er geene halve winter- tering uitHoevelen verdienen niet hun brood, voorzien althans een groot deel van het jaar in hun onderhoud door de kermis, al stuit menigeen die wijze van brood verdienen legen de borst en al zijn de kermissen in ze keren zin kweekplaatsen van en toe vluchtsoorden voor vele laaggezonke- nen en parasielisch levenden Doch er is meer. Geldelijk voordeel niet meegerekend, pret, pleizier, genot of is 't alleen maar genoegen en ge zellig uitgaan, dat heeft toch ook zijne (hare) waarde. Blijdschap is ook een medicijn en opgewektheid en lachen doet een mensch goed. En vergelen wij ouderen wel niet eens, dat het koetje een kalfje is geweestMisgun nen we toch het aankomende geslacht het groote genot niet van samenzijn en kennismaking van beiderlei kunne, al zijn er in de moderne samenleving andere gelegenheden, die daarin voor zien En wie, die kinderen heeft, weet niet, met welk een verlangen de ker mistijd wordt tegemoet gezien en welk een echt kinderlijk vermaak die ker misdagen hun geven. Kermis zouden ze voor nog zooveel niet willen missen. Weinig, misschien niets, staat zoo hoog bij hen aangeschreven. School gaan en leeren, ook wel prettig, maar neen, de kermis wint het. Op reisgaan welke jongen houdt er niet van! Maar in het velocipède-spel of in den draaimolen de wereld rond te reizen dat overtreft het reizen onder toezicht. Visschen doen jongens ge woonlijk graag. Maar visschen in een vischkraam, dat gaat er boven. Hakken met een bijlal is het vrij in de straatsteenen Maar koekhakken neen maar, dat is voor de jeugd iets heerlijksBoodschappen doen valt niet altijd in den smaak. Doch als het kennis is, ze vliegen voor u. Jongens hebben met vele oude ren gemeen, dat het bed trekt. Met kermis echter is eenmaal roepen vaak niet eens noodig. En zoo zouden we meer kunnen noemen, wat blijk geeft hoeveel waarde de jeugd aan kermis hecht, hoe bijzonder zij er op gesteld is. Kinderen zijn volbloed voorstandei's en als ons de kermisvermaken niet meer bekoren, laten we ze toch het jongere geslacht niet ontnemen. Het is voor hen een dol prettige en geen verloren tijd. DOOR ROBERT LOUIS STEVENSON. 15) Dc Geschiedenis van den Dokter en de Saratoga-Koiler. Onderweg herinnerde hij zich de woorden die hij Madama Zephyrine met den blonden j ongen man had hooren wisselen en zij wekten in liem een onbestemd gevoel van ongerustheid. «Het schijnt" dacht lnj na, "dat iedereen liegen moet tegen onzen portier." Hij belde aan, de deur ging voor hem open en de portier kwam hem in zijn nachtgewaad een licht brengen. «Is hij weg?" vroeg de portier. «Hij? wien bedoel je?" vroeg Silas, kortaf, want hij was kwaad over zijne teleurstelling. "Ik heb hem niet meer uit zien gaan" ging de portier voort, «maar ik vertrouw dat ge hem betaald hebt. Wij houden in dit huis niet van bewoners die hunne schulden niet betalen kunnen." "Wat bedoel je, voor den duivel?" vroeg Silas ruw. "Ik begrijp geen syllabe van al ie geklets." "De korte blonde jonge man die om zijn schuld kwam" antwoordde de ander. "Hem bedoel ik. Wie anders zou het zijn, nu ik uwe bevelen had niemand anders toe te laten." "Maar, goede God, hij is er toch niet ge weest» riep Silas nit. »Ik geloof wat ik geloof» antwoordde de portier, zijn tong tegen den binnenkant zijner wang leggende, met een guitig gezicht. »Je bent een onbeschaamde schobbejak,» riep Silas uit, en gevoelend dat hij onnoodig ruw geweest was, en tegelijkertijd zich beangst voelend door allerlei gissingen keerde hij zich om en begon de trap te beklimmen. «Heeft u geen licht noodig?» riep de por tier hem na. Doch Silas liep snel naar boven en hield niet stil voor hij boven aan de zevende trap en voor zijne deur stond. Daar wachtte hij een oogenblik om op adem te komen, gefolterd door de vreeselijkste voorgevoelens en bijna er voor terugdeinzend zijne kamer binnen te treden. Toen hij dit ten laatste deed was het hem eene verlichting, de kamer donker te vinden en klaarblijkelijk was er niemand. Hij haalde diep adem. Nu was hij weder veilig thuis en dit zou zijne laatste dwaasheid zijn, zoo zeker als het zijne, eerste geweest was. De lucifers bevonden zich op een tafeltje bij het bed, en hij begon in die richting te tasten. Hij schrikte ontzettend toen zijne voet tegen iets stootte en het was hem eene groote verlichting toen bij bevond dat het een stoel was. Eindelijk raakte hij de bedgordijnen aan. Naar de positie van het raam dat onmiddelijk zichtbaar was, te oordeelen, wist hij dat hij zich aan het voeteneind van het bed moest bevinden en dat hij de gordijnen slechts langs te voelen had om het tafeltje in quaestie te bereiken. Hij liet zijne hand zakken, doch wat hij aanraakte was niet een sprei het was een sprei met iets er onder dat op het gevoel af te gaan, veel van een menschelijk been had. Silas trok zijnen arm terug en bleef een oogenblik als aan den grond genageld staan. »Wat kon dit beduiden? Hij luisterde scherp toe, doch hij hoorde geene ademhaling. Nogmaals, zich bedwingend, stak hij de punt zijner vinger naar de plaats die hij reeds aangeraakt had doch ditmaal sprong hij terug sidderend en Verstijfd van ontzetting. Er was iets in zijn bed. Wat het was wist hij niet, doch er was iets. Het duurde eenigi seconden vóór hij zich bewegen kon. Toen, deed hij instinctmatig een greep naar de lucifers, en zijn rug naar het bed gekeerd houdend, stak hij een kaars aan. Zoo gauw de vlam opflikkerde keerde hij zich langzaam om en zijn blik zocht wat hij zoozeer vreesde te zien. En hij zag wat zelfs zijne sterke verbeel dingskracht zich niet voorgesteld had. De buitenste deken was zorgvuldig opgetrokken, over het kussen, doch het vormde de omtrek van een menschelijk lichaam dat bewegenloos lagen toen hij voorwaarts sprong en de lakens wegsmeet, zag hij den jongen blonden man dien hij den vorigen avond op het Bullier Bal ook gezien had, de oogen open, en starend, met gezwollen gelaat en een dun straaltje bloed druppelend uit de neusgaten. Silas uitte een lange, gillende angstkreet, liet de kaars vallen en viel op de knieën naast het bed neer. Hij werd uit zijne verdooving opgeschrikt, door een aanhoudend, doch zacht tikken op zijne deur. Het duurde eenige seconden voor hij zijne toestand overzag; en toen hij zich haasste te beletten dat er iemand binnenkwam was het reeds te laat. Dokter Noël, met een hooge slaapmuts op, een lamp dragend, die zijn lang bleek gezicht verlichtte, scheef loopend en het hoofd in en uittrekkend als een vogel duwde de deur langzaam open en naderde tot in het midden der kamer. Wordt vervolgd./

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1900 | | pagina 1