NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
No. 45
Zaterdag 6 Juni 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Bij dit nummer Moort een Bijvoegsel.
VAN WEEK TOT WEEKr
Zijn laatste Toevlucht.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Bijt
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephooinio. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Een laatste woord over den
Kei. Een billijke klacht en
een blijvende waarschuwing.
Nuttige woorden op een pinkster
vergadering. De industrieschool
en een goed woord tot besluit.
Heusch, het is voor het laatst dat
ik over den kei schrijf, want er is
nu genoeg aan getrokken en mee
gesold, wij moeten hem nu maar
rustig laten liggen. Hierover zijn wij
het eens, dat de tweede trekking een
heel aardige nabootsing was van de
eerste in 1661, ook in dit opzicht dat
sde treckelingen niemandt vreemts
d'eer gunden orn mede te helpen
trecken". De magistraat heeft ook nu
zich niet verzet tegen de grap en daar
zal zij geen spijt van hebben zooals
in de 17de eeuw toen zij. om een
eind te maken aan de glossen en
schimpscheuten, alras besloot den
steen van zijn voetstuk te halen en
ter plaatse te begraven, terwijl in een
opwelling van schaamte over liet nietig
bedrijt de bescheiden over den steen
zooveel mogelijk werden vernietigd.
Een steen des aanstoots zal onze kei
wel niet ten tweeden male worden
Men heeft de wederopstelling willen
vergoelijken door te wijzen op de be-
teekenis van den kei uit geologisch
oogpunt, omdat hij in de provincie
Utrecht de grootste is van de uit liet
hooge noorden aangevoerde zwerf
blokken. Heel natuurlijk, zoo tracht
een ieder voor zijn handelingen een
reden te vinden die haar in het oog
van anderen wettigen kan, vooral als
er mee gespot wordt. Of echter die
geologische beteekenis wel zoo hoog
zou geschat zijn. wanneer Eveihard
Meyster de zoogenaamde keikluclit
niet had uitgehaald, dat valt te be
twijfelen. Doch nu geen critiek op de
keitrekking of beschouwingen over de
wijze waarop het geld beter besteed
had kunnen worden, het was in
elk geval een onschuldige pretmakerij
die wat leven bracht in de brouwerij
en een niet ongewenschte afleiding in
onze toch weinig vroolijke dagen. En
dit niet te vergeten menigeen, vooral
uit den handeldrijvanden middenstand
heeft er bij geprofiteerd, en dat was
voor velen het eigenlijke doel van de
lieele klucht.
Nu, dien middelstand moet wat ge
gund, zij hebben het tegenwoordig
hard te verantwoorden. En juist om
dien middelstand ben ik nog even
op den Kei teruggekomen. Een van
de grieven van die lieden is, dat de
betaling van rekeningen door velen
zoo onbehoorlijk lang wordt uitgesteld
Dat crediet geven drukt zoo zwaar,
want zelf moeten ze op tijd betalen.
De oorzaak van dit misbruik is vaak
sleur en slordigheid.
Er zijn rijke menschen of althans
lieden die geld genoeg in kas hebben
en toch een of meer jaien met be
talen ten achter zijn, en nog meer
zijn er die meenen prompte betalers
te zijn, als maar de rekeningen welke
m liet begin des jaars inkomen vóór
het einde, zij liet ook in December,
voldaan worden.
Ging liet altijd nog zoo. ik zou nog
blij zijn, zal rnenig koopman of patroon
denken; dikwijls genoeg zie ik niets
van mijn geld, zelfs niet na jaren, en
van klanten die failliet of dood gaan
valt weinig meer te halen.
Laten de koopers eens denken aan
de drukkende lasten van den middel
stand, zich gewennen om waar het
kan contant te betalen, en zorgen dat
ze zonder schuld sterven, dat wil dus
zeggen geen schulden maken want
doodgaan kan iederen dag gebeuren
en nu wordt wel gezegd dat Dr. Kemp
van New-York het middel gevonden
heeft om dooden te doen herleven,
doch daar heb ik weinig fiducie op.
Zijn methode van zout inspuiten en
lucht inpompen zal meer menschen
uit dan in liet leven helpen en biedt
dus weinig troost aan manende win
keliers.
Maar de kei, dien bijna alle Amers-
foorlers op liuri laatste rit moeten
passeeien, moge een waarschuwing
geven. Te Nijmegen ligt bij de markt
een blauwe steen en daar werd eer
tijds de lijkkist van een nalatigen
betaler neergezet totdat de lamilie de
schulden had vereffend. Als dit gebruik
bij onzen kei gevolgd werd, er zou
bij de Utrechtschepoort weldra geen
doorkomen meer aan zijn. Eenieder
zorge maar, dat de kei zonder schaamte
kan worden voorbij gegaan.
Tot slot van de keiklucht zijn de
Koninginnen den kei komen zien, de
eene om zich te overtuigen waaraan
haar geld besteed is, en de andere
om in een kiekje een herinnering te
behouden aan de grappenmakerij van
hare oolijke Amersfoorters.
En nu ruste de kei op zijn voetstuk
in vrede
Gelukkig voor de trekkers van den
echten bloede dat de thermometer
niet een paar daaen eerder is gaan
rijzen. In de Pinksterwarmte zou het
zwaar werken geweest zijn. Nu, zwaar
werken was tiet voor de heeren die,
inplaats van te vluchten naar zee of
bosch, in die dagen van tropische
hitte opgesloten zaten in rookerige
vergaderlokalen. Maar de Pinkstertijd
is nu eenmaal bestemd voor congressen
en jaarvergaderingen en het is goed
bijeen te komen op en nabij liet feest
van vurige geestdrift en heilige be
zieling, het oogstfeest, liet feest van
het inzamelen der garven, het feest
van jubel en verblijdenis.
In deze dagen dan is ook de jaar
vergadering van het Nut gehouden.
Het belangrijkste in deze vergadering
was misschien de openingsrede van
den voorzitter, den bekenden fabrikant
D. \V. Stork. Gelijk in zoovele Pinkster-
redenen ook daarin een terugblik op
de donkere dagen van April. Naar
aanleiding daarvan wilde hij een en
ander in 't midden brengen over de
verhouding lusschen werkgevers en
werklieden en meer speciaal over de
positie die de eersten in die verhouding
innemen. Of deze rede, gedeeltelijk
een oratio pro domo, bepaald thuis
hooide bij het Nut? Och waarom
niet? Nuttig voor liet algemeen is het
over deze vraag des tijds licht te ont
steken, en zoo iemand dan rnag de
groote industrieel een woordje mee
praten, vooral als hij goede dingen
weet te zeggen. Bijvoorbeeld dit»De
fabrikanten moeten zich beschouwen
als goede rentmeesters over het hun
toevertrouwde goed, en zich wel be
wust zijn, dat zij daarover niet naar
willekeur mogen beschikken, maar
daarbij ook hunne hoogere plichten
als mensch moeten vervullen." Gewis
als alle werkgevers hiervan doordron
gen worden zal de verhouding tot de
werklieden veel verbeteren, en zal
meer gedaan worden tot verhooging
van het stoffelijk en zedelijk levenspeil
van den arbeider.
Ik kan niet nalaten nog een paar
aanhalingen te doen die mij zoo bizon
der juist gezegd en belangrijk voor
komen.
»Er wordt tegenwoordig veel ge
sproken over de rechten van den
mensch, terwijl toch eer. ernstig plichts
besef de eerste voorwaarde mag ge
noemd worden van maatschappelijken
vooruitgang."
«Naar mijne overtuiging moet er
met alle kracht naar gestreefd worden,
dat er opnieuw of althans meer voeling
ontsta tusschen ons en het minder
ontwikkelde deel van het volk."
Dus meer Toynbee-werk, meer be
moeiing van meer gegoeden en beter
ontwikkelden met de onderste klassen
der bevolking. Hiertoe is ook dienstig
een industrieschool, die een belang
rijke plaats bekleedt in het sociale
werk. Wij hopen dat het streven in
deze richting iliuken steun zal vinden
bij den Raad onzer gemeente en dat
de gunstige gelegenheid om een derge
lijke inrichting te vei krijgen niet
ongebruikt zal gelaten worden. Het
is een verblijdend teeken, dat zooveel
vrouwen haar wenschen in dezen heb
ben kenbaar gemaaktals de raads
leden voor dezen zachten drang niet
bezwijken dan komt de nuttige instel
ling er nooit; nu is de gelegenheid
gunstig, men late haar niet voorbijgaan.
«Geestdrift is noodig om iets groots
tot stand te brengen," zei de heer
Stork. Dat onze vroede mannen dit
bedenken, dan komt de industrieschool
er en daarna nog wel meer.
Ik sluit met het woord, waarmede
de belangrijke rede gesloten werd:
sMoge rneer dan in de laatste jaren
helaas het geval was, het geloof in
het ideaal, de geestdrift en de naasten
liefde in ons opgewekt worden en
vooral bij het jongere geslacht de
krachtige drijfveeren worden om mede
te werken aan de zedelijke beschaving,
de ontwikkeling en dus aan het geluk
van ons volk."
Twee Engelsche pleizierreizigers,die
met een jacht een zeiltoch door Fries
land maken, werden dicht bij het
dorp Teroele betrapt door de politie,
wegens li6t zoeken naar eieren van
kieviten enz. in verboden tijd.
Een vreemd geval, toen men elkaar
ontmoette. De Engelschen konden de
veldwachters, dezen de Engelschen
niet verstaan.
Gezamenlijk trok men naar het
dorp Langweer, waar men zich tot
een onderwijzer wendde, die genegen
was als tolk op te treden. Het bleek
nu, dat een der beklaagdenad
vocaat was te Sheffield.
Toen ze gewaarden, waarvan men
hen betichte, ontkenden ze; zij hadden
alleen een kiekje van een nest met
eieren willen maken voor een Ansicht.
Maar men had in den hoed van
den één een kievitsei gevonden en dus
werd tegen beide heeren proces-ver
baal opgemaakt.
Zij trokken er zich niet veel van
aan, trakteerden hunne verbalisanten,
gaven hun adres op en waren zeer
benieuwd hoe deze zaak zal ailoopen.
Natuurlijk krijgen zij te Huil en
Sheffield eene dagvaarding, om te
verschijnen voor het kantongerecht
teLemmer.
Oorspronkelijke Novelle
DOOR
P. TESSELHOFF JR.
17
//Zie eens, zeide hij, over ODgeveer een half
uur zal hij bijkomen doch voor zulks is ge
schied, haal ik even een slaapmilddel van
mijn huis dat hem tot morgen acht uur een
goede rust verzekerd en ik geloof iutusschen
wel dat we met ons allen sterk genoeg zijn
om zonder eenige opschudding de oude dat
drankje te doen genieten."
Ook dat plan werd uitgevoerd.
//Mijn zoon was intijds terug en toen du Tour
ontwaakte, had hij, alvorens te weten wat er
eigenlijk plaats vond, een dosis binnen die al
leszins voldoende kon heeten. Wij legden hem
toen veilig en gemakkelijk op de sopha, ga
ven de meid die ons uitliet een fooi, en ver
lieten zoo geheel ongehinderd het huis.
Mevrouw en ook wij hadden nog juist tijd,
even naar ons huis te rijden om ons van een
en ander en voornamelijk, van geld te voor
zien; aan het station vonden wij elkaar weer.
De andere morgen zeven uur bereikten wij
met ons drieën goed en wel Parijs, Mevrouw
wilde direct naar het adres rijden dat wij
bij du Tour gevonden hadden, doch mijn zoon
en ik raadde haar om het vroege uur, nog
wat geduld te hebben. Mijn zoon wist boven
dien zeker, dat een telegram van du Toui-
niet voor negen uur in Parijs kon zijn.
Wij reden dus naar een Café dicht in de buurt
van het bewuste adres en stapten daar at.
Mevrouw en ook wij wachten daar in groote
spanning, tot ongeveer halfnegen, toen gingen
wij op weg.
Na ongeveer vijf minuten loopens, bevonden
wij ons voor een klein deftig familie-hotel en
traden er binnen. Beeds bij den ingang kwam
ons een kelner doodsbleek en blootshoofd te
gemoet, de zich ijlings verwijderde.
Benige menschen met angstig gelaat, stonden
in de vestibule en spraken met den portier, ook
stormden er een paar met de grootste haast
den trap af.
Wij hadden geen minuut later moeten komen,
Mijnheer van der Linden, zoo onderbrak Jansen
zijn verhaal, luister maar, hij vervolgde:
Wat is hier te doen? vroegen wij drieën
te gelijk: Een krankzinnige, was het antwoord
en op ons verder vragen was het wel op te
merken dat men u bedoelde. Wij wilden naar
boven gaan, doch de portier hield ons terug.
Als uw leven u lief is, blijf hier, riep de
ontstelde man, hij zit in zijn kamer en wil
ieder te lijf die hem nabij komt, alleen zijne
vrouw is bij hem, want zij alleen kan hem in
bedwang houden.
Ik ben zenuw-arts zoo verklaarde mijn zoon
en liet zijn kaartje zien, deze heer en dame
zijn mijne assistenten, wij maken een reis door
Europa om de krankzinnigengestichten te be
zoeken, wij hebben bijna ons leven lang met
krankzinnigen omgegaan, laat ons dus gerust
bij hem.
Gretig nam men dit aanbod aan, het kon
ook niet beter vallen, doch toen men ons wilde
volgen, verklaarde mijn zoon uitdrukkelijk, dat
zulks niet mocht geschieden.
Hier hield de procuratiehouder even op. Paul
lag te luisteren met dikke zweetdroppelen op
het voorhoofd en opengesperde ontstelde oogen,
evenwel smeekte hij Jansen te vervolgen. Deze
gaf dan ook op een wenk van Cato, hieraan
direct gehoor en ging voort:
Wij snelden naar boven, naar de eerste ver
dieping, die men ons als uw verblijf genoemd
had. Mevrouw ging vooruit en opende, zonder
eenige aarzeling of vrees, de ons mede aan-
geduidde kamerdeur. Onmiddelijk traden wij
allen binnen en mijn zoon sloot de deur af.
Wat wij zagen Mijnheer, was wel geschikt om
oningewijden op de vlucht te doen gaan. Gij
zat schrijlings op eene stoel, half ontkleed,
doodsbleek, het haar verward en met woest
rollende oogen.
Tegenover u stond Mevrouw du Tour, geheel
gekleed, u roerloos aanstarend. Zij verschrok
even, toen zij ons ontwaarde, toch wist zij zich
goed te houden en legde de vinger op de lippen,
doch Mevrouw stoorde zich daar niet aan. Zij
liep direct op u toe en legde haar hand op
uw hoofd terwijl zij n bij uw naam noemde.
Gij keek op, zag haar even met verbaasde
oogen aan, toen een diepe luide zucht en
daarna zagen wij u bewusteloos ineen zakken.
Mevrouw du Tour, wel bemerkende dat haar
spel verloren was, wilde stil den aftocht blazen,
doch de gesloten deur belette haar zulks.
Toen wendde zij een zenuwtoeval voor en
begon hevig te gillen, mijn zoon echter legde
terstond zijne baud op hare mond en liet haar
kennis maken met hetzelfde verdoovingsmiddel,
dat ons den weg daarheen gebaand had en
terstond was zij stil als een muisje.
Mijn zoons eerste werk was nu n weder tot
bewustzijn te brengen en hierin slaagde hij
spoedig, dank zij de hulp van Mevrouw.
(Wordt vervolgd).