MIE
ieuws- en. Advertentieblad
voor
rovlncie Utrecht.
FEUILLETON.
No. 73
Zaterdag 12 September 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EIV ZATERDAG.
Bj flit nummer behoort een Bijvoegsel.
BlïlTEN LAN
BINNENLAND.
FLEURETTE.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Teleplioonno. 69.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
De keizer der Sahara.
Reeds meermalen werden in de
bladen berichten ingezonden omtrent
de fantastische plannen van Jacques
Lebaudy, die zich tooide met den
klinkenden naam van Keizer der
Sahara.
Betredende dezen Jacques Lebaudy
deed generaal Maritz aan den ver
slaggever van de »Petit Bieu" de
volgende verklaringen:
Lebaudy's plan is ernstig en prak
tisch.
Nabij Kaap Judy (Sahara) vindt
men groote zandstreken, totaal on
vruchtbaar, welke Lebaudy productief
wil maken.
Door verdragen rnet de inboorlingen
wenscht hij deze terreinen te ktijgen
en er dan een zeestad aan te leggen,
nl een haven, toegankelijk voor
diepgaande schepen, huizen, een hotel
en alles wat deze terreinen bewoon
baar kan maken. Al het noodige om
deze haven te maken is reeds besteld
en wordt reeds gemaakt. Lebaudy
ontkent zich den titel te hebben ge
geven van keizer van de Sahara
noem mij eenvoudig Jacques Lebaudy,
zei hij en niet anders
Emigratie naar Zuid-Afrika.
Uit Kaapstad wordt geschreven:
Allen ambachtslieden, die voor
nemens zijnnaar Z.-Afrika te emigree-
ren, wordt aangeraden nog wat te
wachten, daar het te Kaapstad thans
met arbeid niet beter gesteld is dan
b.v. zes weken geleden. Er is tegen
woordig meer aanbod dan vraag, en
dat is gevaarlijk voor den immigrant.
Men waclite tot onze lente begint
of nog wat langer. Er komen veel te
veel Britsche ambachtslui hierheen.
Kapitein Peary van de marine
der Vereenigde Staten zal in Juli van
het volgend jaar een nieuwe expeditie
naar de Noordpool ondernemen.
Hij vertrekt met een nieuw stoom
schip in de richting van Whale Sound
waar hij een station zal vestigen op
Kaap Sabine en een honderdtal
eskimo's zal inschepen. Van daar zal
hij verder in noordelijke richting gaan
en dan zijn winterkwartier opslaan
i In de maand Februari zal hij weer
scheep gaan in noordelijke richting.
Dan zal een expeditie per ballon voor
uitgaan, gevolgd door een tweede
grootere. Kapitein Peaiy hoopt in
honderd dagen de Noordpool te
bereiken en weer in zijn winterkwar
tier terug te zijn. Do reizigers zullen
sleden gebruiken, getrokken door
honden en zoo licht mogelijk beladen,
terwijl zij zichzelf zoo veel mogelijk
als de eskimo's zullen in rich tenen
dan ook van de diensten dier men-
schen veel gebruik hopen te maken.
President Rooseveld heeft zijn toe
stemming tot deze expeditie gegeven,
die vertrekken zal onder de auspiciën
van de Peary Arcti Club te New-York,
welke club zich belast heeft met
bet verschaflen van de noodige
fondsen.
Uit Dortmund woidt gemeld
dat mej. Diavoline, die te Parijs zoo'n
succes had in de theaters met de
«Looping the loop" Zondagavond in
het Olympia-theater te Dortmund,
waar zij optrad, een verschrikkelijk
ongeluk kreeg. De zaal was overvol
met spanning werd het sensationeele
nummer van den avond verwacht.
Mej. Diavoline stapte in haar auto
mobiel, ging af, doch waarschijnlijk
was de vaart niet groot genoeg, toen zij
het punt bereikte, waar zij met haar
hoofd naar beneden hangt; de auto
mobiel liet althans lus en stortte naar
beneden.
Alle aanwezige tooneelknechts en
artisten bevrijdden onmiddelijk de
ongelukkige automobiliste en brachten
haar bewusteloos naar de garde-robe,
waar zij gelukkig spoedig tot bewust
zijn kwam, en waar door een docter
een schedelbreuk en verschillende
kneuzingen werden geconstateerd.
liet publiek hield zich bijzonder
kalm, eenige dames vielen natuurlijk
flauw. Mej. Diavoline werd naar haar
hotel getransporteerd
Een bericht van Havas' agent
schap luidt: De zaakgelastigde van
Servië, de heer Poppovitsch, verzoekt
ons, op de meest besliste wijze het
valsche bericht van een Londensch
blad tegen te spreken, volgens het
welk een aanslag op Peter I van
Servië zou zijn gepleegd. Dit gerucht
werd door de Fransche Pers verder
verspreid. Niet alleen, daterteNisch
geen aanslag heeft plaats gehad,
maar gedurende zijn geheele reis
werd de koning overal warm toege
juicht en uit alle gemeenten kwamen
talrijke deputaties hem hulde brengen
De zaakgelastigde waarschuwt terzelf
der tijd de Fransche pers tegen de
tendentieuse beiicliten, welke nu on
dan door zekere organen in den
vreemde tegen de nieuwe dynastie
de wereld worden ingezonden.
Van vrij wat meer beteekenis
dan de onderwerping van den Preten
dent-Sultan, eenige maanden geleden,
is de overgave van Panglima Polim
en diens zwager, Radja Keumaia.
De Pretendent-Sulian bezat zelfs
niet meerden schijn van eenige macht,
zoodat zijne onderwerping geen of
weinig invloed had op den gang van
zaken. Nog twee groote figuren uil
dien dertigjarigen worstelstrijd van
het Atjehsche volk tegen ons gezag,
bleven zich verzetten Panglima Polim
en Radja Keumaia, en zoolang dezen
het hoofd niet bogen voor Van tleutsz,
kon er geen sprake van zijn van een
durende pacificatie van Atjeli.
Met Polim in 't veld, had men zich.
hoe hij in 't nauw gebracht mocht
zijn, steeds op min aangename ver
rassingen voor te bereiden. Al was
zijn invloed op de bevolking steik
dalende en waren liet met hein nog
slechts een handje vol getrouwen,
die aan de ruslelooze vervolgingen,
waaraan zij van de zijde van onze
troepen blootstonden, liet hoofd boden,
met een man als Polim bleef het on
waarschijnlijke waarschijnlijk.
Thans is echter ook Polim «au bout
de son latin" gekomen, hij heeft zich
onderworpen en daarmee is liet laat
ste spoor van het georganiseerd ver
zet in Atjeli verdwenen.
De Panglima Polim's aldus is
hun titel als vorsten der XII Moekims
zijn van het begin van den oorlog
af onze meest verbitterde, maar daar
bij ook onze edelste tegenstanders
geweest. Deze XII Moekims waren
langen tijd het brandpunt van het
verzet en het gelukte eerst in 1879
aan generaal Van der Heijden door
te dringen tot Misgit Indrapoeri, de
hoofdpaats van het district.
De Panglima Polim uit die dagen
werd echter door dien slag verre van uit
het veld geslagen. Hij wierp zich op
als bewaker van den tot sultan uit
geroepen Toeankoe Daoed en wist
door het vormen van een priester
partij de gemoederen op te zweepen
tot «den heiligen oorlog" tegen de
Kompanie
Onze regeering verloor haar be
zinning, stapelde de eene fout op
de andere en Polim wist daar met
groot talent partij van te trekken.
Het optreden der Atjehers werd zelfs
van dien aard, dat zij tot binnen
onze geconcentreerde linie drongen,
waar in 1887 meer dan een verwoed
gevecht werd geleverd.
De oude Polirn verdween intnsschen
van het tooneel en werd opgevolgd
door een zijner zonen, die, na een tijd
lang onder voogdij gestaan te hebben
het bestuur der XXII Moekins over
nam, Deze Panglima een waardig
vertegenwoordig van zijn geslacht,
trachtte weder eenheid onder de
Atjehsche hoofden te brengen en
zonder een tegenstander als Van Heutz
u liet hem zonder twijfel gelukt
zij ii.
Vijf jaar lang heeft de strijd tus-
schen de beide mannen geduurd. Ver
dreven uit zijn eigen gebied, vluchtte
hij de bergen in, rusteloos achter
volgd door onze troepen, soms weken
en maanden spoorloos verdwijnend,
inaar ook steeds weer opgezocht en
aangevallen, liet zij hij zich bevond
in de onherbergzame Gajoe-landen of
in de Pirastreek aan do Noordkust.
Zijne moeder en een zijner vrouwen
vielen onze troepen in handen, de
kapitein Colijn en de onder-luitenant
ChristolTel brachten hem zelf steeds
meer in 't nauw en thans in eindelijk
de lang verwachtte tijding gekomen:
Pangli Polim heeft zich overgegeven.
En daaimede is het grootste strui
kelblok voor de algehecle pacificatie
van Atjeli uit den weg geruimd.
Dat het er toch nog niet heele-
maal pluis is, blijkt wel uit liet tele
gram aan de «Telegraaf", waarin ge
meld wordt, dat de infanterie en
marechaussee bij Boratian in een hin
derlaag vielen, waai bij kapitein Van
der Hoeve en 4 militairen gedood
en 23 soldaten gewond werden.
De onthulling van het stand
beeld van Jan van SchalTelaar zal
15 Semptember, 's namiddags om
half twee uur, te Barneveld plaats
hebben. De lieer A. M. Kollewijn Nzn.,
alhier, zal daarbij de feestrede houden.
De perkamenten rol, die in een
looden koker in het voetstuk van het
standbeeld voor Jan van SchalTelaar
ingemetseld zal worden, bevat in Oud-
Hollandsch schrift den volgenden tekst:
«Item in 'tjaer onzes lleeren 1482
op den XVI dach van Julius zijn som
mige ruter van den Rosendael geweest,
ende hebben den toern en de kerk
tot Barnvelt ingenomen, en de horde
was XIX die 't deden, ende die van
Amersfoort, ende die rutters van
Nijckerck toglien voor die kerc kende,
brachten bussen mee en scorten door
den toein ende scotn daar vier of vijf
doot. Die op den -toern waren geheet-
Naak het Engelscii van
HUGH CONWAY.
Daar ik het niet gepast vond, de dienstbode
met de zwakheid harer meesteres bekend te
maken, beloofde ik een drankje te laten bezor
gen en tegen den avond nog eens naar de zieke
te komen zien, en had juist de deurkruk in
de band om mij te verwijderen, toen een jonge
dame zoo overhaast de kamer binnenstormde,
dat zij mij niet eens scheen op te merken. Vóór
ik nog tijd vond, om een -woord te spreken of
of baar ook maar behoorlijk aan te zien, bad
zij zich vóór het bed op te knieën geworpen
en begon bitter te weenen. Ik kon, terwijl
zij vóór bet bed geknield lag, baar gezicht
niet zien, maar ik merkte op, dat zij zwart
baar had en een zeker iets aan baar lieftal
lige gestalte en in bare bewegingen kwam mij
bekend voor.
"O mama! Mijn arme, lieve mama!" riep
zij snikkende. «Zoo is het toch weêr gebeurd
Wat moet ik doen wat moet ik doen!"
Ik naderde bet snikkende meisje, terwijl ik
zeide: «Gij behoeft u niet ongerust te maken,
Mejuffrouw, uw mama zal spoedig weder her
steld zijn."
Zij sprong op, toen zij mijne stem boorde,
draaide zich snel om en zag mij aan.
Vóór mij stond onze verlorene, verdwenene
Fleurette
Fleurette was, dit ontdekte ik in weerwil
van bare droevige opgevondenheid onmidde
lijk, nog altijd het scboone meisje van voor
been. Met uitgestrekte banden trad ik op baar
toe maar zij richtte zich in bare volle
lengte op en wees mij met bet gebaar en de
waardigheid eener kleine keizerin terug.
//Gij hebt dus aan uwe bedreiging uitvoering
gegeven en u op nieuw in mijn privaatieven
ingedrongen!" riep zij. //Vertrekik zal nim
mer weder een woord met u spreken."
«Miss Dorvaux." hernam ik bijna even toor
nig als zij, »uw dienstmeisje zal u zeggen, boe
ik bier gekomen ben, en gij zult zien, dat
ik niet wensebte en bet opzet niet bad, mij
aan u op te dringen. Ik ga nu been, maar
zal tegen den avond terugkomen, om naar
mijne patiënte te zien, en dan zult gij mij,
naar ik hoop, bij de herinneriug aan oude
tijden, een kort onderhoud niet weigeren."
Fleurette wendde zich weder tot bare moe
der en ik verwijderde mij, terwijl zooals
de romanschijvers plegen te zeggen een
stroom van gedachten mij bestormde.
Ik bad Fleurette gevonden had baar
levend en gezond op een afstand van nauwe
lijks een steenworp van mijne woning gevon
den! Wellicht bad zij bier voortdurend ge
leefd, sedert zij Dalebury had verlaten. Maar
wat moest ik nu, nadat ik baar verblijfplaats
bad ontdekt, doen? Ook achter haar geheim
meende ik gekomen te zijn in elk geval
een zeer alledaagseh, prozaïsch, gemeen ge
heim, de dronkenschap der moeder. Eu toch,
wanneer ik bedacht, dat Fleurette bare liefde
en alle uitzicht op een gelukkig leven had
opgegeven, om de zwakheid barer moeder ge
heim te houden, dat zij zich waarschijnlijk
nooit tegen iemand over dit offer bad beklaagd,
dat zij aan de wereld een vroolijk gezicht
bad getoond, om daarachter haar heimelijk
verdriet te verbergen, toen scheen mij onze
kleine Fleurette bijna een groote heldin toe.
Mijn eerste gedachte was, aan John te
telegrapbeeren en hem te berichten, dat en
w£ór ik baar gevonden bad na eenig overleg
achtte ik bet evenwel raadzamer, daarmêe te
wachten, tot ik met het jonge meisje gespro
ken bad.
's Avonds vond ik Fleurette alleen. Zij zag
er erg bleek uit en was zeer treurig en neer
slachtig geheel anders, dan voor drie jaren,
toen zij toornig in bet water was gesprongen,
geheel anders dan 's morgens, toen zij mij zoo
gebiedend en zoo onrechtmatig de deur wees.
Mijn eerste vraag gold den toestand barer
moeder. Het arme meisje werd rood tot achter
de ooren, toen zij mij zeide, dat de patiënte
aan de betere hand was en niet verder door
mij bezocht behoefde te worden. Daarop reikte
zij mij de hand en zeide: //Vergeef mij, als ik
u verzoeken mag, de onbillijke woorden van
heden morgen; maar ik was zoo ontsteld, dat
ik nauwelijks wist, wat ik zeide."
«Daar broeders elkander zeventigmaal zeven
maal moeten vergeven, waarom zouden dan
ook broeders en zusters dat niet doen?" ant
woordde ik.
Fleurette glimlachtte treurig en wanhopend.
«Zeg me, Fleurette," vroeg ik zacht, mij
tegenover baar plaatsende, «zeg mij, of dit de
oorzaak was?"
Zij knikte toestemmend.
«Vei-tel mij alles," ging ik voort. «Hoelang
bestaat het kwaad reeds. Gij kunt n van mijn
geheimhouding even vast verzekerd houden,
als van uwe eigene."
En nu verhaalde Fleurette mij alles. Ik zal
bare woorden hier niet wedergeven, zij waven
zoo liefdevol, zoo toegevend, zoo vergoelijkend.
Wordt verrolgd