NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
VERSTREKT CREDSET
!N TWEE DAGEN
FEUILLETON.
MR. W. H. DE BEAUFORT
DE SCHIMHIELRIJDER.
1*0. 42.
Zaterdag 27 Mei 1905.
Vier-en-dertigsten jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Bjj flit nnmmer behoort oei Bijvoegsel.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephooiino. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/j Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Donderdagavond heeft op initiatief
der kiesvereeniging «Amersfoort" mr.
W. H. de Beaufort in iiAmicitia" voor
de kiezers een rede uitgesproken, die
met zeldzame belangstelling werd ge
volgd. Geen plaatsje bleef onbezet en
velen vergenoegden zich met een
staanplaats.
De voorzitter, de heer van Veen
heette allan welkom en wees er op
dat mr. de Beaufort, met zijn verleden
als staatsman niet, behoefde op te
treden om meerdere bekendheid te
erlangen, doch mr. de Beaufort was
zoo welwillend geweest toch voor de
kiezers te verschijnen wat vooral met
het oog op de nieuwe kiezers zoo zeer
gewenscht was.
Daarna betrad de heer de Beaufort
het podium en hield de volgende rede:
Wanneer men bijna 40 jaren met
bewustheid het staalkundig leven in
zijn land heeft medegeleefd en bijna
30 jaren een werkzaam aandeel heeft
genomen, dan wordt men bij een terug
blik getroffen door de groole ver
anderingen. Veertig jaren geleden was
de verhouding der partijen geheel ver
schillend van thans. Conservatieven en
liberalen streden met elkander. Een
conservatief ministerie trachtte twee
maal in twee jaren door ontbinding
een meerderheid te verkrijgen. Aan
de antirevolutionaire partij als regee-
ringspartij dacht niemand. De anti
revolutionairen waren toen met uit
zondering van Groen van Prinsterer
en Keucbenius een fractie van de
conservatieve partij.
Hoorde men destijds de conserva
tieven, dan vernam men veel van de
gevaren, die van de zijde der liberalen
dreigden, maar de gevaarlijkste per
soon was de toenmalige afgevaardigde
van Gouda, de welsprekende oud-pre
dikant. Voor een calvinistische demo
cratie waren de conservatieven uiter
mate bevreesd. Thans is diezelfde man
minister-president. Alles wat in Neder
land nog conservatief is steunt hem
met kracht en de calvinistische demo
craten steken de oorlogstrompet tegen
hem. Destijds woedde de schoolstrijd,
die tot de wet van Mackay van 1889
duurde. Bij de hevige actie legen de
schoolwet onder leiding van Groen van
Prinsterer was het hoofddoel van den
strijd wegneming van het woord «chris
telijk" uit de schoolwet. Volgens Groen
was dit woord een onzedelijk woorden
spel, een onheilig bedrog. Beets en
Chantepie de la Saussaye verlieten de
vereeniging voor Chr. Nat. School
onderwijs, omdat zij liet op dit punt
met Groen oneens waren. Thans heb
ben de volgelingen van Groen reeds
tweemaal de onderwijswet in hunnen
geest gewijzigd, maar de woorden
«christelijke deugden" zijn in de wet
blijven staan. Een ander punt van
aanval was de uitdrukking«Christen
dom boven geloofsverdeeldheid", door
Thorbecke gebruikt. Dat heette een
dor, een dood, een krachteloos beginsel
Thans is de gemeenschappelijke wortel,
waaruit de regeeringspartij gegroeid
is, juist dit christendom boven geloofs
verdeeldheid.
Spreker wil het verledene verder
laten rusten en zich bepalen bij het
gebeurde in de laatste jaren. De ver
kiezingen van 1901 gaven de meerder
heid aan de clericalen. Onze tegen
partij wil dien naam niet aanvaarden
toch is hij de geijkte term geworden,
en inderdaad niet geheel onjuist, wan
neer men ziet, dat niet alleen do leider
der partij, maar ook velen der leidende
mannan tot den geestelijken stand
hebben behoord of nog behooreri.
Geheel afgescheiden van de richting-
zijn er, nadat het nieuwe bewind op
trad, dadelijk allerlei dingen gebeurd,
die wezen op een nieuwen koers. Voor
eerst de verandering in het reglement
voor den ministerraad. Er werd meer
invloed aan don ministerraad gegeven
en er werd een vaste president aan
gewezen voor den ministerraad.
Noch Torbecke, nocli Heemskerk
had dit ooit begeerd. Alleen van Hall,
maar het heeft slechs zeer kort ge
duurd. Fransen v. d. Putte heeft reeds
dadelijk tegen deze nieuwigheid ge
waarschuwd het werd toen verdedigd
als een weinig beteekenende verande
ring. Men heeft echter spoedig gezien,
dat het verder reikte dan men zich
voorstelde, allereerst door de be
moeiingen van den president met
buitenlandscho zaken. Men mag wei-
aannemen, dat het ongelukkige conflict
met den min. van buitenl. zaken
hoofdzakelijk aan deze bemoeiingen
te wijten is geweest. De buitenlandsche
zaken moeten geheel zelfstandig door
liet hoofd van dat departement
worden bestuurd. Bij de interpellatie
van Kol heeft de oud-minister van
Karnebeek dit op uitnemende wijze
in het licht gesteld. Wanneer een
ander minister in de buitenlandsche
zaken ingrijpt, kan de minister zelf
moeilijk zijn collega desavoueeren
tegenover het buitenland.
Een der eerste daden van den rnin.-
president is geweest zijne reis naar
Parijs en Louden ten behoeve der
Zuid-Afrikaansche aangelegenheden,
die zelfs in het Huis dar Lords is be
sproken, en die gevolgd is door de
nota, welke indirect tot de onder
werping der Zuid-Afrikaansche Repu-
blieke heeft geleid. Men heeft daar- j
door Engeland ee^-rtfënsj bewezen en
aan het bloed>£rgieten ^n einde ge
maakt. To.pK heb tk de^e tusschen-,
komst beti'eurd. Dat onze heldhaftige
tiun het dierbaarst was: hot leven
hunner vrouwen en kinderen, voor
het behoud hunner onafhankelijkheid
hebben over gehad, de wapenen moe
sten neerlegeen, was te voorzien
Maar had de Nederlandsche regeering
daarvoor bemiddeling moeten ver-
leenen? Ik betwijfel of het toen ver
richte al heeft de regeering de
gevolgen misschien niet geheel voor
zien wel door de geschiedenis
haar tot verdienste zal worden aan
gerekend. De gevolgen van de verdere
bemoeiingen in het buiteland van den
minister-president kennen wij niet
Volgens de dagbladen heeft hij be
sprekingen gehouden met verschillende
vorsten en staatslieden, den Keizer
van Duitsland, den Koning van Italië,
den Koning van Saksen en den
Koning van België en met ministers
van verschillende landen. Blijkens
het antwoord van den minister van
Binn. Zaken hij de interpellatie van
Kol, schijnt hij dergelijke ontmoetingen
te zoeken en dan niet «over koetjes
en klafjes" te spreken. Spr. heeft
Nederlandsche staatslieden gekend,
die zooveel het met de internationale
beleefdheid strookte dergelijke ont
moetingen ontweken. Er kan zoo
licht een woord worden gezegd, dat
verkeerd wordt begrepen, een hoffe
lijke betuiging kan als een belofte
worden beschouwd. Dien schroom
kent de tegenwoordige minister
president niet. Wanneer hij nu maar
aan onbeschroomdheid belioedzaam-
he.d paart; maar voorzichtigheid in
het spreken behoort niet tot zijn op
den voorgrond trekende eigenschap
pen. Spr. acht dan ook dezen nieuwen
koers in het buitenlandsch beleid een
zeer gevaarlijken koers.
Een tweede punt, waaruit veran-
nze I
stamgejfóoten, die alles^'Aot zelfs wijt.
is de verlioudin
vyenscht goed
tot de Kroojj^-rSpr.
legrepen jt^lvorden.
Verre van hem om de regeering te
beschuldigen van republikeinsche of
anti-monarchale neigingen of van ge
brek aan eerbied jegens de persoon
van de Koningin. Hij wijt het meer
aan een zekere onervarenheid in de
regeeringspraktijk, achteloosheid in
de vormen, misschien ook een te hooge
mate van zelfvertrouwen. Dr. Kuyper
heeft geen eigenlijke staatsmansloop
baan achter zichhij heeft als god
geleerde er. journalist in Nederland
een zeer hooge plaats ingenomen. Hij
is eenigen tijd lid der Kamer geweest,
maar was daar steeds in de oppositie
en wel laatstelijk de leider van de
heftigste oppositie tegen de regeering.
Daardoor heeft hij het hooge gewicht
van een correcte constitutioneele, re
geeringspartij niet leeren inzien, en
aan de voor een bewindsman zoo
noodige inachtneming der vormen
geen waarde leeren hechten. Met
groote verbazing herinnert spr. zich
nog, eens te hebben gelezen zijrie
uiting tegen een buitenlandsch jour
nalist: Ik zal een schip naar Ant
werpen zenden." Het zenden van
oorlogsschepen naar een buitenland
sche haven kan alleen geschie Men op
voordracht van den min. van marine
en van buitenl z. met speciale mach
tiging van liet hoofd van den staat. De
min. van binnenl. zaken zendt geen
schepen uit. In het buitenland geven
dergelijke uitingen een verkeerden
indruk.
Maar ook in het binnenlandsch be
stuur bij gewichtige beslissingen heeft
de min. zich tegen de vormen ver
grepen. Bij de ontbinding der Eerste
Kamer in het vorige jaar, een regee-
ringsdaad van bijzonder groot belang,
is zulk een spoed gemaakt, dat het
allen schijn had alsof de tijd tol over-
dering van regeeringspraktijk blhkj.<-wéging niet aan de Koningin mocht
Spr.
worden gelaten. De minister gaf daar
door aanleiding tot de bekende uiting
DEriEOERLAtlDSCHE HflrtDElSËflïÏK
Koninklijk goedgekeurd
Amsterda rA
Z^CortSr.Huyqertsstr.él TelepK.5721
tinder borgjVel ling
zoo no<3dig
Oorspronkelijke novelle van Til. STORM.
16)
Een oude vrouw, die koek en brandewijn
verkocht, drong door de menigte heen naar
hem toe; zij schonk een glas en reikte het
hem toe: «Kom" zeide zij, «laten wij maar
weer vrede sluiten wat gij nu doet is beter
dan katten doodslaan!" Toen hij haar aanzag,
herkende hij Trijn Jans.
«Ik dank je, moedertje," zeide hij, «maar
ik drink dat goed nooit." Hij tastte in zijn
zak en drukte haar een nog nieuw markstuk
in de hand«Neem dat en drink zelve het
glas uit, Triju, om onzen weer gesloten vrede
te bezegelen."
«Je hebt gelijk, Hauke," antwoordde het oudje,
terwijl zij aan zijn verzoek voldeed, «Je hebt
gelijk; het is ook heter voor een oude vrouw,
zooals ik ben!»
«Hoe gaat het met je eenden?» riep hij
haar nog na, toen zij zich reeds, met haar
mand voortspoedde; maar zij schudde slechts,
zonder zich om te keeren, het hoofd eD zeide:
«Hauke, er zijn te veel ratten in jullie slooten
daarom moet ik, als God mij helpen wil, op
een andere manier aan den kd^t zien te kommaf»
En zij drong weer tusschen detnenschaaofênigte
door, om haar brandewijn en koningskoeken
uit te venten.
De zon was eindelijk achter den dijk ver
dwenen; in plaats daarvan vertoonde zich
nog een donkerrood schijnsel; zoo nu en dan
vlogen er zwarte kraaien voorbij, die soms
een oogenblik als verguld leken; het werd
avond. Maar op de weilanden verwijderde de
donkere troep menschen zich al verder en
verder van de zwarte nu reeds tamelijk ver
verwijderde huizen, en naderde al meer en
meer de ton; met èèn bijzonder goeden worp
moest men haar kunnen bereiken. De polder
partij was nu aan de beurt; Hauke moest
gooien.
De witte ton kwam scherp uit tegen de
donkere schaduw, die de dijk nu op de vlakte
wierp. «Gij zult ons de ton ditmaal nog wel
latenwant het ging er nu om spannenzij
waren de andere partij minstens een voet of
tien voor.
De magere gestalte van den geroepene
trad juist uit de menigte te voorschijnde
grijze oogen in het langwerpige, Friesche ge
laat waren strak vooruit op het doel gericht
in de afhangende hand lag de hal.
«De vogel is je zeker te groot,» hoorde hij
op dat oogenblik Ole Peters' krassende stem
vlak bij zijn ooren zeggen«zullen wij er ook
een steenen pot voor in de plaats zetten
Hauke wendde zich om en keek hem flink
in de oogen;
«Ik gooi voor den polder!" zeide hij. Tot
welke partij behoor jij dan
«Ik zou haast denken, ik ook; maar jij
gooit toch zeker voor Elke Volkerts!»
«Op zij!» riep Hauke en stelde zich weer
in postuur. Maar Ole boog zijn hoofd nog
meer naar hem toe. Doch plotseling, eer
Hauke zelf nog iets daartegen had kunnen
doen, pakte een hand den valschaard beet en
trok hem achteruit, zoodat de knaap tegen
zijn lachende kameraden aantuimelde. Het
was geen groote hand geweest, die het gedaan
had; want toen Hauke eventjes het hoofd
omwendde, zag hij Elke Volkerts naast zich
staan, maar haar donkere wenkbrauwen waren
in het gloeiende gelaat toornig opgetrokken.
Toen was het, alsof Hauke stalen spiereu
kreeg; hij boog zich eenigzins voorover, hij
woog den bal een paar maal op zijn hand en
dan haalde hij uit; aan weerszijden heerschte
doodelijke stiltealle oogen volgden den door
de lucht vliegenden hal, men hoorde hem sui
zen, als hij de lucht doorkliefde; plotseling,
toen hij reeds ver weg was, onttrokken hem
de vleugels van een meeuw, die haar kreet
uitstooteude van den dijk opvloog, aa-i het
gezichtmaar bijna tegelijkertijd hoorde men
in de verte iets tegen de ton slaan. «Hoera
voor Hauke!" riepen de polderbewoners en
overal klonk het tierend te midden der me
nigte«Hauke! Hauke Haien heeft het spel
gewonnen!"
Maar hij die nu door allen omringd werd,
had naast zich slechts één hand gegrepen;
ook toen zij weer riepen: «Wat blijf je daar
toch staan, Hauke? De bal ligt waarachtig
in het vat?' knikte hij slechts en bewoog
zich niet van de plaats; eerst toen hij voelde,
dat de kleine hand zich vast om de zijne sloot,
zeide hij: «Gij kunt wel gelijk hebben; ik
geloof ook, dat ik het gewonnen heb" Daarna
drong de geheele troep terug en Elke en
Hauke werden door de menigte meegesleept,
die den weg naar de dorpsherberg insloeg,
welke langs de hofstede van den dijkgraaf
liep. Maar hier ontvloden beiden het gedrang,
en terwijl Elke Daar haar kamer ging, stond
Hauke achter het huis voor de staldeur en
zag naar de donkere menschen massa, die zich
langzaam voortbewoog naar de herberg, waar
een vertrek voor de danslustigen in gereed
heid gebracht was.
Wordt vervolgdj.