NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht No. 31 Zaterdag 18 April 1903 Twee-eu-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Bij dit nummer Behoort een Bijvoegsel. VAN WËEK TOT WEEK. BINNENLAND. I KI II LETUPS. Zijn laatste Toevlucht. A B O N N E M E N T S P R IJ S Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLO'1'II O U WER. BureauLangestraat 77. Telephooiino. f,<). AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/a Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Nog geen lente. Hoe de over winning te gebruiken? Een belofte der Regeering. De dure onge vallenwet. Staatstoezicht op levens verzekering. Paschen, liet heerlijke lentefeest, is niet gevierd met die opgewektheid die wij zouden wenschen. De stemming was gedrukt, en het weèr werkte ook niet mee. Waar gepredikt werd over het weer ten leven verrijzen der natuur, moest de noodige hoeveelheid verheel ding te hulp geroepen worden Want er is van een herrijzenis des aardrijks nog zoo weinig te bespeuren De lente is wel gekomen, maar niet getooid met bloemen en bloesems, haar feest- kleedij. De sneeuw- en hagelbuien, het gure weèr, deden eer aan Kerstmis denken. Ja, als men in een dikke overjas uitgaat en uit den wind blijft en in de zon dan woidl men gewaar dat de lente ei is, maar buiten dat zonnetje vei langt men naar de wanne kachel, en gelukkig de sterveling die in deze koude en natte lentedagen een tehuis heeft nog niet ontbloot van kachels door het onverbiddelijke schoonmaak spook. Het weèr heeft ongetwijfeld invloed op onze stemming, ditmaal was echter de toestand van verwarring in ons land hoofdoorzaak van de gedruktheid Dat die gedrukte stemming, waarin ons volk twee maanden lang heeft verkeerd, eindelijk nat opluchting ge kregen heeft, is te danken aan de afdoende wijze waarop de Regeering gehandeld heeft. Haar taak is niet afgedaan; de strijd is gewonnen, maar moeilijker zal het nu zijn de vruchten te plukken van die overwinning Het gezag moet nu niet te gioote streng heid toonen, overwonnenen moet men niet tarten, voor de misleiden geen wraak maar mededoogen. Dat deze weg van verzoening bewandeld zal worden mogen wij wel verwachten na de rede van minister Kuyper,gehouden in de Eerste Kanier toen de wetten waren aangenomen. De minister im mers verklaarde, dat de Regeering aan geen reactie denkt, en dat de sociale hervormingstaak waaraan de levnlutionairen haar nu twee maanden verhinderd hebben te werken, weer met kracht zal worden aangevat. Zij hoopt aan de arbeiders te toonen, dat zij trouwer is aan hare toezeggingen dan de leiders eerier misdadige beu e- ging die hen zooveel teleurstelling bereid hebben. Uitnemend was die waarschuwing tegen leactie die zoo licht uit den thans gevoerden strijd kon voortsprui ten. Hel was een woord van pas gesproken, een belofte die vrede en vertrouwen brengen zal. Het is to wenschen, dat die belofte spoedig in vervulling gaat, zoodat de arbeuteis uit llmke sociale wetten gewaar worden hoe men het goede voor hen bedoelt. Wij hebben reeds een wet van ingrijpende sociale beteekenis, de Ongevallenwet; de hemel beware ons echter voor dergelijke ongelukkige sociale wetten want gaat het zoo voort, dan zal weldra de hellt van ons volk uit i ijksanihtenaren bestaan. Die Ongevallenwet toch is eenvoudig verknoeid En wat een heir van ambte naren lot uitvoering van deze ééne welDat aantal zal nog aanmerkelijk uitgebreid moeten worden, want aan geen rijksinstelling wordt zoo lang en liaid gewerkt als aan de Rijksverze- keiingsbank. Zoo'n administratiekost geen kleinigheid; laten de werkgevers maar wachten met klagen over hooge premiën want die zullen voor velen vrijwat hooger worden. De helft van de administratiekosten wordt betaald uit de Staatskas, de andere helft moet gevonden worden uit de premiën Waar nu tegen fraude hij ongevallen wordt gewaakt en op het nemen van veiligheidsmaatregelen in fabrieken en werkplaatsen wordt aangedrongen, dient ook gepaste zuinigheid bij de administratie betracht te worden. Het Rijk werkt'in den regel duur, maar overdrijving is riiet noodig, en daarvan juist kwam mij een merkwaardig geval ter oore. Aan den Hoek van Holland had een ongeval plaats gehad Een paar heeien van de Rijksbank togen er op uit om het geval op te nemen. Doch zie. de patroon die aangifte deed van het ongeval was niet aanwezig en woonde een lipel eind weg. Toch was zijn getuigenis onmisbaar en de identiteit moest vastgesteld van den man wien liet ongeval trof. De heeren scliaflen raad, zij huurden een stoom- harkas en gingen met den werkman den patroon opzoeken liet onderzoek van dat ééne ongeval kostte zoodoende een honderd pop. Ik wil aannemen, dat die heeren precies hunne instructie volgden, maar als op zoo'n royale manier gewerkt wordt zullen de pre miën nog belangrijk moeten stijgen. Velen weikgevers, vooral dié liet niet op de klanten kunnen verhalen, valt deze belasting toch al niet mee. Dat die wet gekomen is, dat is echter aan henzelven te w ijten Er waren er wel, die iets deden voor hun werk lieden en ze verzekerden tegen bedrijfs ongevallen, doch door de meesten werd te weinig of niets gedaan, tot deze erkenning worden zij thans wel ge dwongen. Dat de Ongevallenwet een zegen is voor den werkman dat zal steeds meer blijken, en daarom is het goed dat de Staat zich de zaak aan trok waarin liet particulier initiatief te kort schoot Dat de Staat ook andere soorten van verzekering zou eNploiteeren. is zeker niét gewenscht en niet noodig. Wel echter is Staatstoezicht gewenscht. Niet dat de maatschappijen ten onzent onbetrouwbaar zijn, vooral niet de grooteie die met schromen aan hare zaken volledige publiciteit te geven Doch er zijn van die kleine maat schappijtjes die spelen met verzekering, en deze hebben contiöle noodig. Geen enkele degelijke maatschappij zou zich tegen Staatsbemoeiing verzetten, in- tpgfiideel zij zouden liet toejuichen. want hel vertrouwen der groote menigte zouden zij meer winnen dan lieden liet geval is Kort geleden kon men liet bericht lezen, dat een begrafenisfonds te Woi- merveer zal ophouden te bestaan. Het gebeuit meer dat zoo'n fonds ver dwijnt. Wat is het gevolg? Dallieden, die hun leven lang premie hebben betaald en recht meenden te hebben op een uitkeering hij overlijden, een voudig hun centen verloren hebben. Zij zijn dan te oud om in een ander fonds over te gaan, de gevorderde premie zou hun veel te hoog zijn Wie kan hiertegen op zijn hoede zijn? De lieden weten van een maatschappij en haar bestuur en toestand zoo goed als niets af, zij vertrouwen eenvoudig den agent of bode. Wie weet hoeveel begrafenisfondsen een zelfde lot dreigt als thans dat te Wormerveer heeft getrollen. Wel is er voor eenige jaren een commissie benoemd, om een ontwerp te maken van een wettelijke regeling van liet levensverzekei ingsbedrijf. Of die commissie nog diligent is weetik niet, maar resultaten zijn nog niet gezien. Het is dan te holien, dat er spoedig een wet op het bedrijf van levensverzekeringen lijfrente tot stand konie ook die wet zal zijn vooral in liet belang van den werkman die te weinig geld heeft om de kans te loopen dat het weggeworpen en vermorst geld is. De aanval op de Kolonie te Blariciun. Omtrent den brand te Blaricum wordt aan 'Ie »N. C." gemeld: ln de eetzaal van het gebouw Drukker ij Vrede" zat Maandagavond Lod. van Mierop rustig te werken. Het was ongeveer 10 uur. Enkele kolonisten waren reeds naar bed ge gaan. Opeens schrikt Van Mierop van zijn arbeid op, doordat een groote steen door de luiten werd gegooid Die steen werd door andere gevolgd, en, toen de voorraad op scheen, be gon men met harde boomstronken te werpen. Toen men daarna met geweld trachtte binnen te dringen, vluchtte Van Mierop, die alleen thuis was, eerst in de bibliotheek, daarna naar boven. Inmiddels gioeide de menigte aan. Een gooide een boomstronk naar binnen, met het gevolg, dat de petro- leumlianglamp geraakt weid, van den zolder viel en den boel deed ont vlammen. Op het brandgeroep kwa men de burgemeester van Blaricum aan en een veldwachter. Inmiddels was ook de heer Liudeyer, die in liet timmerhuis lag te slapen, wakker geworden en ter hulp gesneld Met ecu paar emmers water was de brand gebluscht. De burgemeester loste nog een schot om schrik onder de massa te brengen, die daarop ook spoedig uiteen ging. Terwijl dit zich bij de Drukkerij Vrede afspeelde, was een ander deel der bende naar de woning van den heer De Vries gegaan, gelegen aan een zijwegje, op eenigen afstand van de drukkerij. De heer De Vries was afwezig. Men heeft toen eerst den boel kort en klein geslagen en daarna een bezoek gebracht aan liet huis van den heer Rueten, die zelf afwezig was. In diens huis bevonden zich de lieer Hekkenberg, niet vrouw en kind, als ook du heer Willem Kooyman. Met ladders, banken, steenen, stronken, met al wat men maar vond, heeft men toen het huis gebombardeerd. De verschrikte bewoneis vluchtten naar boven. Met brandende lonten gewa pend, toog de massa naar hot huis van De Vries, wat toen in brand werd gestoken en tot den grond toe af brandde. Van deze gelegenheid maak ten de heer Hekkenberg en de zijnen gebruik om te ontvluchten. Joelend en zingend, met een harmonica voorop, keerde het volk dorpwaarts, na nog even bij den heer Wassington en mej. Dutihl een paar ruiten ingeworpen Oorspronkelijke Novelle DOOR P. TESSELHOEE JR. 3 Plotseling echter, toen Paul al eenige weken op reis was en zich te Warschau bevond, ont ving hij een telegram, dat hem ijlings naar huis terug riep en na twee dagen onafgebroken doorreizen, thuiskomende, vond hij alles in de grootste verwarring. Karei dood, zichzelf van het leven beroofd, de geldkast leeg en de meeste bezittingen verkocht of verpand. Een faillissement scheen onvermijdelijk te moeten volgen en toch wist Paul, bijgestaan door een bekwaam rechtsgeleerde, de onbe vlekte naam zijns vaders te redden, maar. met opoffering van bijna alles, wat de familie nog restte. De zaak werd geliquideerd en toen de crediteuren, volgens het onderhandsche accoord, waren voldaan, bleef de weduwe nog slechts het huis over, waarin zij woonde maar dat moest zij ook verlaten, om van de huurpenningen te kunnen leven. Te dien einde nam zij met hare nog ongehuwde dochter voor- loopig haar intrek bij haren schoonzoon. Paul wilde een betrekking zoeken te Amster dam of elders, maar moest dit voornemen nog wat uitstellen, want er volgde nog meer, de maat zijner rampspoeden was nog niet vol. Des middags zou hij vertrekken, doch des morgens van dien zelfden dag, gewerd hem van een gewezen handelsvriend een tijding, die toch niettegenstaande de reeds gebrachte zware offers, den naam van der Linden in gevaar bracht. Er was een vervalschte wissel in omloop en men had reeds ontdekt, wie de falsaris geweest was, deze was niet minder dan neef Karei, hij was wel is waar dood, maar de naam die ook Paul droeg, zou er in genoemd worden. In overleg nu met zijne moeder, besloot Paul het vervalschte papier in te lossen, maar daarvoor moest dan ook snel een hypotheek op het huis genomen worden en dit daarna worden verkocht, want aan renten te betalen was geen denken. Maar wat was toch de oorzaak vau al deze gebeurtenissen, vroeg eenieder zich inmiddels af;niemand, wist hierop een voldoend antwoord te geven, toch evenwel was er maar een antwoord, éen oplossing voor dit vraagstuk en dat was het spel. En nu kwam Paul terug van zijne droevige zending, beroofd van alles even als zijne moe der en zuster. Zij die zich slechts weinig ge nietingen die het leven bood, behoefden te ontzeggen, waren nu niets meer dan bedelaars. II. «Dus het beetje wat nog uit de brand gered is geworden, heb je verknoeid om een stukje papier machtig te worden, waarvoor niemand je wat kon maken. Het praatje gaat hier rond, dat je naar Monte-Carlo geweest bent en daal de rest verloren hebt, ik moet zeggen dat men dicht bij de waarheid is, want je handel wijze heeft er waarachtig veel van weg." Hij die deze woorden op SDel driftigen toon uitstiet, was de heer Henri Plover, de zwager van Paul van der Linden, tot wien ze ook gericht waren. Plover zag zijn zwager aan met zijne doordringende grijze oogen, en richtte zich hoog op, daarna herhaalde hij zijne laatste woorden op schampere toon: "het heeft er waarachtig veel van weg." »Maar de naam," weerlegde Paul, "de naam der firma, want Karei was toch ook een van der Linden." «Alsof er niet honderden van dien zelfden naam bestaan," antwoordde Plover, «en boven dien, Karei is dood en is er dus niets meer op hem te verhalen. Neen," zoo ging hij al driftiger voort, "ik vind dat vreeselijk ver ge trokken, belachelijk zelfs. Had ik uw moeder en zuster niet tot mijn last, dan was het wat anders, ik zou mij om dat onbeduidende restantje, van de mij eens beloofde schatten, weinig bekommeren." Bij dit gezegde van zijn zwager overtoog een gloeiend rood Pauls bleek gelaat en ter wijl hij hem met vlammende oogen aanzag, zeide hij met een stem, heesch van onder drukte woede «Ik wist tot op dit oogenblik nog niet Pover, dat je mijn zuster gehuwd had om haar geld, maar wees gerust, mijne arme moe der en mijn zuster Alida, zullen u niet lang tot last zijn, dat verzeker ik u." "Dat praatje kan ik," gaf Plover ten ant woord, "toen de dames bij mij in huis kwamen, zou de meid wel kunnen vertrekken, ze zouden niet alleen ziehzelve helpen, maar ook een deel van het huishouden besturen, ja wel, ik heb er nog een meid bij kunnen nemen." Paul' nam zijn hoed, het walgde hem dien egoïst langer aan te hooren. Sedert drie dagen was hij nu onder zijn zwagers dak en het had zoo wel op zijn hoofd, als op dat zijner moeder, verwijten geregend. Wat moest hij doen, er was absoluut niets meer, toch begreep hij dat deze toestand niet kon voortduren, wilde hij althans zijne moeder en niet minder zijne zuster niet van verdriet zien verkwijnen. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1