NIIUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de.Provincie Utrecht. No. 47. Zaterdag 13 Juni 1903 Twee-en-derti^ste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. VAN WEEK TOT WEEL^ FEUILLETON. Zijn laatste Toevlucht. rtscüe ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLaugcstrnat 77. Teiephooiuio. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'h Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Het drama in Servië, wat het ons leert van vorsten en dat het hier zoo kwaad nog niet is. Als een vorst van de onwankelbaar heid van zijn troon zich zeker gevoelde dan was het misschien koning Alexan der van Servië. Pas had hij de grond wet opgeheven en door de vorige vervangen, en de nieuwe Skupschtina, de volksvertegenwoordiging, telde slechts aanhangers der regeering; mooier kon het niet, liet land bleef rustig Wij westerlingen stonden ver baasd, dat zoo'n daad van absolutisme mogelijk was en geduld werd. Het is gebleken dat zij niet geduld is, en de slechts schijnbaar vaste troon is ingestort. Het bericht van het tiagisch einde der Obrenovitch-dynastie is met ont zetting vernomen, maar niemand heeft het verwonderd, de maat was ook meer dan vol. Servië heeft niet veel pleizier gehad van het koningshuis, dat van achter de zwijnen gebracht naar de troon zich nimmer tot konink lijke waardigheid heeft weten te ver hellen. De beide huwelijken van Milan met Nathalie en van Alexander met Draga waren geen schoone voorbeelden voor het volk, en het eigenmachtig optieden van den jongen koning, die 17 jaar oud zijn regenten wegjoeg om zelf de teugels van het bewind in zijn onervaren handen te nemen, zijn staats grepen en inbreuken op de constitutie, dat alles was niet geschikt om eerbied en vertrouwen te wekken. Het spreekt van zelf dat deze ge welddadige oplossing, de moord op het koningspaar, niet goed te keuren of te verontschuldigen is. Het zijn in elk geval een paar jonge menschen- levens die aldus wreedaardig werden afgesneden. Wel heeft men dat be ruchte koningshuis op een allerwreedste wijze voor zijn daden van willekeur doen boeten. Dat had wel kunnen geschieden zonder bloedvergieten en wel niemand zou het kwalijk genomen hebben. Want wil een vorst absoluut heerscher zijn dan mag hij wol een edel en verstandig mensch wezen en hoe zelden komt dat voor onder de koningen die toch ook maar gewone menschenkindereu zijn, wien niets van het menschelijke vreemd is, die ook met menschelijke gebreken behept zijn. Het drama in Servië doet de voor- trellelijkheid van de constitutioneele monarchie weer beter uitkomen. De regeering moet aldus zijn ingericht, dat al komt in de lij der vorsten een minderwaardige voor, liet land er geen schade bij heeft. En bovendienéén mensch is niet bekwaam en steik genoeg om zoo'n groote verantwoor delijkheid te dragen. Deze moet over vele schouders verdeeld worden van mannen die de welvaart van het vader land bedoelen, dan wordt de kans op dwalen geringer. Een werkelijke volks vertegenwoordiging met verantwoor delijke ministers, dat geeft de meeste zekerheid, dat het staatshoofd geen daden van willekeur kan begaan. Wij zijn in ons kleine landje torh maar best af. Wat onlangs in Servië gebeurde, toen de koning, omdat de oppositie te machtig en te lastig werd, eenvoudig de grondwet ophief om zich een volgzame meerderheid te scheppen, zoo iets is gelukkig bij ons ondenk baar Als hier de oppositie in de meer derheid komt, zooals nu drie jaar geleden de cleriealen de meerderheid verwierven, dan wordt haar gezegd: «goed, gij zult regeeren, gij moogt op uw beurt eens toonen wat gij wilt, wat gij kunt Als dat «kunnen" al te zeer tegenvalt komt van zelf een partij aan het roer. Zoo'n constitutioneele regeerings- vorm geeft altijd nog geen waarborg, dat niet inplaats van het algemeen welzijn het belang van een partij of groep gediend wordt. Men denke slechts aan de oorlogen met Spanje, Transvaal en China, waarin de belan gen van een groep geldmannen be trokken waren. Zoolang het geld de wereld regeert zal een strikt recht vaardige regeeiing een ideaal blijv en Vorsten zijn ook menschen, gewone menschen, als we het nog niet wisten heeft Servië het ons kunnen leeren. Alleen wanneer ze als mensch uit- mun'en hebben ze aanspiaak op ach ting en eerbied. Het moet niet noodig zijn lien met een auieool te omgeven en angstvallig hunne majesteit tegen schennis te behoeden Ware majesteit is niet te schenden. Frederik de Groote dacht er goed over; toen zijn aandacht gevestigd werd op een beleedigende spotprent gaf hij last om haar lager te hangen «opdat de menschen de hals niet behoefden uit te rekken." Het is waar, alles heeft zijn grenzen, maar of een minister niet beter zou doen, liet vooi beeld van den grooten koning volgend, met deze koninklijke nonchalance een beleedigende prent voorbij te gaan? Wat? Van Frederik den Grooten wordt ook dit geval verhaald; Ileni werd aangebracht, dat iemand op schande lijke manier over hem sprak. «Wat zegt hij dan?" vroeg de koning. «Sire, hij zegt dingen, welke men voor de ooien des konings niet her halen mag." «Ik moet toch weten, wat hij zegt, opdat ik mijne maatregelen nemen kan. Spreek geiust op!" «Sire, hij bezigt over u uitdruk kingen als tyran, despoot, en dergelijke. Een diepe haat bezielt hem." «Wat is het voor een man?" «Hij heet «Ik vraag niet naar zijn naam," viel do koning snel in, «die kan mij niet schelen, ik wou alleen welen wat hij is." «Hel is een Berlijnsch burger!" «Zijn stand inlerésseei t mij evenmin. Ik wil slechts weten over welke midde len en hulpbronnen hij beschikt. Kan hij tweemaal honderdduizend man op de been brengen?" «O neen, sire, het is een particulier die van een paar duizend gulden rente leeft en verder geen vei mogen heeft." «O, dal geeft mij mijne rust weder. Gij begrijpt, wanneer die man. die klaarblijkelijk niet te best gezind is, legers tegen mij in hot veld kon bren gen, dan moest ik natuurlijk mijn maatregelen nemen. Daar hij evenwel zoo volkomen machteloos is. kan ik hem rustig voort laten schelden." Beter nog was de opvatting van een paar Byzantijnschc keizers, die hun ministers aanschreven: «Spreekt iemand kwaad van onzen persoon of van onze regeering, dan willen wij hem niet bestraffen. Doet hij 'tuil lichtzinnigheid dan is hij te verachten doet hij 't uit dwaasheid, dan is iiij te beklagen is het een kwaadwillige beleediging dan moet men hem ver geven. Gij moet dus die dingen in hun verband tot onze kennis brengen opdat wij de woorden naar de per sonen beoordeelen en overwegen kun nen of wij ze voor de rechlbank brengen dan wel onopgemerkt laten zullen." Dat is wel de juiste opvatting bij Majesteitsschennis. Een regeerend per soon mag evenmin ongestraft belee- digd worden als ieder ander burger, maar aan kritiek behoeft niet de mond gesnoerd te worden. Gelukkig dan leven wij niet in Servië maar in het vrije Nederland, waar het volk zichzelve regeert en eendrachtig zich schaart om een koningin als het symbool van eenheid. Gelukkig wij die voor geen staatsgrepen of inbreu ken op onze rechten hebben te vreezen! Gelukkig de vorstin die kan vertrouwen op de vastigheid van haren troon, omdat hij gesteund wordt door de liefde en het eerbiedig vertrouwen van haar volk Ja, wij Nederlanders zijn ook wel eens ontevreden mopperaars, maar dan is het goed vergelijkingen te maken, want deze vallen doorgaans in het voordeel van ons land uit. KKCLAMES. Ik zal U overtuigen. 'T is toch wel vreerad dat de menschen zoo wantrouwend zijn en wij kunnen het hen toch werkelijk niet kwalijk nemen wanneerde lezers van de dagbladen alles wat hun aan geboden wordt zoo maar niet dadelijk als goeden munt aai^-flejnen. Want het is vele malen voor gc^ómen aat men van een goed vertrouwen misbruik gömaakt heeft en dat men na het eefr en ander van wat zoo aange prezen werd /gekocht had zeer teleurgesteld is geworden, flaar wanneer men zoo dagelijks de attesten ltfest van Uwseigene landgenooten en welke landgenooten somtijds vlak in Uwe nabijheid tronen, zoodat? het U gemakkelijk valt U vaiy de waarheid te overtuigen dan kunt gij er^zeker van zijn dat het aanbevolene ter goeder, trouw genomen kan worden. Zoo had juffrotiw Kreuk, wonenden te H. I. Am bacht C. 8jb Er ook oyer gedacht. Juffrouw KREUK volgens portret. Alvorens ?de Pink Pillen te gebruiken had ze ook de «oodige/inlichtingen omtrent de werkdadigheid v%p dit geneesmiddel inge wonnen. Zij ^vas-'ook twijfelachtig maar de ondervinding is voojr haar de beste leermeeste res geweest en hier wat zij ons uit eigen beweging mede deelt. »Bij dezen betuig ik U mijn liartelijken dank voor de wondervolle genezing die ik dooiy het gebruik Uwer Pink Pillen bekomen heb; Sedert eenigen tijtl was ik lijdende aan hevijre bloedarmoede waardoor ik zeer verzwakte, bij de geringste inspanning was ik dood^lijk vermoeid, alles had ik er reeds voor aange wend en niets tfiocht baten en thans J^an ik U verklaren dat4ik geheel en al herstifld ben en mijn linker prm die ik voorheen-wegens rheumatische pijnen niet gebruikeji kon is thans geheel en al bruikbaar geóforden. Ik kan dan ook niet- nalaten bij dezen nogmaals aan den uitvinde^ mijn innigst^f dank te be tuigen. Prijs f 1.75 de doos; f9.-^fer 6 doozen. Ver krijgbaar bij Snabilié, Steiger, 27, Rotterdam, hoofddepothouder vdói^Néderland en Apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrijgbaar voor Amersfoort en omstreken bij A. VAN DE WEG, drogist, en A. DE VRIES, Kerkstraat 90, Hilversum. Oorspronkelijke Novelle door P. TESSELHOFF Jr. 19 (Slot). PotseE v» verbrak Paul de stilte en zeide Cato ik ben nu volkomen hersteld en bet treu rig avontuur is biermede dan ook ten einde. Een vraag echter die mij vooral in de laatste dagen, nu de gewone kalmte in mij is weder gekeerd, herhaaldelijk op den tong zweefd, moet ik u nog doen. Hoe kondet gij vermoeden dat ik onder de verdervelijke invloed van die vrouw was geraakt en dat zij den macht bad mijne eigene wil krachteloos te maken, hoe hebt gij ooit kun nen merken dat ik haar niet uit vrije wil met mij voerde Ach Paul, antwoordde Cato fluisterend, vraag mij zulks toch niet. Maar hij was met een dergelijk antwoord niet te vreden en drong er op aan, hem mede te deelen waar haar vermoe den op was gegrond geweest. Nu dan sprak Cato eindelijk, ik zal u eene bekentenis doen die naar ik hoop, mij niet in uwe oogen zal vernederen, luister dan. Toen wij nog op ons dorp woonden en gij voor goed thuis kwaarnt, bemerkte ik al spoedig dat de Paul van eertijds niet meer voor mij bestond en ik vermoedde, dat een ander mij uit uw hart had verdrongen. Toen later de Catastrophe plaats vond die u en de uwen tot bedelaars maakte besloot ik alle wrok en ijverzucht, hoe ge het noemen wilt, uit mijn hart te bannen en u in het ge heim met middelen te steunen, om uwe zaak weder voort te kunnen zetten. Dit mislukte echter, de Notaris was niet te brengen voor mijn dertigste jaar of huwelijk een penning behalve de rente van mijn fortuin, uit handen te geven. Hoe gaarne ook, kon ik niet helpen, evenwel gaf ik alle hoop nog niet verloren en zoo besloot ik uwe zuster als middel tot mijn plan te gebruiken. Toen gij mij ten huwelijk vroeg was ik over tuigd dat geen liefde u tot mij voerde, toch even wel aanvaardde ik uwe hand gm u uit uwe netelige toestand te verlossen, tevens nam ik mij vóór uwe liefde te winnen en stelde hier toe alle middelen in het werk waar over wij vrouwen kunnen beschikken. Vijf jaren lang heb ik geen kans voorbij laten gaan dit doel te bereiken, toen die vrouw mij in den weg trad. Ik raadde haar helsche toeleg en verdubbelde mijne waakzaamheid. Ik achtte u tot geen laagheid in staat dus bleef mij niet anders over dan te denken, dat ge het slachtoffer waart geworden van een wel overlegd plan en hierop was mijn geheele ver moeden gebaseerd. En ik zeg u, zoo vervolgde Cato en hare stem klonk ernstig en plechtig, al had ik u wedergevonden, vervallen tot de diepste ellen de, met of zonder uwe schuld, ik zou er niet naar hebben gevraagd, maar even goed getracht hebben u te verlossen. Mijne liefde voor u zou niet verminderd zijn, ja eerder zijn toe genomen. Ik heb u lief met geheel mijn ziel en ben be reid alles voor u op te offeren, gaarne zou ik mijn leven voor u ten offer brengen, om het uwe te redden, als het zijn moest. Begrijpt gij mij nu, waarom ik geen laagheid van u kon en ook niet wilde denken? Cato zweeg, zij waren onwillekeurig stil blij ven staan en Paul die hare hand in de zijne hield gevat voelde de warme tranen op zijne hand droppelen. Dat was dus de vrouw die men hem eens als zijn laatste toevlucht had aangediendt. Nu eerst begreep hij dat, als hij jaren lang had moeten strijden om deze vrouw te bezitten, als hij alles voor haar had moeten ten offer brengen om hare liefde te verwerven, zij die prijs hoe groot ook, ten volle waardig zou zijn. En tevens begreep hij hoe klein hij was, tegen over de verhevene liefde die haar beziel de. Met dit huwelijk, dacht Paul zich te heb ben opgeofferd, maar nu eerst werd het hem duidelijk, dat niet hij, maar zij het offer was. Dat offer had zij gewillig, gebracht, al was zij van te voren overtuigd dat hare warme en edele liefde, slechts met koelheid, of hoogs tens met plichtmatige genegenheid, zou beant woord worden. Maar die zelfde liefde, gaf haar ook een kracht om te strijden, te strijden met enkele wapenen, waarmede zij dan ook eene glo rierijke overwinning behaalde.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1