NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Prtvincie Utrecht. No. 34. Woensdag 29 April 1903 Twee-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uit de moderne strafrechtswetenschap. BINNENLAND. FEUILLETON. Zijn laatste Toevlucht. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLaugestraat 77. Tclephoonuo. 69. AD VERTENTIEN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/j Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Een van de belangrijkste vraag stukken van de modeine strafrechts wetenschap is ongetwijfeld liet zoo genaamde onbepaalde vonnis. Alvorens aan dit vraagstuk onze aandacht te wijden, is het goed even na te gaan, wat wel in het algemeen het kenmerk is, waardoor in het straf recht moderne opvattingen zich van oudere onderscheiden. Dat kenmeik nu is voornamelijk hierin gelegen, dat men zich volgens de oudere opvattingen liet allereerst afvraagt, wat een misdadiger in een speciaal geval misdreven heeft en hoe men hem dat zoo nauwkeurig mogelijk betaald kan zettendat men zich daarentegen volgens de nieuwere op vattingen afvraagt, of en zoo ja, in welke mate de aan een misdrijf schul dige voor de maatschappij gevaarlijk- is, en op welke wijze men_de maat schappij het best tegen dat gevaar verdedigen kan. De oude leer ziet slechts maar één geval tegelijk. Al blijkt een individu nog zoo gevaarlijk, men vergeldt hem slechts precies zooveel als hij bedreven heeft, zij het ook dat zijn bedoeling was, veel meer te misdrijven. Wan neer bijv. een ondernomen moordaan slag mislukt doordat het pistool ketst, dan wordt de dader, ofschoon hij dus bleek, een hoogst gevaarlijk wezen te zijn, toch maar zeer licht gestraft. Gestraft, dat is 't woord niet de be scherming van de maatschappij is het doel, maar vergelding jegens een dader. In zulk een geval, zou volgens de nieuwere opvattingen gansch anders gehandeld worden. Men zou in ons voorbeeld den man niet, door korten straftijd, in de gelegenheid stellen zich een tweede maal een beter pistool aan te schaffen, doch men zou zeggen of uw daad ditmaal gelukt is of niet. gij blijkt door uw karakter voor de samenleving gevaarlijk te zijn, mits dien wordt gij daaruit verwijderd. Verwijderd zonder meer? Volstrekt niet. Juist omdat voor de aanhangers der nieuwe richting, niet vergelding of weerwraak, doch bescherming der maatschappij het doel is, stelt men zich op dit standpunt niet tevreden rnet eenvoudig; opsluiting als straf. Neen, de opsluiting heeft een ander doel, en wel: verbetering. Dat de be drijver van een kwaad, de toebrenger van leed opzijn beurt leed ondervindt, is op zich zelf geen voordeelintegen deel, men schept, en nog wel opzet telijk, dubbel leed, in plaats van enkel. Doch als dat tweede met bewustheid toegebrachte leed, de opsluiting nl.. een doel krijgt, een goed doelver betering van karakter, dan wordt de zaak gansch anders. Dan heeft de opsluiting opnieuw de strekking der maatschappij voordeelig te zijn, want niet alleen verwijdert men. niet alleen ontneemt men aan de maatschappij haar leden, doch men tracht nog bovendien ze haar in betere gedaante, als ordelijke, werkzame leden, terug te geven. En als middelen verlangt de nieuwe theorie dan ook een geheel andere inrichting der gevangenissen, bijv. beperking der eenzame opsluiting (celstraf), indeeling der gevangenen in klassen met bevorderingstelsel, landarbeid en nog veel meer. Want van de celstraf bijv. zegt men te recht, dat het toch een vrij zonderling pogen is, iemand voor de samenleving ge schikt te maken, door hem er geheel aan te onttrekken. Men zet den mis dadiger in een cel, laat hem met zijn slechte gedachten ongeveer voort durend alleen en hoopt dan, dat hij er als braaf man weer uit zal komen men kan even goed verwachten, dat hij er als ervaren zteman weer uit zal komen Verbetering van den misdadiger is dus het doel. Welnu, het is met het oog daarop, dat het onbepaalde vonnis zooveel aanbeveling verdient. Dit stelsel wil nl. zeggen, dat in gevallen, waarin men bepaaldelijk de verbetering van den veroordeelde beproeven wil niet dus bijv. bij kleine politie- overti edingen de rechter wel de opsluiting gelast, maar niet aanstonds daarbij voegt, voor hoelang hij dat noodig acht. En zeer te recht; als verbetering doel is kan men toch nooit van te voren bepalen, in hoeieel tijd dat doel getrollen kan zijn. Niet van het laatst gepleegde misdrijf hangt het af, gelijk de oudere leer het af meten zou, maar van den aanleg en de neigingen van den schuldige: blijkt de onderwerping aan gedwongen ai beid en strenge tucht reeds spoedig heilzame werking op hem uit te oefenen, dan is het een noodelooze kwelling hem ook daarna nog zijn vrijheid te onthouden; blijft echter die heilzame werking uit, dan is het onverantwoordelijk hem weer vrij de wereld in te zenden. En toch komt bij de tegenwoordige strafrechtspleging, zoowel het een als het ander herhaaldelijk voor. Daar is bijv. om het tweede geval te kiezen, een inbreker voor drie jaar met van te voren bepaald vonnis dus veroordeeld. Men onderwerpt hem aan tucht, men eisclit geregeld arbeiden de man blijft lang weerbarstig, onver beterlijk; tot eindelijk de behandeling invloed krijgt, hij komt tot inkeer, schikt zich in de eischen die men hem stelt en zou werkelijk, wanneer hij nog eenige jaien aan het gevangenis stelsel onderworpen bleef, hervormd zijn tot een nuttig, ordelievend mensch, indien hij niet plotseling, slechts half genezen ontslagen werd. Waarom? Omdat de rechter dat al drie jaren geleden zoo bepaald heeft! De ont slagene van ons voorbeeld keerd, ten halve verbeterd, in de maatschappij terug, ontmoet zijn vroeger gezelschap, kan hun verleiding nog niet weer staan, en vervalt tot zijn vroeger leven. Wordt dan eindelijk opnieuw gepakt, opnieuw veroordeeld en het treurige spel begint van voren af aan. Hierbij hebben wc nog niet eens gesproken van de minstens even tal rijke gevallen, dat de gevangene in het geheel niet verbeterd is, en toch ontslagen wordt. Dat straffen op deze wijze niets helpt is duidelijk. De cijfers toonen dan ook aan, dat liet overgroote deel dergeneri die eenmaal tot de gevangenis ver oordeeld zijn. er weder vooreen tweede, derde en meerdere keer naar terug- keerert. Zulks behoeft niet te verwonderen. Bij het vooraf "bepaalde vonnis heeft de misdadiger niets anders te doen dan zijn tijd uiltezitten", bij het onbepaalde echter moet hij zijn krachten inspannen, zijn goeden wil toonen, zich beijveren om bij te leer en wal hem tot lieden ontbrak. Slaagt hij daarin, dan beviijdt hij, om zoo te zeggen zichzelf. Naarmate deze denkbeelden ook in ons land meer veld zullen winnen, zal ook hier de strafrechtspleging riiet langer zijn een stelsel van nut- telooze vergelding, maar een van nut tige opvoeding en van in waarheid verbetering der maatschappij. Maandagochtend omstreeks 10 uur vertrokken de Koningin en de Prins van het Loo naar het buiten land. Zij maakten daartoe gebruik van den nieuwen Koninklijken trein, die sedert Zaterdag onder militaire be waking op het Loo had gestaan. De reizigeis wandelden van 't paleis naar den trein, waar zij van de aanwezige autoriteiten met een handdruk af scheid namen Bij de aankomst aan hot slation Ie Bücheburg, waar een eere-com- pagnie was opgesteld, werden zij be groet door het vorstelijk echtpaar, prins Adolf en prinses Victoiia en door de aanwezige prinsen van vor- stelijken bloede. Na de aankomst hepen de Koningin en prins Hendrik aan de zijden van het vorstelijk echtpaar langs het front van de cere compagnie, bestaande uit soldaten van het zevende jagers bataljon. De muziek speelde »Wien Neeriandsch Bloed." Daarna defileer den de jagers. Bij den rit naar het slot, in een rijtuig met 6 paarden bespannen, zat de Koningin naast de Vorstin. Zij dankte minzaam voor de jubelende begroeting der menigte, in de mooi versierde straten. Het Hoofdbestuur van den Bond van Ördo van Personeel in Dienst der H. IJ. S. M. heeft onder meer aan het Gedelegeerd Lid van den Raad van Administratie, den heer Van Hasselt, een schrijven gei icht, waarin hem met groote erkentelijkheid dank wordt betuigd voor zijn krachtigen steun en voor do loyale wijze, waarop hij de trouw gebleven beamten in staat stelde in de kleine nooden van het op sommige stations geïnterneerde personeel te kunnen voorzien. Het Hoofdbestuur zegt, dat deze medewerking er het hare toe zal bij dragen oin de goede verstandhouding tussclien personeel en directie welke toch in de laatste weken reeds zeer versterkt werd, duurzaam te maken voor de toekomst. Wij vernemen, dat de Kolonie der Internationale Broederschap van Blaricum naar Hardegarijp (Fr.) ver plaatst zal worden. Men rekent, dat do Staatscom missie van spoorweg enquête in liet najaar haar rapport zal kunnen uit brengen. De enquête zal in Den Haag worden gehouden, doch af en toe zal de commissie wel eens een reisje moe ten maken tot onderzoek ter plaatse. Naar Het Nieuws vermeent, hebben de directies der Spoorweg maatschappijen van de Regeering de mededeeling ontvangen, dat, indien personeel bij een der Rijkswerkinrich tingen noodig blijkt, zij die door hen ontslagen zijn en niet behoord hebben tot de leiders, aanstokers of opruiers Oorspronkelijke Novelle DOOR P. TESSELHOFF JR. Het salaris dat deze betrekking hem op leverde, was zóo gering, dat bet hem slechts veroorloofde een zolderkamertje te betrekken en in een klein restaurant te eten. Alida zijn jongste zuster logeerde nu hij Cato Marger, zijne moeder was nog steeds bij Plover in huis, zij schreven elkaar veel, want die drie harten waren een en reiskosten kon de arme Paul niet missen. Op zekeren dag ontving Paul wederom een schrijven van Alida, zij wilde hem spreken en zou den eerstvolgenden Zondag naar Amster dam komen. Des Zondags kv, am Alida werkelijk en Paul vond dat ze er beter uitzag. Op een vraag naar zijne moeder schoten haar echter de tranen in de oogen en betrok haar gelaat. Hij vernam vervolgens, dat deze sedert een paar dagen ziek was en dat er dagelijks tnsschen Plover en zijne vronw hevige scènes voorvielen. Paul begon langzamerhand te bemerken, dat Alida nog iets voor hem verborgen hield, zij scheen iets op het hart te hebben, dat er maar niet afwilde. Op zijn aandringen deed zij hem eindelijk eene mede deeling die hem deed besluiten tot een stap, die hem een half jaar vroeger belachelijk zou zijn toegeschenen. Een stap die wel is waar zijn droombeelden, die hij, moedig als hij was, nog steeds had, voor de toekomst geheel ver nietigde, maar die tevens onmiddelijk een einde zoude maken aan de ellende waatoe hij en de zijnen waren vervallen en die hen met totale ondergang bedreigde. Hij vroeg Cato Marger ten huwelijk III. In eene kleine salon, van een der mooiste huizen van de zoo beroemde Heerengracht te Amsterdam, zaten een «heer en dame aan het diner. De discli was rijk en overvloedig, de aan zittende keurig gekleed en het vertrek smaak vol en in stijl gemeubeleerd, alles duidde rijkdom en welvaart aan. De heer en dame waren Paul van der Linden en zijne echtgenoote Cato Marger. Toen Paul na juist vijf jaren geleden, haar ten huwelijk vroeg, deed hij zulks ter wille zijner moeder en zuster, maar hij had haar niet lief. Toch evenwel deed hij bij zich zelf de belofte, nimmer zijn woord van trouw te breken. Bij haar huwelijk was Cato in het volle be zit gesteld van haar Ooms nalatenschap en met vol vertrouwen stelde zij het groote fortuin der dispositie van haar echtvriend, om op de nog soliede grondslagen het huis van der Linden weder optehouwen. Merkwaardig gelukkig was Paul bij zijne onder neming en bijna niets mislukte, zoo dat zelfs zijn geluk aan de Amsterdamsche beurs spreek woordelijk werd. Biunen een drietal jaren had Paul een for tuin er bij verdiend en thans kon hij zich er op beroemen dat het vermogen, dat zijne vrouw hem bij hun huwelijk toevertrouwde, verdub beld was. Zij waren dus rijk, maar waren zij gelukkig? Alida was inmiddels gehuwd en woonde in hare geboorteplaats. Mevrouw van der Linden had de voorkeur gegeven, aan de plaats waar zij met haar echtgenoot gelukkig geleefd had, om daar hare laatste levensjaren te slijten. Men zou dus oppervlakkig zeggen dat het geluk, der familie van der Linden volkomen hersteld was en dat was het dan ook inderdaad en toch Paul kon in de laatste maanden zoo zonder ling zijn, alleen zijne vrouw kon dit opmerken, niemand had er dan ook verder eenig belang bij. Nu Paul tot rust kwam na die jaren van strijd en spanning nu hij zich geheel geborgen voelde, nu zag hij meer om zich heen. Het was of zijne gezichtskring, zich uitbreidde. Hij begon ook meer te letten op andere maiinen van zijn leeftijd en maatschappelijke positie en wat hij ondervond kon hij zelf niet weergeven, maar als hij zich vergeleek bij die anderen, maakte menigmaal onwillekeurig bij zich zelf de op merking, dat er toch meer was te genieten van het leven. Kwam het omdat zijn echt kinderloos bleef en hij daardoor te meer de kluisters voelde, van een huwelijk, gesloten onder den drang der omstandigheden en waarin de liefde dus niet de hoofdrol speelde. Paul begreep het wel, maar wilde het zich niet bekennen. Het diner dan, was geëindigd, het duurde gewoonlijk niet lang. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1