NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
buitenland"
FEUILLETON.
„BIJ DE GRATIE GODS".
No. 96.
Zaterdag 2 December 1905.
Vier-en-dertig8ten jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
DE TOESTAND IN RUSLAND.
HET KIND DER PRAIRIE.
Amersfoort
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door bet gebeele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Tolephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/j Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Hendrik IV had de gewoonte,
's avonds zijne kroon mee naar bed
te nemen, omdat hij bang was, dat
zij hem 's nachts zou worden ont
stolen. Het zou niet bevreemden
wanneer die gewoonte nog gevolgd
wordt, want vrees voor verlies van
zijn kroon moet menig vorst bekruipen
in deze woelige dagen nu het wonen
in een bevend huis verkieslijker is
dan het zitten op een troon.
Het oude koningschap is in zijn
laatste dagen. Wat er bij de wassende
macht en kracht van liet volk van
overblijft is niet veel meer dan de
naam. Het verliest zijn glans meer
en meer, en zelfs zij die met eeibied
op zagen naar shet koningschap bij
de gratie Gods" achten het beroep
op hooger recht en oorsprong be
denkelijk en twijfelachtig bij de her
innering aan de laatste troonwisse-
lingen in verschillende rijken.
Is dat bij de gratie Gods" nu
ernst of phraze?
Zijn de vorsten van de waarheid
dier titelatuur overtuigd, of dient zij
mede tot oogenverblinding en ont
zag inboezeming? Deze vragen weiden
onwillekeurig gesteld bij de gebeurte
nissen in Servië, Lippe en Zweden.
Na den bloednacht van li Juni
1903 werd Peter Karageorgewitscb
op den bloed bevlekten troon ver
heven en hij noemt zich koning bij
de gratie Gods. »Bij de gratie der
zamenzwe. rders of koningsmoorde
naars" zou minder mooi klinken maar
dichter bij de waarheid zijn.
Na een langdurig proces ziet Leopold
zich het vorstendom Lippe toege
wezen en hij aanvaardt de regeering
»bij de gratie Gods en van rechts
wege". De formule »van rechtswege",
is juist, want een scheidsgericht deed
ten zijnen gunste uitspraak, doch de
eerste formule komt er bij uit ge
woonte.
Koning Oscar van Zweden voor
enkele weken nog koning bij de gratie
Gods van Zweden en Noorwegen, voert
thans den titel «wij Oscar, koning dar
Zweden, Goten en Wenden bij de
gratie Gods". Heeft het huis Berna-
dotte reden om dio sierende formule te
gebruiken? Hoe kwam het aan de
regeering Daar Kaiel XIII van Zweden
kinderloos was, koos da Zweedsehe
rijksdag in het jaar 1809 prins Cris
tiaan August van Sleeswijk Holstein
tot kroonprins. Deze werd door gif
uit den weg geruimd en nu werd op
aandrijven van Napoleon diens maar
schalk Bernadotte tot Zweedsck kroon
prins gekozen, waarbij verandering
van geloofsbelijdenis noodwendig was.
Dat zijn dus koningen bij de gratie
van Napoleon? Men zou zoo denken.
Nu echter niet meer bij de gratie
Gods koning van Noorwegen. De Noren
beminnen den eenvoud en gaan kalm
hun weg. Zij bobben korte wetten
gemaakt met den ouden koning, zonder
een di uppel bloed zich losgemaakt
en door het volk een nieuwen koning
laten kiezen. Piins Karei van Dene
marken komt ever als Haakon VII
koning van Noorwegen zonder meer
De versieringsformule is weggebleven
Wat eenvoudig is zijn intocht in de
hoofdstad, zijn eedsaflegging voor het
Storthing! Vergelijk dat eens met de
opening van den Rijksdag in Berlijn
In Noorwegen zien wij het koning
schap in democratische geest, eeri
republiek met een erfelijk president
schap, zoolang waardige personen aan
het hoofd staan, verdient deze regee-
ringsvorm de voorkeur. Waar een con-
slitutioneele regeering is en bet volk
aandeel heeft in bestuur en wetgeving
kiijgt de oude formule een vreemden
klank.
Niet alle heerschers waren op die
formule gesteld. Frederik de Groote
liet haar uit zijn titel weg. «Alle
menschen, meende hij, zijn gelijk van
geboorte en hebben gelijke rechten
en gelijke plichten. Niet hooge ge
boorte maar verdienste moet geacht
worden. Wij vorsten moeten anderen
zoo behandelen als wij door ben be
handeld willen zijn. Een vorst mag
nooit uit bet oog verliezen, dat hij
een mensen is gelijk de geringste van
zijn onderdanen. Gewis is niemand
geboren om de slaaf van zijn mede-
mensch te zijn Er is geen gevoel,
dat van ons wezen zoo onafscheidelijk
is als dat der vrijheid
Dat zijn schoone en met recht
koninklijke woorden.
Van dien koning is ook het woord
afkomstig: »de heerscher is slechts
de eerste dienaar en de opperste be
ambte van den staat."
Onze tijd voelt weinig meer voor
een koningschap dat zoo erg hoog
staat, maar wenscht er een dat ge
grondvest is op den wil en de helde
van het volk, en hechter grondslag
is er niet.
De volken zijn er niet om de vorsten,
maar wel de vorsten, om de volken.
»Ik dien" is een schoon devies, maar
niet alleen voor den groothertog van
Luxemburg.
De vorst die zijn volk en zijn kroon
liefheeft zal dat devies voor oogen
houden. Zij zullen gaan inzien, dat in
persoonlijke hoedanigheden en in
grootheid van karakter de waardig
heid moet steun vinden. Het volk zou
geen eerbied meer koesteren voor een
Lodewijk XV die betei kok dan koning
was, en een Lodewijk XVI die op den
dag van zijn gevangenneming toen de
groote revolutie uitbrak in zijn dag
boek niets bizonders had aan te tee
kenen.
Ga de rij van vorsten in de ge
schiedenis langs, en gij ziet in den
regel middelmatige menschen door
niets uitstekend boven de gewone
menschen Een klein deel staat hooger,
en velen zijn er beneden. Niet meer
dan natuurlijk. Maar dat »bij de
gratie Gods" dan?
Liefde voor vadeiland en geloof
der vaderen gaat bij een vorst boven
alles, dat wordt telkenmale phchtig
verzekerd opdat geen sterveling er
aan zou twijfelen. Daar biedt zich
een gelegenheid om een prins onder
dak te brengen en hij van van vader
land en gelool met hetzelfde gemak
als men van jas verwisselt. Dit feit
is niet zeldzaam, men derike aan de
Habsburgers in Spanje en in Mexico
de Hannoveranen in Engeland, den
Coburger in Bulgarije, den Erigelscli-
man in Coburg. Er zijn honderde van
die voorbeelden. Ze mogen te ver
klaren en te vergelijken zijn, heel
best, maar alweder wat te denken
van de formule »bij de gratie Gods"
Deze vraag blijft zich opdringen en
sterker naar de gebeurtenissen van
den laatsten tijd. En dan zien wij
alle vorsten als gewone menschen'
kinderen voor ons staan mannen die
zonder den luister van het koningschap
onzen aandacht en misschien ook
onze achting niet zouden trekken,
doch ook personen die een waarach-
tigen zielenadel bezitten en een ze
gen zijn voor velen en in den wa
ren zin des woords zijn koningen bij
de gratie Gods.
De toestand in het Tsarenrijk wordt
in plaats van beter, hoe langpr hoe
hopeloozer. En als nu, wat niet on
waarschijnlijk is, ook nog de alge-
meene staking uitbreekt dan is de
ellende niet te overzien. En van graaf
Witte hoort men niets. Zou hij, zoo
als hier en daar wordt beweerd, wer
kelijk door den minister van builen-
landsche zaken in een hoek geduwd
zijn en zou hem de macht benomen
zijn om zich krachtig te verzetten
tegen de reactionnaiie politiek van
dien minister, die btgeerig schijnt te
zijn naar de lauweren van een Trepof?
Uf zou, zoo vraagt het Berl. Tagebl.
de rol van Witte reeds uitgespeeld
zijn? Dat zou voor Rusland vreeselijk
zijn. En toch er zijn zooveel omstan
digheden, die het waarschijnlijk maken,
dat de rol van den minister-president
reeds is uitgespeeld en dat de Tsaar
weder hoe langer hoe meer onder den
invloed van de hof-camarilla geraakt,
die opnieuw het hoold opsteekt, om
de reeds zoo dikwijls teleurgestelde
hoop van het Russische volk te ver
nietigen. En er schijnt reden te zijn
om aan te nemen, dat deze vraag
bevestigend moet worden beantwoord,
als ten minste de Petersburgsche
coirespondent van het blad goed is
ingelicht Hij seint ril.: Men acht de
positie van Witte hier ten zeerste
geschokt.
De nieuwe staking wordt door de
reactie zooveel mogelijk geëxploiteerd
om Witte ten val te brengen Sommigen
durven reeds heden voorspellen, dat
hij zeker zal moeten aftreden, in
hoeverre dat waar is, zal wel daarvan
afhangen hoe in de eerstvolgende
dagen de kritieke toestand zich verder
zal ontwikkelen. Vast staat dat aan
het hof een zeer sterke partij tegen
Witte kuipt en dat die partij aan
stuurt op de afkondiging van den
staat van beleg, wat noodzakelijk
een algemeenen, opstand ten gevolge
zal hebben.
Witte stuitte in de laatste dagen
bij al de voorstellen, die hij te Zars-
koje Selo deed op lijdelijk verzet. De
onderteekenirig van de wet ter op
heffing der vesligingsrayons voor
Joden werd uitgesteld op aanstichten
van de hofkliek die Witte wegens
deze wet openlijk als ajodanminister"
betitelt en hem beschuldigd door
de Joden omgekocht te zijn.
Als niet alle teekenen bedriegen, dan
gaat Rusland niettegenstaande het
Zt-mstvocongres een catastrophe te
gemoet, doordat ter hoogste plaatse
de toestand niet wordt ingezien en
men daar met iedeie slrooming mee
gaat en steeds het oor leent aan op
stoking en verdachtmaking
Gisteren zou een belEiigrijke bespre
king plaats vinden tusschen graaf
Witte en den heer Petroenkewitsje,
voorzitter van het Moskousche Zemst-
vo-congres. Gisteravond zou de minis
DOOK
FRANZ TRELLER.
17)
«Paul," zoo sprak de trapper hem aan, «wij moeten voor
andere kleeren voor je zorgen, deze zullen je spoedig in
flarden van 't lijf vallen. Vraag Puck eens vriendelijk, die
heeft van de Squaws (Ind. vrouwen) der Cheijennes onder
richt gekregen in het looien van buffelhuid en in kleeren
maken; als hij wil kan hij je aan een jachthemd en lange
gamaschen (lange leeren slobkousen) helpen, zooals die in
de steppen noodig zijn."
«Het zou zeer vriendelijk van Puck zijn als hij mij wilde
helpen en ik zou er hem hartelijk dankbaar voor zijn."
De dwerg wachtte even en vroeg toen plotseling: «hoe
lang blijf je hier jongen?"
«Slechts zoo lang, tot oom mij naar de neerzetting
brengen kan."
Daarop sprak Puck: «'t is goed, ik zal je een jachthemd
naaien.
De trapper knikte goedkeurend.
Toen zette ze den paarden in galop en legden spoedig
een groot stuk weg af.
Paul was nu zoo vermoeid dat hij zich nauwelijks meer
recht in 't zadel kon houden.
Toen zij eindelijk de kruinen der boomen in 't rivierdal
zagen, riep Puck uit: «Indianen."
«Waar?" vroeg snel de trapper.
«Bij de Shanty."
«Cheyennes?"
«Ik denk dat het Cajugas is."
«Ge hebt gelijk, daar staat een roodhuid met een lange
lans."
Paul onderscheidde niets hoe hij zijne oogen ook inspande.
De trapper nam een kleinen verrekijker uit zijD zak,
gaf die aan Paul en wees hem de richting waarin hij zoe
ken moest.
Toen zag hij van uit de helling boven de prairie uit
steken een paardenkop en het met veeren getooide hoofd
van een Indiaan die een lans omhoog hield.
Toen nam Grizzly den kijker, keek er door en sprak
«het is de jonge hoofdman."
«Toen zij naderbij kwamen, zagen zij eindelijk paard en
ruiter ten voeten uit, stilstaande en hunne komst afwachtend.
Toen zag Paul op een volgens Indiaansche manier rijk
versierd ros een jongen inboorling, wiens slanke, bevallige
houding en schoon gevormd gezicht zeer voor hem innamen.
«De hoofdman der Cheyennes is welkomriep de trap
per hem hartelijk tegen.
Daarop sprong de Indiaan toe en het hoofd buigende
sprak hij.«Cajugas groet den grijzen beer."
«Hartelijk welkom jongen." En de trapper gaf hem de
hand die de Cheyenne hartelijk drukte en schudde.
Zich tot Puck wendend vroeg hij«ben ik den medicijn
man ook welkom?"
Puck lachte«Ja, gij zijt den medicijnman ook welkom,
Cajugas."
De Indiaan stak hem zijn rechterhand toe en de dwerg
drukte die. Van Paul nam de vreemdeling geen notitie.
Zij reden naar de Shanty en stegen af. De Cheyenne
en de anderen namen hunne paarden, zadel en toom af en
lieten ze loopen terwijl de schimmel werd vastgepind.
Zij traden 's jagers woning binnen en Puck maakte aan
stalten om den gast te onthalen.
In weerwil zijner groote vermoeijenis was Paul's belang
stelling in de vreemdsoortige verschijning van den roodhuid
groot genoeg om hem voor in slaap vallen te bewaren.
Van zijn paard af vertoonde de Indiaan, die geheel naar
de wijze zijns volks gekleed was, zich als een jonkman van
een hooge krachtige gestalte. Op het baardelooze, goed
gevormde gelaat lag een uitdrukking van fierheid en ernst,
nu door een vriendelijken trek wat verzacht. Behalve lasso
eD lans die hij buiten had gelaten was hij gewapend met
een lang en breed mes dat hij aan zijn gordel droeg, een
bijl met korten steel en een fraaie buks.
Op der trappers uitnoodiging ging hij zitten. Deze gaf
hem een steenen pijp en tabak, waarna de Indiaan stopte
en aanstak.
Zoo rookten zij beiden een oogenblik stilzwijgend, ter
wijl Puck op den haard water aan de kook maakte om
thee te zetten.
Toen aan de Indiaansche étiquette voldaan was, vroeg
de trapper:
«Wat verschaft mij de eer den grooten Springer (hanget,
hardlooper enz.) aan mijn vuur te zien?'
(Wordt vervolgd).