NIEUWS
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No. li 1
Zaterdag 23 Mei 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VAN WEEK TOT WEEK.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Zijn laatste Toevlucht.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langegtraat 77. Telcphoouno. 60.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Nieuwe Vereeniging tegen t. b. c.
De groote dag nadert!
Als ik een van de belangrijkste
gebeurtenissen uit de paar laatste
wekën moet noemen, dan denk ik
niet aan de geruchtmakende reizigers
van keizers en koningen; die mogen
van invloedrijke beteekenis zijn voor
de politiek in Europa, ze laten ons
echter koud. Ik denk ook niet aan
troebelen bier en ginds, neen dart
denk ik aan een strijd die een edeler
doel beeft dan verwoesting en uit
moording op groote schaal, aan een
veldtocht tegen een der grootste vij
anden der menschhied tegen de Tering.
T. b. c. zeggen ze in de zieken
huizen ter vei korting en ook ter
wille van de lijders die niet mogen
weten dat ze opgeschreven zijn ten
doode, immers aangegrepen door den
moordenaar die tuberculose beet, de
vreeselijkste van alle. volksziekten.
Wat ontzettende verwoestingen wor
den door die zoogenaamde witte pest
aangericht onder alle standen, onder
de lagere standen bet allermeest!
Ieder beeft van nabij gezien bet
ontzettend lijden door de meest ge
vreesde van alle ziekten aangericht,
een lijden waar tegenover men zich
machteloos gevoeld t. Vreeslijk dat lang
zaam wegteeren van jeugdige levens,
van geheele families I O, met wat een
heilbegeerige vreugd wordt ieder be
richt ontvangen, dat men een genees
middel of een voorbehoedmiddel
meent te hebben gevonden. Maar
belaas, het woord is nog niet te
schande gemaakt, dat er tegen de
tering geen kruid is gewassen.
In bet eerste stadium van de ziekte
is nog wel eens herstel te vinden,
maar om behoorlijk voedsel en frissehe
lucht te krijgen, dat ligt niet in het
bereik van eenieder, dat wordt een
kostbare geschiedenis. De volks-sana-
toria voor borstlijders doen reeds
veel door kosteloos of voor weinig
geld patiënten op te nemen, in de
eerste plaats »Oranje-Nassau-oord" de
stichting van onze KoninginMoeder.
Zooals men weet besteedde llare-
Majesteit hieraan de ongeveer ander
halve ton welke zij in 1868 als een
eeregeschenk ontving en buitendien
nog heel veel meer. liet is te hopen
dat liet koninklijk voorbeeld wat meer
■navolging vinde, want de rekening
van het koninklijk sanatorium over
1902 sloot meteen belangrijk te kort
Dat wil dus zeggen, dat meer aan
vragen dan wenschelijk i? moeten
werden afgewezen. «Laat rijk Neder
land zich deze beschermende feiten
aanleunen «werd gevraagd, en op
die vraag zal zonder twijfel het ge-
wenschte antwoord gegeven worden.
Toch zouden er nog heel wat sana
toria moeten verrijzen als men alle
lijders helpen wilde. Daarom is men
ook op andere hulp bedacht en wil
men trachten den grooten vijand te
bestrijden met alle ten dienste staande
middelen En nu noem ik als de be-
langiijke gebeurtenis der laatste we
ken de oprichting te Rotterdam van de
Veieeniging tot bestiijding van de tu
berculose. Deze veieeniging, te mid
den van de woelingen in den laatsten
lijd in stilte vooibereid, is allerwege
met groote blijdschap begroet. Een
dergelijke veieeniging is voor ons
land nieuw, zij bedoelt een nieuwe
beweging tegen de tuberculose. Wie
zou haar niet veler medewerking toe
wenschen, deze nieuwe vereeniging
met haar heerlijk en menschlievend
doel? En daarbij dan de wensch, dat
het Rotterdamsche voorbeeld navol
ging vinde in menige stad, spoedig ook
in ons Amersioort.
Amersfoort toone straks, dat het
ook voor ernstige vragen des tijds
aandacht heeft, dan zal rnen ,t haar
licht vergeven dat zij tijd en geld voor
scherts en pret over heeft waarin
weining ziel verheffends gelegen is dat
zij zich eenige weken druk maakt
omom een kei.
Maar, zooals ik meer gezegd heb,
men misgunno ons do pretmakerij om
den kei niet. Zelfs Apollo houdt
den boog met altijd gespannen, een
pretje op zen tijd mag wel. Ik ben
niet zoo vol geestrift voor die kei-
geschiedenis als velen mijner starl-
genooten, dat zal komen omdat ik
geen «geboren" Amersfoorter ben. Ik
had nog gehoopt, dat een verblijf van
veertien jaren binnen onze veste mij
recht op trekken geven zou; mis hooi I
de komissie lachte mij hartelijk uit,
er kou van trekken niets inkomen.
Blijkbaar zijn ze bevreesd, dat nieuwe
Amersfoorters, omdat ze geen hart
genoeg voor den steen hebben, hem
gniepig zouden laten glippen. Gij
hebt gelijk, neemt alleen Amersfoor-
ters van onvervalschten Hoede. Hoe
wel dan geen trekker zal ik toch
de roem van Uw grooten kiezelsteen
verheffen.
Men heeft wel gepoogd dien roem
te verkleinen door te wijzen op andere
groote en merkwaardige keien. Assen
en Apeldoorn willen u steken naar de
kroon, geen nood hoor! Daar laten
ze hun steen kalmpjes liggen, quasi
omdat ze ons doen wat kinderachtig
of «een zonderling karwei" vinden,
maar inderdaad omdat hun kei hij
den onzen niet halen kan; wij hebben
alleen den echten kei, de anderen
zijn namaak. De onze is alleen histo
risch zoo mag je hem eigenlijk
niet noemen, maar enfin, hij heeft
toch een historie zeg ik maar, en een
rijk verleden ookzou je denken dat
ze van ons zoo'n drukte zouden ma
ken als w ij een paar honderd jaren
begraven geweest zijn Ons dan drie
dagen lang zoeken Niemand zou de
plek meer kunnen aanwijzen. Die
steen is al zoo lang beroemdKarei
de Vijfde had 'ter al over, liet is
inderdaad een keizerlijke, historische
geologische kei. de Kei.
De groote dag, 28 Mei nadert. Dat
zal worden een dag der dagen waar
van de historieschrijver zal gewagen
als van een der heuglijkste in de
annalen onzer stede.
Keitrekkingen van minder allooi
zijn wel bekend gebleven. Zoo werd
dezer dagen herinnerd, hoe in liet
begin der 18de eeuw een blok gra
niet door veertig paarden binnen 01-
denzaal getrokken werd. In '1860
werd die steen achter het gemeente
huis gebiacht. Hij werd gehouden
voor een altaarsteen uit den heiden-
schen tijd. Een ander geval is dit.
In 1874, toen het 25jarig konings
feest gevierd werd, hebben drie hon
derd schoenmakers, zoekende naar
een steen om hun leer op te kloppen,
een steen van vijf kubieke meters
gevonden bij Lichtenvoorde en dezen
binnen hun dorp gerold Dat is wel
heel aardig, maar die steentjes zijn
hij den onzen niet te vergelijken, de
onze is de echte, geologisch-historisch.
Het programma voor den feeste-
lijken trekdag is zoo ongeveer bekend
gemaakt, liet wordt een stedelijke
feestdag zooals wij er sedert het jaar
1661 geen gehad hebben. De bewo
ners van den Utrechtsclien straat zullen
een buitenkansje hebben, naar men
zegt wordt voor één raarn al een
honderd gulden geboden. De stroom
van vreemdelingen zal ook verbazend
groot zijn. Zooals ik zei, is het pro
gramma slechts voorloopig vastge
steld en ook niet geheel bekend ge
maakt; er komt nog een verrassing
die Woensdagavond zal worden be
kend gemaakt.
H. M. de Koningin zal gedurende
de buitenlansche reis van Z. K. H.
den Prins der Nederlanden eenigen
tijd te Soestdijk bij Hare moeder lo-
geeren.
Rond reisbiljet te».
Ook dit jaar heeft zich het spoor
weggebied, waar men met de bekende
rondreisbiljetten reizen kan, weder
uitgebreid.
Worden verleden jaar enkele Fran-
sche spoorwegmaatschappijen in het
rondreisvei keer opgenomen, dit jaar
hebben ook de overige Fransche en
de voornaamste Italiaansche spoor
wegen zich aangesloten. Nu zooveel
grooter reizen met deze biljetten ge
maakt kunnen worden is ook de gel
digheidsduur, in verhouding tot het
aantal af te leggen kilometers, uit
gebreid en vastgesteld
Tot 2000 K.M. op 45 dagen.
Van 2000 KM. tot 3000 K.M. op
60 dagen.
Boven 3000 K.M. tot 90 dagen.
Bestellingen voer deze biljetten
worden van alle stations en reisbu-
reau's der Hollandsche Spoorwegmaat
schappij aangenomen.
De doorbraak.
Een Commissie te Kethel en Spa-
land richt de onderstaande oproeping
tot hare landgenooten.
Er is een ramp gekomen over onze
gemeente, een ramp, welke aan hen,
die zich met eigen oogen daarvan
kwamen overtuigen een gevoel van
medelijden afperste. De Poldervaart
kade brak door en het daaruit stroo-
mende water bedekt thans honderden
Heet. welig grasland, boederijen,
woningen, huisraad, alles is aan het
water prijsgegeven.
De meeste bewoners zijn hun
huizen ontvlucht, het vee wordt ver
kocht, daar de veehouders niet in
staat zijn in hun verder onderhoud
te voorzien, en als de anders zoo
groeizame weiden weder droog komen,
zullen zij niet meer te herkennen zijn,
na zoo langen inundatie, en den boer
dit jaar althans geen gras of eetbaar
hooi leveren. Het bedrijfskapitaal
wordt aangesproken en opgeteerd en
de bevolking bedreigd met ondergang.
Ondergeteekenden, begaan met het
lot der ongelukkigen, hebben zich tot
een commissie gevormd, ten einde
giften in te zamelen, om, als straks
de boer weder zijn bedrijf zal moeten
opvatten, hem te kunnen steunen met
Helden door liefdadige handen geschon
ken, om zoo doende hem in staat te
Oorspronkelijke Novelle
P. TESSELHOFF Je.
13
Die weg was moeielijk, dat gevoelde zij.
Deze gedachte schonk de arme vrouw eenige
moed, hoe weinig het ook wezen mocht, doch
in ieder geval keerde haar wilskracht weder.
De plotselinge hevige schok had haar slechts
tijdelijk verlamd.
In de eerste plaats moest zij sterk zijn en
kalm, hierdoor kwam zij als van zelf tot het
besluit van rust te nemen, en hieraan onmid-
delijk uitvoering gevende, ontkleedde zij zich
in de aangrenzende slaapkamer en legde zich
ter ruste.
Het was reeds in den namiddag toen Cato
ontwaakte, zij had, door vermoeienis over
mand, vast geslapen. Het weer was ook wat
vriendelijker, de zon scheen thans en zij ge
voelde zich nu wat kalmer.
Na zich behoorlijk gekleed en haastig iets
gegeten te hebben verbet zij het huis en be
gaf zich naar de woning van du Tour. Zooals
gebruikelijk is gaf zij haar kaartje aan de
dienstbode, deze echter kwam bijna onmiddelijk
terug met de boodschap dat mijnheer ziek was
en niemand kon ontvangen.
Op hare vraag naar Mevrouw du Tour, kreeg
Cato ten antwoord, dat deze den vorigen dag
op reis was gegaan en het was nog onbepaald
wanneer zij terug zou komen.
Het was dus waar, weliswaar had Cato dit
antwoord verwacht, toch evenwel was er nog
een sprankje van hoop in haar, dat was nu
ook vervlogen nu had zij zekerheid.
Du Tour wilde haar dus niet ontvangen.
Zij kende hem maar half, zij had hem slechts
eenmaal gezien eu bij die gelegenheid had hij
een slechte indruk op haar gemaakt. Waarom
wilde de oude du Tour haar niet ontvangen?
Was hij werkebjk ziek omdat zijn vrouw hem
had verlaten? Ook hier vermoedde Cato met
hare fijngevoeligheid, dat du Tour, wellicht
niet onbekend was met de verblijfplaats zijner
vrouw.
Naarmate den dag ten einde spoedde, nam
hare gedrukte stemming meer en meer toe,
doch zij verzette zich er tegen met alle kracht
die in haar was.
Den volgenden dag begaf Cato zich weder
naar het huis van du Tour, zij was nu vast
besloten zich in geen geval te laten afschepen,
zij wilde du Tour spreken en trachten te weten
te komen of zijne vrouw met zijn medeweten
was heengegaan.
Nog voor zij het dienstmeisje, dat de deur
opende, had toegesproken, berichte deze als
een geleerd lesje, dat mijnheer zeer ziek en
Mevrouw op reis was. Cato echter luisterde
niet eens naar haar, maar het meisje handig
op zijde schuivende, stapte zij snel de vestibule
door, liep de gang in en opende op goed ge
luk een deurwerkelijk zij had goed
getroffen, daar zat de Heer du Tour, gehuld
in zijn kamerjapon te krabbelen in een dik
schrijfboek. Hij zat met de rug naar de deur
en draaide even het hoofd om toen Cato bin
nentrad. Eerst fronsde hij de wenkbrauwen,
blijkbaar was hij onaangenaam verrast, maar
zich snel herstellende, wist hij zijn gelaat even
snel met een vriendelijk masker te bedekken.
«Ah, Mevrouw," sprak de oude vos, wijl hij
geen andere taal machtig was, in het Fransch,
«waaraan heb ik de eer van Uw bezoek te
danken."
«Mijnheer I" antwoordde Cato, in dezelfde
taal, die zij vloeiend sprak, op korte zakelijke
toon en niet lettende op den stoel die du Tour
haar aanbood. «Is het waar, zooals uw dienst
bode mij zegt, dat uwe vrouw op reis is?"
Du Tour zag haar loerend aan, met zijne
scherpe grijze oogen en antwoordde op vol
maakt kalmen toon: «Dat is zoo Mevrouw."
«En komt zij spoedig terug," vroeg Cato
weder."
«Dat zal er van afhangen, hoe het haar
bevalt antwoordde de oude met een grijns.
«Zij is," zoo ging hij voort, «naar hare familie
te Brussel, U weet zeker wel, dat mijne vrouw
eene Belgische is, eigentlijk eene Nederland-
sche, want ze is te Maastricht geboren, doch
op jeugdigen leeftijd naar Brussel gegaan."
Hoewel nu du Tour ook deze woorden op
kalmen toon uitsprak, maakten zij toch op
Cato den indruk van leugentaal, vooral de
laatste explicatie, maakten zijn woorden zeer
verdacht.
Een kregel, veel op woede gelijkend gevoel,
maakte zich van Cato meester, maar zij wist
zich te bedwingen.
«Kunt u mij het adres van uw vrouw ook
geven," vroeg zij verder.
«Zeker Mevrouw, met genoegeu," was zijn
beleefd antwoord. Terwijl hij dit zeide rees hij
met moeite overeind, slofte naar een kleine
boekentafel en zocht in een der boeken, ter
wijl hij langzaam de bladen omsloeg, vroeg hij:
«Als ik zoo vrij mag zijn u te vragen, hebt u
mijne vrouw iets bijzonders medetedeelen, of,"
en hij glimlachte, «hebben de dames iets met
elkaar dat ik niet weten mag."
I\rordt vervolgd).