Nieuwe Amersfuortsctie Courant
BIJVOEGSEL
ZATERDAG 20 FEBRUARI 1904,
behoorende bij de
van
Drieërlei Macht.
In de vrij goed bezette bovenzaal
van L»e Keizerskroon" hield de heet
J. van Oversteeg, van Amsterdam
gisterenavond een rede over «Drieër
lei Macht" voor Anti-i evolutionnaire
geestverwanten.
De vergadering werd geleid door
den beer Goossen, voorzitter der A
K. Prop. Club »Gioen van Prinste-
ler," welke Prop. Club tot deze ver-
gadeiing bet initiatief had genomen;
zij werd te Itwart over acht met ge
bed geopend.
Daar de heer Van Ooversteeg voor
het gehoor geen onbekende is, vond
de voorzitter inleiding overbodig.
De heer Van Oversteeg begon zijn
rede met te zeggen, dat ongetwijfeld
allen zich de overwinning herinneren,
bij de in 1901 gehouden verkiezing
door de kerkelijke partijen behaald.
Toen bij het bekend worden van
den uilslag dier verkiezingen een
aantal propagandisten, die aan de
verkiezings-campagne hadden deelge
nomen, zich opmaakten om Dr. Kuy-
per een ovatio te brengen, sprak deze
bij de aanvaarding dier hulde van af
de stoep zijner woning te Amsterdam
tot de verzamelde, enthousiaste me
nigte o. m. deze woorden: «Denaam
Gods heeft gezegevierd in Nedeiland."
Deze woorden hebben in de Pers
zeer veel aanleiding gegeven tot cii-
tiek, en iooial het Handelsblad toonde
zich niets gesticht over die uitdruk
king.
Spr. voelt echter steeds veel lust
de verdediging dier woorden op zich
te nemen.
Hij die vei kiezing waren wij ter
stembus opgegaan, om, zooals de
voorzitter der Depulaten-vergadering
het beeft uitgedrukt, te «volharden
bij ons Ideaal."
Dat Ideaal was niet anders dan de
vernieuwing, versterking, bevestiging
van ilen band, die het Nederlandsehe
Volk, als burgergemeenschap, moet
blijven verbinden aan der Vaderen God.
Dat was voor elk goed Christen den
inzet, waarom liet ging, al ontkent
spr. niet, dat er in de hitte van den
strijd woorden gezegd zijn, die niet,
althans niet zóó moesten geuit zijn.
en dat onder de duizenden, niet bon-
derden zijn geweest, die meer het
practisch dan het geestelijk doel voor
ongeil hadden Doch evenmin als men
de temperatuur alnïeet niet naar de ge
voeligheid van een zekei individu, doch
me t een constanL werktuig, de thermo
meter, zóó moet men de temperatuur
en den aard van dien strijd niet toetsen
aan de gedragingen van dezen ofgenen,
doch tot richtsnoer nemen de leidende
gedachte der partijdagen en de mee
ningen der eminente leiders; slechts
dan kan men zekerheid hebben een
getrouwe afspiegeling der partijmee-
ning te hebben.
Spr. brongt dit in herinnering omdat
het, waar. het uil den aard der zaak
meer op den weg der prop.-club ligt
do beginselen te bespreken, aan de
kiesvereenigingenden practischen strijd
overlatend, toch zulk een goed idee
is, eens bet verband tusschen beginsel
en practijk onder de oogen te zien.
Maar al te vaak wordt gezegd:
«Wat hebben wij eigenlijk er aan,
nu hebben wij de heeren op het kussen
gebracht en laten zij ons lluiten."
Tot dezulken zegt spr.: «Wat gij
er aan hebt? gij hebt, geschaard onder
de leuze «Volharden bij ons Ideaal",
medegewei kt tot de hernieuwing, ver
sterking en bekrachtiging op politiek
terrein van den baud, die er tusschen
ons volk en der Vaderen God bestaat
en bevestigd moet blijven.
Dit sluit natuurlijk geenszins uit,
dat wij niet mogen nagaan wat door
het ministerie, hetwelk door ons is op
het kussen gebracht, wordt venicht.
Het gebeurt echter wel meer, dat
men iemand eigens gebiarht heeft
waar hij toch liever niet wil zijn.
Dit moeten wij bij de beootdeeling
van ons ministerie wel in 't oog
houden.
Vóór de verkiezing van 1901 was
door geen dér kerkelijke partijen
eenige afspraak gemaakt omtrent eene
ie volgen gedragslijn.
Hetgeen als gevolg der verkiezing
tot stand kwam, was minder door
de leiders dan door de kiezers in het
leven geroepen. Dat koopje was den
«-
heeren door de kiezers bezorgd.
De bedoeling der kiezers daarbij
was krachtig te getuigen tegen de
evolutie, tegen de verloochening der
Ordonantiën Gods in het staatkundig
leven.
Hoe zoo'n ministerie eigenlijk ge
vormd wordt gaat ons minder aan,
de zaak is dat wij een ministerie
hebben, hetwelk doordrongen is van
de noodzakelijkheid, dat de kein van
ons staatknndig leven geen andere zij
dan het Woord Gods.
Was het zoo noodig, dat die over
tuiging werd gedemonstreerd.
Inderdaad voelen wij, dat bet zóó
niet langer kon gaan, wij gevoelden
de profetie van Groen van Prinsterer,
waarin deze zoo scherpzinnig opmerkt,
dat het conservatisme voert tot het
liberalisme en dit zich niet redden
kan, maar zal uitloopen in radicalisme,
hetwelk gedrongen wordt naar het
socialisme, dat zich aan het anar
chisme moet gevangen geven.
Dit is in het voorjaar van bet
vorige jaar duidelijk gebleken.
Meent niet dat het 's heeien Troel-
stia's of Oudegeesl's bedoeling was
dat de werkstaking moest uitbreken,
doch en dit vooral is gebleken bij
de werkstaking in tweede instantie
de leiding berustte bij den mail in
Hilversum, zij hadden de teugels moe
ten overgeven aan Domela Nieuwen-
huys.
(Jok is het duidelijk gebleken bij
de discussiën in de Tweede Kamer,
dat, zoodra het er op aan kwam zich
tegen de huidige regeering te verzet
ten, alle heeren dan één toonaard
zingen.
Zoo bij de discussiën over de Hoo-
ger onderwijswet, die thans wordt
behandeld.
Men zou zoo zeggen, dat die be
handeling, met de praktijk der Lager-
onderwijswet voor oogen, niet zooveel
om het lijf moest hebben.
Willen die amechtige Joden, Hoo-
gescliooltje spelen, welnu laat hen
hun gang gaan wij hebben immers
nog vier universiteiten, die toch wel
in staat zijn te waken dat de weten
schap niet naar beneden wordt gehaald.
De vrees voor dat naar beneden
halen der wetenschap, zooals die dooi
de tegenstanders wordt gekoesterd,
getuigd niet van sterk op de beenen
staan, 'l Gaat met hen als met den
financier, die behalve Russische sporen
en Japanners ook de noodige Ame-
rikaantjes heeft. Al zijn de Russen
wat minder willig, hem wordt geen
schrik aangejaagd door 't eerste mik-
makje, en hij voelt zich veilig bij zijn
Japansche of Amerikaansche pa
piertjes.
Waartoe die vrees, er is toch niet
andeis aan de hand dan de voort
zetting van het werk van 1878.
Dat wordt uit het oog veiloren:;
en het is opmerkelijk van wat grove
onkunde de Liberale Pers, die zich
nu duchtig roert, blijken geeft Zij
uiten zelfs de vrees dat er een aparte
kaste van menschen zal gevormd
worden.
Alsof niet reeds bij de wet van 1878
een Koninklijk goedgekeurde veree-
niging liet recht heeft gymnasia en
universiteiten in te richten.
Hebben wij dan niet, zoowel als de
Katholieken, onze vrije gymnasia's met
jus promovendi? En nu kan men in
bet Handelsblad lezen, dat er vrije
gymnasia zullen opgericht worden.
Men vreest dat do Wetenschap zal
worden ondermijnd door het Geloof.
Men heeft spr. wel eens toegevoegd,
dat hij verkeerd deed met te gelooven.
Beter achtte men liet te leven uit de
Wetenschap. Och, zei spr. dan, kijk
dat is toch zoowat hetzelfde, al is
't geheel iets anders.
Ik geloof, dat ik't weet, en ik weet,
dat ik 't geloofd, en gij maakt u zelf
maar wijs dat ge de wetenschap hebt.
Wat is eigenlijk wetenschap, wat
een hoogleeraar Prof. v. d. Vlugt
beweerde, dat de ware wetenschap
doceerde, wat door deze Roomsche
en die Roomsche autoriteit was gezegd
en daarbij gevoegd zijn eigen opinie.
Dat was heusche wetenschap. Zeker
dat laatste, wil spreker ondeugend
vragen.
Wetenschap is dus alles wat je zoo
weet en niet weet, en waarvan je weet
of niet weet dat je 't weet, hoe je
't weet, waarom je 't weet en of je
't eigenlijk wel weten kunt.
Dat is geen spotternij, maar een
versihi ikkelijke waarheid, te nood
lottige!', omdat wij menschen zijn, die
zich steeds ergens aan moeten vast
klampen waaraan wij gelooven of wat
wij mecnen te weten.
De weterij als de wetenschap van
Prof. v. d. Vlugt is niet anders dan
het pure heidendom. Want er is toch
geen essentieel verschil tusschen het
knielen voor een door mijn banden
gemaakten god en hel aanbidden van
een god, die mijn hersens gefabriceerd
hebben.
Hij moge hoog beschaafd zijn, de
man die zweert bij de wetenschap,
hij is toch een beiden. Wij zullen hein
met buiten de gemeenschap zetten,
maar zoodra hij zegt: «Ik geloof niet
in de Openbaring", dan zeg ik »ik
wel, en ik geloof ook, ook gij wel"
en zegt hij «neen" dan antwoord ik
hem «dan geloof je je zelf niet."
Zij komen dan met mooie deugden
aandragen, als gerechtigheid, enz.;
en dat zijn er met een vrooin gemoed,
heusch de besten onder hen. Zelfs
zijn er onder lien, die met God om
zoo maar eens te noemen uit den
Bijbel zeer nauw wensehen te leven.
En zij getuigen dan: «Gods vei bor
gen omgang vindt de ziel waar de
vreeze in woont."
Ja, maar dat wordt niet gevraagd.
De verborgen omgang vinden wij in
de binnenkamer, maar als toets voor
ons staatkundig leven hebben wij
den geopenbaarden wil Gods noodig
Spr. wil niet die «riobelsten" dis
qualificeeren maar hem staat het
vast: waar Christemdom staat contra
liet Heidendom, daar vindt de Christe
lijke idee tegenover zich het satanisch
beginsel van het anarchisme.
Dat is niet te boud gespioken. Wij
kunnen niet luisteren naar de lok
stem van het socialisme als dal roept
«kom, bij mij kunt ge gelooven wat
ge wilt," omdat wij geen weg wen
sehen te bewandelen, die niet is af
gebakend door de Openbaring Gods.
Spr. herhaald, dat bij de beoor
deeling van eenig beginsel niet de
meening van een of ander losloopend
partijganger, doch de toongevers moe
ten worden geraadpleegd.
En wat zegt Bakouuin van het
anarchisme
«Wij zijn da partij van Satan. Wat
wil die duivel? Die duivel wil alle
politieke quaesties ondergeschikt doen
blijven aan. de economische eischeri.
Tegen den hemelschen despoot moe
ten wij stellen de partij van den
Satan, die de geestelijke chef is van
alle vroegere, tegenwooidige en toe
komstige revolutionnairen.
De duivel is de schepper der vrij
heid; hem moeten wij in 't lijf hebben
Wij zien hieruit aldus spr.
reeds voldoende wat onze taak is.
Onze tegenstanders vinden ons
dus tegenover zich, op grond onzer
belijdenis. Nu doet zich tengevolge
hel »feil der zonde' de eigenaardig
heid voor, dat wij dikwijls niet kun
nen bewijzen of verklaren die hande
lingen, die wij doen louter omdat
God het wil. Wanneer wij bijv. aan
Prof. v. d Vlugt zeggen: «Recht
moet gaan boven Wil", dan is op het
«waarom" onmogelijk antwoord te
geven.
Dat is «waarheid" en die gevoelen
wij uit God, doch als wij die konden
bewijzen, dan hadden wij de waarheid
en waren aan God gelijk.
Anderen roepen: «wij strijden voor
een menschwaardig bestaan." Wat
is dat: De een wil vrijheid, de ander
zegt: geef brood, want met vrijheid
krijg ik mijn maag niet gevuld.
Iemand die hem dat antwoord gaf,
vroeg spr. O, geeft gij om uw vrijheid
niet, welnu dan weet ik aan uw eischen
nopens het menschwaardig bestaan
wel te voldoen. Gij hoort thuis in
een gevangenis, want daar hebt gij
voldoende maagvulling.
De Christen heeft noch nieuwer-
wetsche, noch ouderwetsclie begin
selen, doch de eeuwige grondgedachte
als richtsnoer: Ik geloof in God den
Vader, Schepper des Hemels en der
Aarde. Dat geloof is zijn baken in
de Huiskamer, op de School, in de
Maatschappij, in de kerk.
Waarom gelooven wij? Wel omdat
wij niet anders kunnen, ter oorzake
'onzer menschelijke natuur. Wij kun
nen daarover niets bewijzen of ver
klaren, wij moeten gelooven.
Immers, wij gevoelen God den Schep
per te moeten noemen.
Wat is scheppen. Iets maken uit
niets. Nu snapt ge liet zeker?!
Wij kunnen trachten er dieper iti
te komen, doch het resultaat van dat
trachten is niet anders, dan dal wij
het heerlijker gaan vinden, maar
tegelijkertijd ook wondeilijker. Met
da Costa zeggen wij, dat God bet is,
die alles uit, maar ook terug kan
halen.
«Gij zijt de Zon des Zijns,
Wij Uw vergangbaie stralen."
De Schepper is eigenaar in den
absoluten zin van 't weord.
Omdat God, Eigenaar is daarom is
ook Hij absoluut souveiuiti.
Daarin ligt het beginsel van de
Souvereiniteit Gods over alles wat
leeft en ademt.
Daarom ook kunnen wij op geen
enkel terrein hen volgen, van wie wij
weten, dat zij de wet Gods miskennen
God, als eigenaar der Souvcreiniteit
heelt aan de menschen souvereiniteits-
niaclit geschonken. Wat is logischer
dan dat de mensch die macht moet
aanwenden overeenkomstig den wil
van God, overeenkomstig Zfin ordon
nantiën.
De mensch lie.-ft de souvereiniteit
verloren.
Waardooi Da Costa zingt:
«Op der bodem aller kwalen
Ligt der Menschen Zondeschuld."
Indien wij niet gelooven in het «feit
der zonde", dan staan wij zwak, of
juister, met de aecepteering van dat
beginsel staat of valt onze idee.
Om nu toch den mensch de gelegen
heid te geven, goed te maken wat hij
heeft bedorven door zijn zondeschuld,
heeft God hem eene andere macht
gegeven- De Ouderlijke Macht.
Alvorens over die macht nader te
spreken, moet spr. wijzen op het
eigenaardig feit, dat de mensch die
macht heeft, steeds op machtsuitbrei
ding bedacht is.
De ouderlijke macht is door de men
schen misbruikt en als aequivalent
legen die ouderlijke macht, als intoom-
tiouder daarvan, schonk God de wereld
de overheidsmacht. Zij is de regula
teur. En als behoersctier dier beide
machten en om de zonde in den mensch
zelf te bestlijden en weg te nemen
schonk God een derde macht: De
macht van Christus en Zijn Kerk.
Een bewijs dal de machtsdragers
er steeds op uit zijn op een anders
machtsgebied te komen, ligt in de
geschiedenis.
Zoo kroonde de kerk vorsten, de
regenten meenden in de kerk do wet
te kunnen stellen.
Die zucht tot machtsuitbreiding
schijnt onbegrensd en onbeviedigbaar,
want toen een wereldveioveraar de
geheele wereld overwonnen had, toen
klaagde hij er over, dat er nog niet
een klein wereldje was om te over
winnen.
Spr. zal thans meer spreken over
de ouderlijke- en over de overheids
macht.
Van die klingen willen zij, die bui
ten de Openbaring staan, niets we
ten. Doch wij willen niet de liberale
leer van «een hoop zielen op een
stuk grond."
God gaf ons die twee machten
opdat wij weer gelukkig kunnen
leven, zoo goed en zoo kwaad als dat
gaat. Daarom moeten de ouderlijke
en de overheidsmacht naast en in
elkaar voortwei ken. Maar daarbij
rrioet voortdurend gewaakt worden
dat de beide machten niet elkanders
terrein overschrijden. Dat is dan ook
de voortdurende strijd de zorg dat
de overheid niet ingrijpt in de ouder
lijke macht.
Wij kunnen niet de maatschappij
negeeren. Wij moeten naar het
stadhuis om te trouwen. Dat mag
de overheid eischen. Doch de over
heid trouwt ons niet, maar wij trou
wen zelve en de overheid kan dat
slechts noteeren, evengoed als de
oierheid slechts kan registreeren het
feit dat een kind geboren is. Aan
het feit zelfs kan zij niets toe of af
doen. De overheid geeft immers ook
niet het recht om te sterven.
De overheid is gehouden met de
natuur van den mensch tekening te
houden, rekening te houden met de
eischen van den inensch als mensch
Wij zijn tegen de Leerplichtwet
en tegen de openbare school, niet
omdat wij tegen de leerplicht en te
gen onderwijs zijn, maar omdat wij
niet dulden een ingrijpen der overheid
in onze ouderlijke macht.
Het is niet anders dan gemakzucht
van de menschen, dat zij van die
staatszorg gebruik maken, dat zij
haar vrijwillig toelaten in hun machts
gebied de wet te stellen.
Eerst wanneer de overheid zoover
gevorderd is, dat het ons te benauwd
wordt, dan gaan wij wakker worden.
Nu is daarvoor wel de Staat niet ge
rechtigd om op een terrein in te
grijpen, waarop zij met thuis hoort,
maar wij moeten niet vergeten, dat
boe meer zulks gebeurd, des te meer
wij dan ook bewijs van slapheid geven.
Hier heldt liet: Wie zich tegen de
overheid wil vrijwaren die slaat zelf
naar de hand aan den ploeg; dat is
over anti-revolutionnair, doch ook een
puur uienschelijk beginsel.
Is niet de geheele opvoeding een
opleiden tot zelfstandig handelen, zóó
dat wij tot de Staat kunnen zeggen
als Diogenens tot een Vorst, die hem
vroeg: wat kan ik voor je doen.
Diogenes antwoordde: «Toe ga
een beetje op zei, je slaat me in de
zon." Wij moeton de overheidsmacht
dus slechts als een aanvulling be
schouwen
Wij moeten wel aandacht hebben
voor het feit, dat de taak van de
Oveiheidsmacht niet geheel in wezen
overeenkomt met die der Ouderlijke
macht. De eene is straffer, de andere
tuchtigt. De Ouderlijke macht als
tuchtiger is geen wreker van het
kwaad.
Men denke aan een vader met eeO
sabel en een politieagent op pantof
fels. Men voelt het onlogische daar in.
Toch is ook hier de natuur sterker
dan de leer. Zoo vragen de Am-
sterdamsche openbare onderwijzers
weer invoering van lichamelijke be
straffing.
Toch moeten ouders wel eens straf
fen; maar dan is het omdat God het
wil. Zij doen het uit den aard der
zaak noode.
De grondidee der Overheid daar
entegen is het zwaard. Slechts de
Overheid heeft het recht aan den
lijve te straffen. Zij heeft het recht
van doodstraf. Wij vorderen dat
recht voor de Overheid op, niet om
dat wij zoo gaarne iemand zien han
gen, maar omdat het is overeenkom
stig Gods bevel.
Een ander attribuut der Overheid
is de plicht het geheele volk te be
schermen tegenover elk ander. Van
daar het recht van ooi log, het recht
tot het houden van een legermacht.
Opmorkelijk is het dat zij die niet uit
de Openbaring hun gedrag afleiden,
hoe langer hoe anti-militaristischer
worden.
Men verwijt ons liever 7 millioen
aan snelvuurkanonnen uit te geven,
dan een half millioen voor kleeding
van het arme schoolkind. Doch men
beoordeelt onjuist.
Wij eischen, dat de Overheid earst
voor snelvuurgeschut zorgt, omdat dat
haar plicht is.
Kindervoeding is een ouderlijke
plicht en slechts als politie mag de
Slaat in die kleeding en voeding voor
zien, wil zij op eigen terrein blijven.
Het is niet de taak der Overheid,
datgene wat Troelstra haar volgens
den Bijbel in de schoenen wou schrij
ven.
Troelstra meende dat de Overheid
de rijken van de centen moest ver
lossen, omdat het den rijke zwaar is
het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Het is de slordigheid onzer harten,
die ons op een verkeerden weg ge
voerd heeft, waarom nu de Staat moet
zorgen voor armenzorg, pensioneering,
onderwijs, enz.
Maar men ziet bij ongevallenwet
en pensioenwet in, evenals bij iederen
wet die door een Christelijko regee
ring zal worden opgezet, dat aan het
particulier initiatief de gelegenheid
wordt gegeven zélf de taak, die
de overheid heeft overgenomen van
bet ouderlijke machtsterrein, uit te
voeren.
Vandaar dan ook dat minister
Kuyper in de memorie van Toelich
ting tot do arbeidswet zegt liever te
hebben gezien, dat de arbeid zelf
datgene regelde wat thans noodge
dwongen de overheid moet doen.
Het Handelsblad weeklaagt echter
en schreeuwt, dat wij worden terug
gevoerd naar den lijd der gilden.
Hoe houden oveiheids- en ouder
lijke macht zich elkaar van 't lijf.
De overheid kan dat doen door het
zwaard.
De ouderlijke macht kan dat slechs
negatief bewerkstelligen.
De overheid heeft geen cent. De
burgerij moet haar die verschaffen
door de belasting.
Onze vertegenwoordiging gaat na
of dat geld goed wordt besteed en
bepaald er de hoeveelheid van. Van
daar telken jare de begrooting.
Eigenaardig is het dat daarvan zich
eigenlijk zoo weinig menschen be
wust zijn.
Zelfs hoort men afgevaardigden
zeggen
M. de Voorz. ik heb voor die zaak
een warm en ruim hart en wil gaarne
voor die zaak belangrijke sommen
uit de staatskas geven. Wat is dat
anders dan uit de particulieren por-
temounaies van het Volk.
Er zijn tal van menschen, die mee-
nen dat in de politiek niets geeste
lijks zit. Maar uit het voorgaande
zal voldoende gebleken zijn welke
goddelijke roeping wij Jiebben te ver
vullen. God beeft de Overheid d*