NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. DRIE WENSCHEN. BUITENLAND. FEUILLETON. No 3. Zaterdag 10 Januari *903. Twee-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATEJIDAG. NERVEUS Amersfoorfsc Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Laugestraat 77. Telephoning. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/a Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Bekend is het verhaal van het echt paar, aan hetwelk drie wenschen wer den toegestaan, die vervuld zouden worden, zoodra zij werden uitgesproken. Hoogst onvoorzichtig riep (Ie man hongerig thuiskomend, zonder er bij te denken, »ik wou dat er een lekkere worst in de braadpan lag"en op hetzelfde oogenblik siste de ge- wenschte versnapering boven het vuur. »Ezelgilde woedend de vrouw: »kun je niets beters wenschen? Ik wou, dat die worst aan jo neus hing!" En oogenblikkelijk was baar ega's neus met dat bedenkelijk verlengstuk versierd. Wat bleef er nu over voor de derde wensch? Immers niets anders dan het zuchtend verlangen om weer van die worst verlost te worden. Een diepe leering steekt in die kluchtige fabel. Hoe verlegen zouden ook wij staan, indien een goedgunstige, fee ons de vervulling van drie onzer wenscbon toestond Uit den chaos van wenschen, die ons dan zouden bestormen, zouden wij niet durven te kiezen. Betrap U zeiven maar eens, hoe dikwijls ge in een week, ja zelfs in een enkel etmaal het zinnetje: dik wou zoo graag", gebruikt. Op allerlei gebied zouden de menschen zoo graan veel willen wenschen, niet het minst op politiek en maatschappelijk gebied. Zie maar naar de verlanglijsten der verschillende partijen rnet baast nog meer desiderata, dan er letters in het a, b. c, staan. Voor de vervulling van al die wen schen, zeggen ons de politieke koks, dat er nog moet worden voorbereid hier en daar, dat er nog eerst hout gekapt moet worden uit het bosch, waar de boomen der kennis, der ervaring, der statistiek enz. groeien voor men den politieken oven kan aanmaken. Dan is er geredekavel lusschen de koks onderling welk ge recht het eerst uit de provisiekamer moet worden gehaald en greote twist over de wijze van klaarmaken. En ais dan eindelijk het worstje goeden wel in de pan ligt, och, dan wil het wel gebeuren, dat door naijver, mis verstand of welke andere oorzaak ook, de vlammen in de pan slaan en er in plaats van een smakelijk, sappig gebraad, iets onoogelijks, zwart ver- brands te voorschijn komt. Dan ontstaat er een gekijf en ge harrewar aan wie de schuld toekomt van het misbaksel waardoor de aan dacht van de hoofdzaak wordt afgeleid en alleen liet naakte feit overblijft, dat de omstanders met leege magen naar huis kunnen terugkeeren. Zal liet zoo ook gaan met hel Chris telijk Kabinet, welks opperkok de deuren van de keuken zorgvuldig ge sloten houdt, zoodat geen oningewijde een schennenden blik zou kunnen slaan in hetgeen daar wordt gekokkereld? Stijgen er reeds geuren op, die ons, buitenstaanders, een aanwijzing kun nen geven, wat de komende maanden zullen brengen Wij hebben er nog niet veel van bespeurd, en zullen maar geduldig en lankmoedig verbeiden, wat lioogere wijsheid over ons zal beschikken. En toch in afwachting, zouden wij wel drie heel bescheiden wenschen willen doen. Wenschen, waarbij nu lieusch zooveel niet zou behoeven te worden omgehaald, wenschen waar nu eens geen partij- of klassebelang meê gemoeid is, maar die ons toe schijnen in allen deele van algemeen belang te zijn. De eerste is: éénheid van tijd Er is een regeling van zeer een- voudigen aard, wier uitblijven, nu reeds circa zeven jaar lang, ons maakt tot de Cliineezen van Europa. Is er iets belachelijkere, kruime- ligers en kleinzieligers denkbaar, dan ons voortdurend sukkelen en peuteren met onzen tweeërlei tijd? De heer Drucker sprak er over bij de Staatsbegrooting en wat hij zeide mag nog wel eens vernomen worden sVelen van alle richtingen in deze Kanier", zeide spreker, «zijn sedert lang overtuigd, dat liet noodig is, tot een wettelijke regeling te komen, en betreuren liet, dat de regeering daar toe liet iniatief niet wil nemen. Ik mag er aan herinneren, dat de onder- teekenaar van de Memorie van Ant woord, de heer Harte, in 1895 heeft behoord tot de voorstellers van een motie, die destijds met groote meer derheid door de Kamer is aangenomen. De Voorzitter van het Kabinet, die nu en dan zich buiten onze grenzen pleegt te bewegen, kan bij ervaring weten, hoe groot gemak het oplevert, dat men alom heeft eenheid van tijd van Emmerik tot de Russische grens, van Skandinavië tot Sicilië toe. Welk ongerief daarentegen ontstaat niet bij ons dagelijks uit liet verschil tussclien spoor-, post-, telegraaf- en stadstijd, uit liet onderscheid bovendien nog tusschen Amsterdamschen- en localen tijd. Het is te optimistisch, wanneer de Minister zegt, dat het publiek daar aan gewend is geraakt. Neen. liet publiek went er nooit aan. Reeds ineer dan eens zijn er processen uit dezen toestand voortgekomen en ook bij de toepassing van administratieve wetten kan men daarvan telkens moeie- lijklieden ondervinden." Dit alles schijnt onbetwistbaar. Mogen wij tevens herinneren, dat door den minister Van Houten een uitmuntend wetje van drie artikelen was ontworpen, dat om nog altijd onopgeloste redenen door zijn opvolger Borgesius in de prullenmand werd gegooid? Zou liet te veel moeite zijn voor het huidige kabinet, al kan het ook «niet alles tegelijk doen", dat wetje weer eens op te zoeken? Nu wij toch over het reizen aan 't spieken zijn, kan geleidelijk volgen onze tweede wenscli, nl dStaatsexplotatie van Spoor wegen. Niemand zal beweren, dat het systeem van concentratie en con currentie goede vruchten afwierp. Dagelijks en overal worden (Ie booze gevolgen van deze te kwader ure ondernomen poging om bet tegen strijdige te binden, ondervonden. Deze toestand mag dus zekei lijk niet zoo blijven. Maar ook principieel behoort een zoo gewichtig orgaan van ons maatschap pelijk leven als het verkeer, deze fijn- verlakte bloedsomloop onzer natie, in handen te zijn van de Overheid. Het is een openbaar belang ge worden, dat hier wordt eediend Eindelijk en ten derde betreft onze wenscli een betere regeling van de gemeentelijke finantieele toestan den. Hier is het inderdaad periculum in mora. In bijna alle groote, maar ook in vele kleinere gemeenten wordt die toestand zoo bedenkelijk en voorden burger beklemmend en benauwend, dat dit onderwerp urgent blijft met een aandrang, die misschien gaat voor eiken anderen. Het wordt meer en meer twijfel achtig of de uitkeering, door Minister Sprenger van Eyk bedacht, voldoende clastcitoit bezit. De uitgaven en liet getal der niot- betalende ingezeten en groeien aan, de inkomsten stijgen niet in gelijke mate. Men zal niet kunnen blijven zeggen »de wet-Sprenger-van Eyk werkt nog pas vier jaar, men kan er nog niet over oordeelen. Wij weten zeer goed, dat wat wij hier al wenschelijke zaken noemen, door velen met eenige minachting wordt bekeken, daar zij, gepiikkeld door de overgevulde programma's hunner par tijen. aan heel wat stouter en omvang rijker, dieper in het volksleven ingrij pende ontwerpen den voorkeur zouden willen geven. En nu, men versta ons goed, zouden ook wij niets liever zien, dan dat daaraan de hand zou worden geslagen: maar wij vreezen door de ervaring geleerd, dat die vogels van zoo bonte pluimage nog heel lang in de lucht zullen blijven vliegen, eer zij zich door de politieke vogelaars zullen laten grijpen: te meer, daar ieder hunner er een afzonderlijk wijsje op na houdt om ze te lokken en daardoor de schuwe dierljes in de war brengen en ver schrikken. Onze drie bescheiden wenschen lig gen op neutrale zone: voor deze vogeltjes kunnen alle knippen, liberale zoo goed als antirevolutionaire, Room- sclie zoo goed als socialistische, worden opgezet om ze te vangen. En als men ze in de knip had, zou er iu ons maatschappelijk en huiselijk verkeer heel wat minder geprutteld wordenen dat is toch ook wel wat waard. K. Overgenomen uit de Hoornscke Courant Op 1 Januari is in Engeland de nieuwe drankwet in werking getreden. Een der gevolgen van de nieuwe wet is een aantal aanvragen om echtschei ding wegens drankzucht. Zaterdag kwam reeds een 64-jarig man, oud- secretaris der Kamer van Koophandel te Madras, een geacht journalist, met zulk een aanvraag bij een der rechters te Londen. Hij verzekerde dat zijn vrouw herhaalde malen wegens dron kenschap was bestraft en nog op 11 December boete had gekregen wegens het in dronkenschap in een mode magazijn veroorzaken van een op stootje De rechter heeft onderzoek bevolen en zijn uitspraak aangehouden. Nog een andere bepaling van de nieuwe wet is reeds in praktijk ge bracht. Daarbij is bepaald, dat tappers geen drank mogen schenken aan po- litie-beambten in dienst. Zaterdag kwam ten sergeant van politie een drankwinkel binnen en bestelde een warme groc. Zijt gij in dienst? vroeg de herbergier. Kom, geen gekheid, geef een goed warme groc, 't is zoo verduiveld koud, maar wat vlug als 'tje belieft, DOOR 4) P. TESSELHOFF Jr. Onze veearts kwam toen kort nadat zijn zwager, na het maken van een hevige scène het huis had verlaten. Nu maakte Smit als schoonzoon eene zeer gunstige uitzondering op den algemeenen regel, n.l. dat hij heel veel van zijne schoonmoeder hield, ja zelfs zooveel als ware hij haar eigen zoon. Hij vond bij dit bezoek zijn schoonmoeder en twee der meisjes, die te huis waren, in droevige verslagenheid over het even te voren gebeurde; ook vond Smit dat zijn schoonmoeder er niet best uitzag, hij vermoedde de oorzaak, maar kende hen genoeg om te weten dat hij slechts door list de waarheid kon te weten komen. Hij zond nu een telegram aan zijne vrouw, dat hij eerst den volgenden dag zou thuiskomen, en nam zijne vier schoonzusters 's avonds mee naar de coinedie, daarna de dames getracteerd op een lekker souper en het gevolg er van was dat de slimmert haarfijn te weten kwam wat er alzoo in de laatste maanden was voorge vallen. Dat Bram lastig en onverdraagzaam was, wist Smit reeds lang, maar dat er ergerlijke tooneelen plaats vonden, zooals de meisjes hem vertrouwelijkmeededeelden,had hij nimmer kun nen vermoeden. Tegenover zijne vrouw sprak Smit de wenschelijkheid uit dat haar broeder tot herstel zijner gezondheid een poosje kwam logeeren, maar bij zichzelve besloot hij, deze rustverstoorder, deze tienvoudige «Nurks" zulk een lesje te geven dat hij willens of onwillens zijne kuren moest afleeren. Het huis vau den veearts was eene kleine maar nette villa en stond aan 't begin van het dorp. Een ieder ander stedeling zou opgetogen geweest zijn, indien hij het tuinhek doorgaande, de keurig onderhouden tuin betrad, maar nauw had Bram de kleine lusthof betreden en de even ter zijde staande zindelijke paardenstal voorbijgegaan, of hij riep: «wat riekt het hier naar paardenmestIk kan mij niet begrijpen Evert", zoo wendde hij zich tot Smit, «dat je dien pestlucht zoo dicht bij je huis kunt dulden, nog nooit heb ik zoo'n fameuse stallucht ge roken". Smit hmde eens even, hij, de paar denliefhebber, die altijd eerst zijn paard ver zorgde, voor aan zichzelven te denken, voelde zich door deze insinuatie gekrenkt, maar een blik uit de oogen zijner geliefde vrouw deed de bui afdrijven. Den volgenden morgen ontwaakte Bram reeds vroegtijdig door het gekwinkeleer der vogeltjes, die reeds sedert uren hunne liedekens hadden aangeheven ter begroeting van den schoonen zomermorgen. «Is me dat een lawaai, dat die beesten maken", bromde hij, «nauwelijks is de dag aan den hemel of dat gesnirp begint, wacht maar zoo dreigde hij, 's menschen gevederde vrienden, een schot hagel zal jelui dat gekras wel afleeren. Een poosje later begaf Bram zich naar be neden, maar of hij liep van de eene kamer in de andere, hij vond noch zijn zwager, noch zijn zuster, niemand. Alle deuren stonden open en de morgenwind verspreidde bloemen en planten-, geur door het huis. Op eens hoorde Bram buiten, achter het huis, een heldere vrouwenstem een liedje aanheffen, hij opende dus de achterdeur en zag een flinke roodwangige boerenmeid, met lachende oogen en blinkende tanden, bezig met boenen terwijl ze er lustig op los zong, toen ze echter Bram gewaar werd zweeg ze plots stil en knikte hem toe met een vriendelijk lachje. «Waar is mijn heer en mevrouw", vroeg hij barsch. «Naar de veulens jongeheer", antwoordde het meisje. Bram trok de schouders op alsof hij zeggen wilde, nu weet ik nog niets. «Naar de veulens", herhaalde zij, maar Bram keerde haar zonder verder iets te zeggen den rug toe en slenterde den tuin in. Toen Smit en zijn vrouw een half uur laten thuis kwamen, waren zij natuurlijk verwonderd Bram reeds beneden te vinden en tot groote ergernis van bet verwende jongemensch, ver ontschuldigden zij zich alleen niet over hunne afwezigheid maar zijn zwager maakte zelfs een lichte toespeling op de aanwezigheid van de knappe deern, die Bram zeker door haar gezang naar beneden zou gelokt hebben. Het ontbijt, smakelijk en overvloedig, ont lokte Bram geen enkel woord van lof even als voor alles wat hij verder genoot in die vredige en gastvrije woning, gaf hij geen enkel blijk van dankbaarheid ja maakte veeleer menige hatelijke aanmerking en joeg de dienstboden tegen zich in 't harnas, door hen gedurig af te SDauwen. Op zekeren middag noodigde Smit zijn zwager uit met hem naar de Sociëteit te gaan, wat gretig door Bram werd aangenomen, aangezien hem hel buitenleven reeds geducht begon te vervelen. De Sociëteit was een gezellige club, waar velen der gegoede dorpelingen hun glaasje kwamen drinken. Bram werd aan de vrienden, tevens de voornaamste leden der club voorge steld, behalve de secretaris, dokter, ontvanger, notaris enz. behoorde hiertoe in de allereerste plaats, als speciaal vriend van Smit, de heer Erankman, gepensioneerd kapitein der artillerie. (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1