versiering der stad.
De heer van Esveld maakte nog de
opmerking dat jaar op jaar aanvragen
worden gedaan. Waar moet dat heen
als men maar blijft inwilligen. Er
moet geprotesteerd worden tegen de
totstandkoming van die soort brugjes
De heer Kleber gaf den heer van
Esveld in overweging, dan een voorstel
te doen om voortaan geen enkele brug
meer toe te staan, teneinde het al of
niet toestaan niet aan de schomme
lingen van den Haad te doen afhangen.
De voorzitter merkte nog op dat
elk geval afzonderlijk kan worden
behandeld.
Het voorstel van B en W. werd
aangenomen met 12 tegen 3 stemmen.
Tegen slemden de heeren Heyligers,
van Esveld en van Eek.
2. Voorstel inzake de verpachting
van standplaatsen tijdens de jaarmarkt
1904.
In hoofdzaak is het besluit van 4
Februari 1903 gevolgd, met in acht
neming van het dislocatie-plan, waar
aan reeds 's Raads goedkeuring werd
gehecht.
De voorgenomen tijdelijke onttrek
king aan den openbaren dienst is ter
algemeene kennis gebracht.
Nadat op een desbetreffende vraag
van den heer Oosterveen door den
voorzitter was toegelicht dat het
dislocatieplan werkelijk was vastge
houden, doch dat de overige stand
plaatsen niet aan den openbaren dienst
worden onttrokken, wordt z. h. st
besloten
A. Gedurende het tijdvak van 19
October tot 2 November 1904 aan
den openbaren dienst te onttrekken
een oppervlakte van 550 M1. op dan Hof.
t a 150 a a da Groenm.
c. a a a 400 a a a Appelm.
a a a 250 a a den Hof.
e. a a a 70 a a a a
f. a a a 50 a a de Varkensm.
g. a a a 30 a a a Groenm.
h. a a a 30 a a a a
i. a a a 180 a a den Hof.
j. a a a 180 a a a a
k. a a a GO a a da Varkensm.
I. a a a 120 a a den Hof.
m. a a a 150 a a a a
B. Burgemeester en Wethouders te
machtigen
1«. tot onderhandsche verpachting
dier terreinen voor gemeld tijdperk,
en wel
dat sub. a. voor minstens f2500
a a 6. a a - 250
a a c. a a - 175
a a d. a a - 175
a a e. a a -35
a a f. a a 60
a a p. a a 30
a a A. a a -30
a at. a a - 175
a a J. a a - 175
a a A. a a 40
a a f. a a 60
a a m. a a 80
2*. tot openbare verpachting dier
lerieinen voor gemeld tijdvak, voor
het geval geen aanbiedingen voor één
of meer der standplaasten tot het
sub 1 rvermelde bedrag, vóór het door
Burgemeester en Wethouders te be
palen tijdstip worden ontvangen.
3. Voorstel tot vaststelling eener
Verordening op de Banken van lee
ning en de Huizen van verkoop met
recht van wederinkoop.
Nadat in de Raadsvergadering van
23 September 1889 tot opheffing-der
Gemeentelijke Bank van leening was
besloten, is hier door particulieren
een Bank van leening opgericht welke,
voorzoover B. en W. kunnen nagaan,
nimmer tot eenige klacht heeft aan
leiding gegeven.
Sedert de strafbepalingen tegen het
oprichten van Banken van leening,
oorspronkelijk voorkomende in de Wet
van 16 Pluviose an XII en later
overgenomen in art. 411 van het oude
Wetboek van Strafrecht, (Code Pènal),
zijn vervallen, staat het aan particu
lieren vrij, dergelijke banken op te
richten en te exploiteeren, tenzij bij
Gemeentelijke verordening hieromtrent
voorschriften zijn gegeven.
Nu onlangs weder een dergelijk»
inrichting alhier is opgericht, komt
het B. en W. wenschelijk voor, de
mogelijkheid van controle te openen,
evenals zulks in andere Gemeenten
is geschied.
ff en W. stellen nu eene veror
dening voor, waarin in hoofdzaak het
volgende bepaald wordt.
leder, die eene Bank van leening
of een Huis van verkoop met recht
van wederinkoop opricht, verplaatst
of overneemt, is verplicht, vooraf van
zijn voornemen schriftelijk kennis te
geven aan Burgemeester en Wothou-
ders, met nauwkeurige opgaaf:
1°. van de plaats, waar de inrich
ting woidt of is gevestigd;
2». van de tarieven der gevorderde
rente, berekend per dag, per week
en per maand
3». van de termijnen, waarbinnen
de inlossing of de wederinkoop moet
plaats hebben;
4°. van de termijnen, waarbinnen
na den dag, waarop de schuld invor
derbaar is, de goederen tegen betaling
van het verschuldigde, en na den Ver
koop der beleende goederen, de op
brengst, na aftrek vau de hoofdsom
en rente, alsnog ter beschikking der
beleeners blijven;
5°. of, en zoo ja, bij welke maat
schappij de voorwerpen ten bate der
inbrengers zijn verzekerd
6°. van alle andcie voorwaarden,
welke aan de overeenkomsten van
beleening of van verkoop met recht
van wederinkoop als iegel verbon
den zijn.
Deze opgaven moeten bij de uit
oefening van het bedrijf stipt worden
in acht genomen en mogen zonder
voorafgaande kennisgeving aan Bur
gemeester en Wethouders niet wor
den gewijzigd of ter zijde gesteld.
Zij worden door den ondernemer
openlijk bekend gemaakt in een of
meer Couranten der Gemeente vóór
den aanvang van elk bedrijf en voorts
in de maand Januari van elk jaar;
zij moesten duidelijk leesbaar aange
plakt of opgehangen zijn in het kan
toor der inrichting, alsmede aan de
buitenzijde van den ingang.
Voorts bevat de verordening de
verplichting om een register, waarvan
de bladen doorloopend genommerd
zijn, aan te leggen en nauwkeurig bij
te houden, waarin elke beleening of
verkoop onder een afzonderlijk volg
nummer in regelmatige volgorde wordt
opgeteekend met vermelding van
1°. naam en woonplaats van den
beleener of verkooper;
2°. aard en omschrijving van het
beleende of verkochte voorwerp;
3°. het bedrag van het geleende
of de betaalde som.
4". den bedongen interest;
5°. den termijn van inlossing en
wederinkoop;
Co. elke inlossing of wederinkoop
zelf, welke achter het betrokken pand
wordt aangeteekend.
De heer Hamers verzocht verzending
naar de afdeelingen op grond dat er
in deze verordening naar zijn meening
iets onbillijks ligt voor de tegenwoor
dige Bank van Leening, die nimmer,
zooals B. en W. opmerken, tot klachten
aanleiding heeft gegeven.
De heer Kleber steunde dit verzoek,
doch niet op de gronden door den
heer Hamers aangegeven, maar omdat
z. i. verordeningen eerst in de afdee
lingen behooren behandeld te worden.
B. en W. nemen dit verzoek over
zoodat dit ontwerp naar de afdeelingen
werd verzonden.
Van elke beleening of van eiken
vei koop met recht van wederinkoop
moet door of van wege den onder
nemer eon onderleekend en gedagtee-
kend bewijs, in den vorm van uit
treksel uit het in art. 4 vermeld register,
aan den beleener of verkooper afge
geven worden.
Het is verboden
a. goederen in onderpand of koop
aan te nemen uit handen van een
minderjarige beneden den leeftijd van
negentien jaren, van een beschonkene
of van een persoon, die blijkt geeft
van gekrenkte geestvermogens.
b. de beleende of verkochte goederen
terug te geven aan een anderen per
soon dan aan hem, die deze goedoren
heeft beleend of verkocht, hetzij het
beleeningsbewijs op wettige wijze aan
een ander is overgedragen of ten doel
gevallen
c. de beleeningsbewijzen in belee
ning te nemen.
Voorts bevat de verordening een
aantal bepalingen en voorschriften
waardoor het der politie mogelijk
wordt gemaakt aan de richtige uit
voering der verordening de hand te
houden.
Overtreding der voorschriften wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste
zes dagen of geldboeten van ten hoogste
vijf en twintig gulden.
4. Request van de onderwijzeres der
Openbare Lagere School (Koning
straat) A. P. Kleij met adviezen.
Mejuffrouw Kleij heeft zich tot den
raad gericht met het verzoek om te
haren opzichte wel zoodanige maat
regelen te willen nemen, als noodig
zijn, met de daarbij gevoegde medische
verklaring van den gemeente-genees
heer J. W. Jorissen, inhoudende, dat
hare gezondheidstoestand haar niet
geschikt meer maakt tot het geven
van onderwijs.
Bij Raadsbesluit van 24 November
1.1. werd haar drie maanden verlof
verleend, ingaande 1 December 1.1.
welk verlof bij Raadsbesluit van 1
Maart 1.1. tot 1 Mei 1.1. is verleend.
Onder bijvoeging van het desbe
treffend advies van den Arrondisse-
ments-schoolopziener, waaraan B. en
W. zich refereeren, stellen zij den
Raad voor om requestrante krachtens
artikel 29 sub c der Wet van den
17 Augustus 1878 (Staatsblad no 127)
tot regeling van het Lager onderwijs
(later gewijzigd) wijl bare gezond
heidstoestand haar niet meer geschikt
maakt voor het geven van onderwijs,
eervol ontslag te verleenen op grond
van lichaamsgebreken als onderwijze
res met ingang van 1 Juni 1904.
5. Request van E C. J. Kuyperin
zake de levering van Raadsverslagen,
met advies.
De heer van Eek merkte op dat het
hem wenschelijk voorkomt dit request
eerst in de afdeelingen te behandelen.
B. en W. hebben daartegen geen
bezwaar zoodat liet naar de afdeelingen
werd verzonden.
6. Ontwerp-besluit tot nadere af- en
overschrijving van posten op de Ge-
meentebegrooting, dienst 1903.
Z. d. en z. h. st. goedgekeurd.
7. Advies der reclame-commissie ten
aanzien van bezwaarschriften tegen
aanslagen in de inkomstenbelasting,
dienst 1901 en 1903.
Z. d. en z. h. st. aangenomen.
8 Benoeming van leden der reclame
commissie, dienst 1904, wegens peri
odieke aftreding van de Heeren C. Th.
van Beek, H. W. van Esveld, J. Ger.
Kleber, A. M. Tromp van Holst en
Mr. J. C. H. Prikken.
De aftredenden worden allen her
benoemd.
9. Verzoek van P. Doorn om eervol
ontslag als Directeur der Burgeravond
school inet ingang van 1 October 1904,
met adviezen.
Z. d. en z. h. st. verleend.
10. Voorstel lot aanvaarding van
een gift van Mr. tl. A. Lorentz te
Utrecht aan de Gemeente ten behoeve
van hel Gymnasium, bestaande uit
een fraaie kast met inlandsche vogels.
Door Dr. H. F. Nierstrasz, tijdelijk
buitengewoon leeraar aan het Gym
nasium is aan den Raad bericht ge
zonden, dat rnr. H. A. Lorentz, wonende
te Utrecht, bereid is aan de Gemeente
Amersfoort ten behoeve van het Gym
nasium te schenken eene kast met
inlandsche vogels, en hem verzocht
heeft den Raad daarvan kennis te
geven en als tu-schenpersoon te wil
len optreden. De eenige voorwaarde,
die de schenker stelt, is, dat de Ge
meente Amersfoort de kosten van
verpakking en vervoer en de zorg
voor deze voor hare rekening neemt.
Dr. Nierstrasz kan aangaande deze
gift vermelden, dat de collectie vogels,
ruim 109 exemplaren telt, terwijl de
kast zeer fraai mag genoemd worden.
Dit zijn redenen om 't geschenk een
groote aanwinst te doen heeten voor
't onderwijs in Amersfoort. Hij meent
er echter op te moeten aandringen,
dat er spoedig werk worde gemaakt
van 't vervoer naar Amersfoort, het
geen den heer Lorentz aangenaam
zou wezen. Gaarne stelt hij zich be
schikbaar om advies te geven, op
welke wijze en wanneer zulks zou
kunnen plaats vinden.
B. en W. stellen voor hen te mach
tigen deze gift te aanvaarden en den
schenker dank te betuigen.
Z. d. en z. h. st. vereenigde de
Raad zich met dit voorstel.
11. Voorstel tot het verleenen van
eene jaarlijksche gratificatie aan de
concierge der Meisjesschool.
Het was aan B. en W. gebleken,
dat de concierge der meisjesschool,
Dina van Koot, echtgenoot van Cornelis
Bolleman, wegens hoogen leefdtijd (78
jaren) niet meer geregeld hare werk
zaamheden kan vervullen, en het haar
moeilijk viel, haar ontslag te vragen,
omdat zij dan niet meer in haar
levensonderhond kon voorzien.
Daar deze toestand niet langer meer
mocht gehandhaafd blijven, hebben
B. en W. haar bericht, dat wij bereid
waren, indien zij tegen 1 October a.s
haar eervol ontslag aanvroeg, den
Raad voor te stellen, haar tot weder
opzegging een jaarlijksche gratificatie
van f150 toe te kennen.
In het jaar 1884 in functie getreden,
heeft zij steeds tot tevredenheid hare
werkzaamheden vervuld. Zij geniet
thans vrije woning met vrij vuur en
licht benevens f150 'sjaais. Haar
echtgenoot kan wegens hoogen ouder
dom niet in hun levensonderhoud
voorzien.
Nu zij, overeenkomstig het verzoek
van B. en W., haar eervol ontslag
heeft aangevraagd, stellen B. en W.
voor haar met ingang van 1 October
1904 tot wederopzegging een jaar
lijksche gratificatie toe te kennen
groot f150.
Mocht haar flnantieele toestand gun
stiger worden, dan zoude deze grati
ficatie geheel of ten deele kunnen
worden ingetrokken.
12. Id. tot verhooging van het in
de vorige vergadering verleende cre-
diet tot aankoop van een medaille
voor het Nationaal Kegelconcours.
Bij raads besluit van 26 April 11.
werd een crediet van f25 verleend
teneinde een medaille voor het in
Juni a.s. alhier te houden Nationaal
Kegelconcours te kunnen beschikbaar
stellen.
In overleg met een lid van het
Bestuur van dit concours, hebben
B. en W. een verguld zilveren medaille
aangekocht, en toen het Bestuur
aandrong op meerderen steun hebben
B. en W. zorg dragende dat het
crediet van f25 niet werd overschre
den, ook nog een zilveren medaille
besteld.
Door de Regelings-Commissie voor
het concours is de verguld-zilveren
medaille, bestemd tot extra prijs en
de zilveren medailie tot derden prijs
in den Eerewedstrijd.
De Regelings-Commissie heeft zich
opnieuw tot de Raad gevoegd en
megedeeld, »dat zij het zeer zoude
apprecieeren, een prijs door het
Bestuur der Gemeente Amersfoort ge
schonken, als hoofdprijs te kunnen
uitreiken;
Dit is haar thans niet mogen ge
lukken daar van verschillende zijden,
corporaties en particulieren, thans
reeds een zilveren lauwerkrans en
vele madailles zijn ontvangen, welke
hooger materieele waarde hebben,
dan de van het Bestuur der Gemeente
Amersfoort verkregene.
Waar het hier een gemeentebelang
geldt meent de commissie zich nog
maals tot de Raad te moge wenden,
met liet verzoek het daar heen te
willen leiden, dat zij alsnog de be
schikking krijgt over een gouden
médaille, als eersten prijs in den
korpswedstrijd aan te bieden.
Het concours zal vier dagen duren
(van 18 tot en met 21 Juni) en,
vooral in dien er fraaie prijzen wor
den beschikbaar gesteld, veel vreem
delingen herwaarts trekken.
Een gouden medaille zal een uit
gave van f25 a f40 vorderen.
B. en W. stellen der Raad voor, ook
deze nadere aanvrage in te willigen en
het crediet met f40 te verhoogen
en mitsdien nader te bepalen op f65.
13. Rapport der Raadscommissie in
zake de Ambachtsschool.
De voorzitter stelt voor het rapport
der Raadscommissie (welke bestond
uit de heeren Vels-IIeyn, Hamers en
Plomp), hetwelk ter visie heeft ge
legen, voor kennisgeving aan te nemen,
met dankbetuiging aan de commissie
voor hare bemoeingen.
De heer Prikken vraagt voorlezing
van het rapport.
De secretaris leest het rapport,
hetwelk van den volgenden inhoud
blijkt te zijn, voor.
»Uit de verklaring van den Voor
zitter van den Raad, gedaan in de
openbare vergadering van 26 April 11.,
dat er geen meerdere bescheiden kon
den worden overgelegd, in verband
met den inhoud van den brief van
B. en W. waarin te kennen wordt
gegeven, dat de bescheiden van de
Rekening alle zijn nagegaan, meent
de commissie te moeten opmaken,
dat genoemd college geon termen
heeft kunnen vinden om de bijlagen
in onze handen te stellen.
Wij betreuren zulks èn omdat
daaruit blijkt, dat B. en W. niet aan
het verzoek van den heer Kleber
hebben kunnen voldoen èn omdat de
inlichtingen op de rekening, waarbij
zelfs verzamelstaten ontbreken, haar
niet in staat stellen inzicht te krijgen
in den geldelijken toestand van de
Ambachtsschool.
Gaarne erkent de commissie na het
raadplegen der correspondentie, dat
B. en W. niet voetstoots tot goed
keuring der Rekening zijn overgegaan
en, wat de Begrooting aangaat, naar
aanleiding van het nadeelig slot op
bezuinigingen wordt aangedrongen;
doch het lesultaat der corresponden
tie is ons niet voldoende ter beoor
deeling van datgene wat wij ons ten
gevolge van de vraag van den heer
Klebor tot taak stelden.
Wij geven derhalve in overweging
om, geleerd door de ervaring, bij de
eerstvolgende Begrooting de voor
waarden waaronder subsidie wordt
verleend zoodanig te wijzigen, dat de
Gemeente op de Ambachtsschool dien
invloed kan uitoefenen, als haar met
het oog op den bijzonderen band, die
lusschen beide corporatiën bestaat,
noodig zal voorkomen."
De heer Kleber kan zich volkomen
vereenigen met het voorstel van
B. en W. om de zaak voor kennis
geving aan te nemen en de commis
sie dank te betuigen voor hare be
moeingen.
Spr. wenscht niettemin nog enkele
opmerkingen te maken en licht nog
maals toe, hoe hij er toe gekomen
is tot B. en W. de vraag te richten
of hun college bereid is, wanneer do
Rekening der Ambachtsschool is inge
komen, die rekening aan den Raad
te overleggen, natuurlijk met alle
bijbehoorende bescheiden, zoodat het
den Raad mogelijk wordt gemaakt
over den financieelen toestand dier
school te kunnen oordeelen.
Spr. had daarbij het belang der
Ambachtsschool op het oog.
Wat nu is geschied acht spr. niet
afdoende; zoo gaarne had hij gezien
dat de Rekening werd overlegd met
voldoende bescheiden, waaruit zou
Idijken hoe de feitelijke toestand is.
>Ien heeft nu een Rekening gekregen
waar men niets aan heeft. Spr. toont
dit aan door te wijzen op eeh post
voorkomende bij de ontvangsten, lui
dende nog te ontvangen ontvangsten
een renteloos voorschot van f1500.
Tegenover dezen post had een even-
groote schuldpost moeten staan. In
plaats van een batig slot van 1252.50
zou er dan een nadeelig saldo van
f 1247.50 zijn. Men ziet wel dat men
aan deze Rekening niet veel heeft.
Spr. spijt het dat B. en W. niet in
de gelegenheid zijn geweest om alle
bescheiden te overleggen.
De voorzitter zegt dat de stukken
en bescheiden die B. en W. ter be
schikking hadden zijn overgelegd. B.
en W. konden niet meer doen, doch
de heer Visser zal nader toolichten.
De heer Visser beantwoort den hoer
Kleber. De f1500 behoefden nog niet
te worden opgenomen, omdat de
bouw van een concierge-woning
eenigen tijd werd vertraagd. Daarom
werd dat geld als nog te ontvangen
ontvangsten geboekt. Tegenover dezen
post zou dus moeten staan een be-
zittings post, n.l. de conciërgewoning.
Van een te kort kan dus geen sprake
zijn.
De heer Kleber zegt, hoewel het
feit voor het oogenblik weinig ter
zake doet, als koopman ernstig te
moeten prolesteeren tegen het slui
ten van een rekening met een batig
saldo, door geld tot een grooter be
drag dan het batig saldo te moeten
opnemen. Dat is toch een tekort.
Of die opneming gewettigd is of niet
of waardoor die is veroorzaakt kan
hier buiten beschouwing blijven.
De heer Visser wijst er nogmaals
op dat voor dien post iets nieuws
geschapen is, dat waarde heeft.
De heer Prikken vraagt of hij het
goed heeft verstaan, dat alle stukken,
met de bijlagen dus, die in handen zijn
gesteld van B. en W., ook aan den
Raad zijn overgelegd. Dan begrijpt
spr. zich niet hoe B. en W. kunnen
zeggen, dat zij de rekening de bijbe
hoorende bescheiden incluis, hebben
nagezien, en de Rekening volkomen in
orde hebben bevonden. Spr. meende
daaruit te moeten opmaken, dat niet
alle stukken waren overgelegd.
De voorzitter merkt op dat het
Dag. Bestuur naar de Ambachtsschool
is gegaan en dat het dddr de be
scheiden heeft geraadpleegd.
Den heer Plomp komt dat al een
geheel vreemde handeling voor. B.
en W. zijn toch niet de loopjongens
van het bestuur der Ambachtsschool.
Deze stukken hadden ter secretarie
moeten komen. Nu hebben B. en
W. willens en wetens iets gedaan,
waardoor zij in de gelegenheid werden
gesteld niet te behoeven voldoen aan
de vraag van den heer Kleber.
De voorzitter merkt op dat niets
het bestuur der Ambachtsschool kan
verplichten bijv. de quitantiën uit
banden te geven.
B. en VV. kregen een welwillend
verzoek en vonden er niets vernede
rends in om naar de Ambachtsschool
te gaan en daar de Rekening na te
zien.
De heer Prikken betoogt, dat het
een eerste vereischte is, dat, wanneer
de Rekening eener corporatie wordt
nagezien, alle bijbehoorende beschei
den worden overgelegd.
De heer Visser meent dat het vrij
wel den Raad om het even moet zijn
of B. en \V. de stukken op de secre
tarie of in de Ambachtsschool nazien.
Het zou nog al een gesleep worden,
al die papieren over te brengen. Het
bestuur heeft heel welwillend gevraagd
of het Dag. Bestuur de goedheid wilde
hebben in de Ambachtsschool te ko
men of indien B. en W. zulks wen
schelijk oordeelen, het bestuur ten