NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
No. 38.
Zaterdag 12 Mei 1906.
Vijt-ea-dertigste jaargang.
I
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BEROEPSKEUZE.
HET KIND DER PRAIRIE.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Kijk f 1.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoon no. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
»Welk beroep moet er gekozen wor
den?" is een van de belangrijkste
vragen die in het mensehelijk leven
voorkomen. En dal menigeen daar
lang bij stil staat is niet te verwon
deren, want menigmaal hangt iemands
levensgeluk er van af. Neem mij bijv.
een persoon wien in zijn jeugd door
zijne ouders een beroep werd opge
drongen, een beroep, waarvoor hij niet
de minste roeping gevoelde, ja zelfs,
waarvan hij 'een afkeer had. Hoewel
de onverstandige ouders duidelijk za
gen, dat hun zoon geen Inst bad in
dat vak, toch hielden zij voet bij stuk
en hij moest gehoorzamen.
En de gevolgen? Het geleerde vak
kwelde hem iederen dag van het leven,
bij werd lusteloos en begreep dat er
iets aan zijn levensgeluk knaagde. En
dit is van zelf te begrijpen. Het ver
schil is groot tusschen hen, die hun
dagelijkschen arbeid met weerzin doen
of zij die er met vollen ijver en am
bitie aan werken, met vreugde zien
op de resultaten des daags verkregen
om den anderen morgen weer met
denzelfden ijver te beginnen. Geen
gelukkiger mensch in de maatschappij
dan hij die een roeping heeft, waarin
het zijn lust en leven is te verkeeren.
Hij is er van overtuigd, dat hij leeft
en weet dat hij nuttig leeft, 't Is hier
de zaak niet of hij een hoogeoflage
betrekking vervult, ieder in zijn stand
is gelukkig te rekenen, indien hij een
beroep heeft mogen en kunnen kiezen,
waartoe bij waarachtig roeping ge
voelde.
Zoó gelukkig als deze zijn, zoo diep
te beklagen zijn diegenen die door
den dwang der ouders zeer zeker
welmeenend, doch bepaald kortzichtig
onverstandige ouders, een beroep
moesten kiezen geheel tegen hunnen
wil. Voor den een is het leven een
lust. voor den ander een last.
Van beroepskeuze hangt inderdaad
veel af; zij is eene ievensquaestie en
een onvergeeflijke fout om hier maar
zoo losjes over heen te stappen.
Bij de keuze van een beroep dient
men rekening te houden met vier
belangrijke zaken nl. aanleg, neiging,
wil der ouders en uiterlijke omstan
digheden (geld en goed) en woon
plaats. Wanneer aan al deze ge
wichtige zaken voldaan kan worden,
heeft men bij 'de beroepskeuze na
tuurlijk de minste moeilijkheden, doch
wanneer dit niet zoo is, dan komt
de moeilijkheid. Wij beginnen met
aanleg. Wie een beroep kiest, waar
voor hij geen aanleg bezit, blijft zijn
geheele leven een achterblijver. Al
spant hij zich nog zoo in, hij komt
er niet. Heeft hij daarentegen aanleg,
dan marcheert alles als van zelf.
Wie een beroep kiest, waartoe hij
geen neiging, gevoelt, handelt heel
dwaas, 's Menschen lust is 's menschen
leven. Doch hij zal zich zeker zonder
neiging in dat beroep niet gelukkig
gevoelen. Of za! hij bepaald geen
ergernis hebben, dit plezier heeft hij
toch niet. De wil der ouders legt
ook veel gewicht in de schaal, 't Zijn
zeker verstandige ouders die hunne
kinderen leiden bij de beroepskeuze,
raad geven, die van alle zijden de
keuze beschouwen, rnaar laten zij
oppassen, dat zij hun wil in dezen
niet overdrijven. Zij hebben voor
namelijk rekening te houden met
lichamelijke gesteldheid en zeker met
den geestestoestand en het karakter
hunner kinderen. Het is en blijft een
der gewichtigste oogenblikken in het
leven der ouders, wanneer er consent
gegeven wordt voor eene gedane be
roepskeuze.
Ook uiterlijke omstandigheden zijn
van grooten invloed op het kiezen
van een beroep. Een zoon van een
daglooner kan geen dokter of predikant
worden, omdat de studie te veei geld
kost. En zoo zijn er vele ambten en
betrekkingen die gemakkelijk geleerd
kunnen worden in steden met vele
inrichtingen op het gebied van onder
wijs, doch waar een plattelandbewoner
geheel van verstoken blijft; hij woont
te geïsoleerd en als het ware van de
beschaafde wereld verwijderd.
Eenige voorbeelden. Een jongen
toont veel aanleg te hebben voor
wiskunde en neiging tot den militairen
stand, en wil dus gaartieofficier worden.
Zijne ouders, die bemiddeld zijn,
zien er geen bezwaar in, geven den
jongen zijnen zin en de maatschappij
staat, wanneer er geen andere oor
zaken bijkomen, verrijkt te worden
met een uitstekend militair.
Een ander heeft neiging tot literaire
studiën en wensciit predikant te
worden. De ouders hebben geen be
zwaar, wonen in een academiestad
en hun zoon kan zijn roeping volgen.
Woonden zij buiten er zou niets van
kunnen komen.
Bij beroepskeuze moet er harmonie
zijn tusschen de vier genoemde zaken,
dat is duidelijk, is die er niet, dan
moet zij gezocht worden.
Beroepskeuze is dikwijls zeer moeie-
lijk, doch hoe groot die moeielijkheid
ook is, toch mag er geen keuze gedaan
worden niet alleen tegen den zin van
bet kind, maar er moet harmonie
gezocht worden tusschen aanleg, nei
ging, wil der ouders en uiterlijke
omstandigheden. Zoekten blijftzoeken,
totdat gij de gevvenschte harmonie
gevonden hebt. Van baar hangt veler
levensgeluk af.
Waarom is «1e Ongevallenwet
niet populair?
In het maand bJau üe Risicobank
orgaan van de «Centrale Werkgevers
Risicobank" te Amsterdam, komt een
hoofdartikel voor, waarin de redactie
antwoord geeft op de vraag: «Waar
om is de ongevallenwet niet populair?"
Vooreerst de grieven van de werk
lieden
De voornaamste is wel, dat ver
schillende bepalingen in stiijd zijn
met het natuurlijk gevoel van recht.
De werkman kan zich onmogelijk in
denken in de ingewikkelde en voor
hem totaal onbegrijpelijke voorschrif
ten, waarin geregeld is wie onder de
wet vallen en wie niet.
Het is toch duidelijk, dat een werk
man het onrecht noemt, wanneer hij
bijv. ziet, dat een koetsier, die een
trap krijgt van een paard uit den
stalhoudersstal van zijn baas, wel
onder da Ongevallenwet valt, doch
zijn collega, wiens been is stuk ge
slagen door een paard uit den stal
van handelspaarden van dienzelfden
baas, van de zegeningen der Ongeval
lenwet verstoken blijft. Het spreekt
vanzelf, dat zoo'n werkman van de
fijne juridische onderscheiding, welke
in dit geval is gelegen, niets begrijpt
en de overtuiging heeft, dat in een
geval als dit, onrecht wordt gepleegd
en dat hij dientengevolge de wet een
«prnlwet" noemt en de Rijksver-
zekeringwet, welke echter onschuldig
is aan deze staat van zaken, met
niet minder liefelijke epitheta betitelt.
De logica van een bepaling, volgens
welke de werklieden werkzaam in
een herstellmgwerkplaats van een
reederij, wier booten bijv. op Engeland
varen niet onder de wet vallen, ter
wijl de werklieden werkzaam in een
vlak daarnaast gelegen herstellings-
werkplaats van een reederij, waarvan
de booten de Zuiderzee oversteken
wel volgens de wet verzekerd zijn,
ontsnapt, zooals ieder begrijpen zal,
niet alleen aan de bevatting van een
werkman, maar zelfs aan die menschen
vanhoogereintellectueeleontwikkeling
Een andere griet van de werklieden
is de lange duur van de door hen
ingestelde beroepszaken, waardoor zij
vaak meer dan een half jaar onder
dikwijls moeielijke financieele omstan
digheden, in t onzekere blijven om
trent de hun uit te keeren rente,
Nadat nog eenige zeer onaangename
formahteitsplagerijen zijn besproken,
komen in het artikel de grieven van
de werkgevers aan de beurt. Voor
eerst de toepassing vau het beruchte
artikel 8; dan de onoordeelkundige
wijze, waarop medische behandeling
is geregeld: vervolgens vaststelling
(door de Rijkverzekeringsbank) van
het bedrag der loonlijsten van den
werkgever, die zijn risico heeft over
gedragen, een vaststelling, waarin
bij niet wordt gekend, ja zelfs de
door hem gemaakte of door de Rijks
bank vermeende fouten hem niet
worden medegedeeld.
Ook wordt stilgestaan bij de be
kende gevallen dat aan een werkman
vergoeding van schade wordt gegeven
waar in het geheel geen schade meer
geleden wordt,
Eindelijk de grieve van de risico
dragende orgnisaties.
Een paar voorbeelden:
De Rijksbank kent aan een werk
man een uitkeering toe; de Centrale
Raad beslist, dat den werkman geen
uitkeering toekwam, dat deze dus van
den aanvang af geheel ten onrechte
eenige uitkeering ontvangen heeft.
Dergelijke abusievelijke verleende
schadeloosstelling brengt de Rijksbank
ons in rekening. Wie die dit billijk
of recht kan achten?
Een ander geval. Een werkgever
is bij ons verzekerd; een zijner werk
lieden krijgt een ongeval. Is het een
bedrijfsongeval? Dat zal later de Rijk-
bank uitmaken. Inmiddels verleent
eon dokter geneeskundige hulp. Voor
wiens rekening? De Rijksbank veklaart
dat het ongeval geen bedrijfsongeval
is in zin der wet, doch legt ons toch
de verplichting op den geneesheer te
honoreeren, indien werkman en werk
gever betaling afwijzen. Is dit ook bil
lijk en recht?
Uitvoerig wordt dan stilgestaan bij de
gebrekkige regeling der burgerrechte
lijke aansprakelijkheid als een bedrijfs
ongeval wordt veroorzaakt door de
schuld van een vreemde. Het wordt
daardoor uiterst moeilijk dergelijke
schade op derden te verhalen, hoe
billijk dit ook ware.
Dat de Risico bank geen recht van
medische onderzoek heeft, berooft die
bank van de gelegenheid om na te
DOOB
62)
FRANZ TRELLER.
De bandiet, die klaarblijkelijk niet op zijn gemak was,
herademde nu naar het scheen en zei tot zijn makker:
kom Jim, schikken we ons in het onvermijdelijke, wet is
nu eenmaal wet, weet ge en die moet geëerbiedigd worden.
Maar het zal den heeren hier nog leed doen, twee achtens
waardige mannen gekrenkt te hebben."
"Zie hier mijne handen, Sir," zei hij tot den waard, die
touwen gehaald had, »bind mij, als gij wilt, ik wil u gaarne
naar den rechter volgen, ons geweten is zuiver,"
«Ja kerel, ik zal je binden," sprak Taylor, «en ge zult
spoedig voor den rechter komen, maar ditmaal is het niet
je spitsbroeder Johnson."
Zij werden beiden geboeid en door een groot deel der
aanwezigen, onder wie ook Nathan Wild, naar een blok
huis gebracht, waarin het gerechtslokaal en de gevangenis
waren. Daar werden ze overgegeven aan den constabel.
Toen zij weg waren, zeide Taylor tot Brown: Sherif
Heathest uit Monureth die u mij aanbevolen heeft, is mijn
vriend, dus zijt gij ook zijn vriend. Ik ben blij dat ge hier
zijt. Ik heb over die zaak van den armen jongen al heel
jvat nagedacht, t Is een merkwaardige geschiedenis, Dus
heeft Osborne het doodbewijs van zijn neef in Monmouth
getoond?"
"Ja, Sir, en geheel in den vorm opgesteld."
"Hm, nu we zullen bij die gevangen kerels er wel van
allerlei uit krijgen. Zij zijn hier in een pantherval ge
raakt. Wij kunnen zulk gespuis juist nog gebruiken."
De Cowboy, die zich eerst overtuigd had dat de beide
verdachten secuun opgeborgen waren, kwam nu ook en
volgde stilzwijgend de anderen.
Brown, wien de waard was beschreven als een vertrouw
baar achtenswaardig man en die ook Nathan Wild als zooda
nig kende aarzelde niet zijn hart voor hen uit te storten en
zijne verdenking van James Osborne duidelijk te maken.
"Het gaat hier nog te wild toe, Sir," antwoordde Taylor
dat alles zal moeilijk te bewijzen zijn en te moeilijker wijl
die schoft, rechter Joknson er van door is gegaan. Waar
krijgen wij getuigen van daan?"
"Zeg mij slechts dit eene, Sir, denkt ge, na 't geen
de jonge Cowboy, de knecht van Nathan Wild in de
Steppe gezien heeft, en daaraan valt wel niet te twijfelen
dat de jonge Osborne nog leeft?"
Taylor schudde bedenkelijk het hoofd en antwoordde op
ernstigen toon»ik geloof het niet Sir, na alles wat gij mij
hebt meegedeeld, was het doel den jongen uit den weg te
ruimen. Wij zullen bij die beide gevangen schurken er wel
niet veel uit krijgen, maar ik heb hen laten opsluiten om
te beproeven in deze duistere zaak wat licht te brengen.
Ik behoor tot de waakzaamheidscommissie," voegde hij er
zachtjes bij en toen weer luider sprekend: "ik twijfel er
niet aan of deze kerels hebben deel aan den moord gehad
en ik verwonder mij alleen hierover, dat zij 't gewaagd
hebben, hier weer te komen." «Naar 't geen ik van hen
afluisterde," viel Wild in, hoopten zij hier ook een zekeren
Johnson te vinden, ook schijnen zij over Mr. Osborne niet
tevreden te zijn."
"Zij zullen hun zondeloon nog niet hebben," sprak Taylor,
«of zij willen beproeven Osborne meer af te persen. Er
zal wegens gebrek aan bewijs wel niets anders overschieten
dan die kerels weer vrij te laten, als er misschien niet
nog wat van vroeger voor den dag komt, maar, komt
het u niet aan op een handvol dollars, Sir?" vroeg hij,
zich tot Brown wendend.
"Neen, ik heb er meer handenvol voor over als ik
zekerheid kan krijgen omtrent het lot van den jongen."
"Best, dan zullen wij 't probeeren. Ik zal met den rechter
en die schurken spreken. We zullen zien."
Daarmede eindigde hun gesprek. De poging, die Taylor
nog 's avonds deed om Ben en Jim aan het praten te
krijgen, mislukte.
Beiden beweerden stoutmoedig, niets te weten van alles
wat hun te laste gelegd werd, ofschoon de rechter van
oordeel was, in hen twee hoogst gevaarlijke prairie-roovers
voor zich te zien. Ook het aanbieden van geld bad geen
indruk op hen gemaakt.
Mr. Brown begaf zich verslagen te bed, waar noch hij,
noch de Cowboy kon slapen. Wild, die gewoon was onder
den blooten hemel te slapen, stond op om naar buiten te
gaan en Brown ging met hem mee.
Wordt vervolgd).