NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecbt FEUILLETON. BINNENLAND. No. 50. Zaterdag 23 Juni 1906. Vyt-eu-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Wormstekige vrachten en hoe dit te voorkomen. HET KIND DER PRAIRIE. Amersfoortsche t - i i y ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestrant 77. Telepboon n». 09. AD VERTENTIËN: Van 16 regels j 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Reeds eenige jaren heeft men niet alleen in ons land, maar ook in Engeland en Duitschland veel last gehad van wormstekige vruchten. Er waren boomen, waarvan alle vruchten waren aangetast. Het wijfje van den vlinder carpo- capsa pomona legt in Juni of Juli geelroode eitjes, ieder afzonderlijk, aan de nog niet volgroeide appelen en peren. Op iedere vrucht wordt een eitje gelegd, maar in het geheel legt een vlinder er ongeveer twee dozijn. Gewoonlijk wordt het ei aan den neus (bij den kelk) der jonge vrucht vastgekleefd. Na acht dagen komt het rupsje te voorschijn het vreet zich door de schil van den appel of de peer heen en neernt vlak onder die schil eenige dagen rust. In deze rustperiode is het nog mogelijk, aan laagstammige boomen het diertje op zijn plaats van opont houd te vinden en te dooden. Weldra echter zet liet zijn weg in het inwen dige van de vrucht voort. Zijn voedsel bestaat niet uit het vruchtvleesch, maar uit de eiwitrijke kern der zaden. Daarom vreet de rups zich zoodanig door het vruchtvleesch heen, dat zij in den kortst mogelijken tijd het klok huis bereikt. Heeft het insect het klokhuis met de pitten geheel uitgevreten en alles door zijn korrelige uitwerpselen ver ontreinigd, dan vreet het zich een gang naar buiten, door welke het den appel verlaat. Zijn de pitten van één appel onvoldoende voor de voeding van het rupsje, dan graaft het zich naar buiten en boort zich dadelijk in een tweeden appel in. De aangetaste vrucht valt af, zoo dra de pitten vernield zijn. Zulke vruchten zijn dus vóór den normalen tijd tijp. Dikwijls valt de aangetaste vrucht reeds af, vóór zij rijp is. Daar liet afvallen gewoonlijk ten gevolge van den wind geschiedt, vindt men in de meeste afgevallen vruchten het insect nog aanwezig. Dit zet dan in de afgevallen vrucht zijn vreterij nog een tijd lang voort en verlaat haar later, om een plaats te zoeken, ten einde zich in te spinnen. Voor dat doel zoekt de rups een plek, waar zij tegen de winterkoude beschermd is. Zeer gaarne kiest zij daarvoor de stammen der boomen uit, die in de reten en onder de schubben van de schors, of onder het korstmos dat er op zit, een uitste kende schuilplaats bieden. Ook goed verscholen plekjes aan palen, schut tingen enz. worden gekozen, om er een spinsel van te maken. Worden de appelen of peren, terwijl de rups er nog inzit, naar de bewaarplaatsen gebracht, dan kruipt de rups later, als 7.ij de vrucht verlaten heelt, in de reten van den vloer, van muren en wanden, desnoods in kleederen en spint zich daar in. Op de door de rups met zorg gekozen schuilplaats vervaardigt zij een witte cocon. Bin nen deze cocon schrompelt de rups eenigszins in, zoodat zij korter en dikker wordt; in 't volgend jaar is zij veel dunner en slanker geworden. Eerst in Mei stroopt de rups haar huid af en verandert in een glimmend, geelbruin popje. In Juni schuift de pop zich door de cocon heen, weldra barst haar huid en de vlinder kruipt er uit. Willen wij nu niet steeds meer door dit insect worden geplaagd, dan dienen wij het krachtdadig te be strijden. We vangen de rupsen in zoogenaamde rupsen vallen, die een voudig worden opgericht. We binden daarvoor circa 1 Meter boven den grond wat houtwol om den stam, dekken dit af met stevig grauw papier. De rupsen verpoppen zich in dat houtwol, hetwelk in het najaar wordt verbrand. Rupsenvallen moeten ech ter algemeen worden ingevoerd, wil men de resultaten er van zien. Als een persoon ze in zijn tuin aanwendt, geeft dit voor hem niets, de vlinders in den tuin van zijn buurman uit gekomen zullen ook naar hem vliegen. In den herfst moet al het afge vallen oof zoo spoedig mogelijk uit den tuin of uit den boomgaard ver wijderd, vooral na een stormachtigen nacht. Men verwijderd dan tevens het insect. In den winter moeten de boomstammen flink worden gereinigd, waar bij al de losse schorsdeelen wor den meegenomen. Leiboomen worden bij voorkeur langs draad en niet langs latten opgebonden. Bij schuttingen en muren mijde men steeds gleuven, scheuren enz. Mochten ze ontstaan men zorge er jaarlijks voor ze te vullen. Concours-Hippique te Wapeningen. Begunstigd door mooi weder had j, 1. Donderdag op het sportterrein »De Wageningsche Berg" het con- cours-hippique plaats. De toegezegde komst van Z. K. H. Prins Hendrik was blijkbaar van invloed geweest op de komst van het publiek, zooJat alle rangen, niet het minst de tri bune, dicht bezet waren. Uit een hippisch oogpunt was het concours ook belangrijk. Niet alleen dat er meer deelnemers waren dan het vorig jaar, doch er werd ook naar gestreefd de paarden zoo goed mogelijk voor te brengen, zoodat de jury dikwijls een moeilijke taak had. Te ongeveer 3 uur kwam Prins Hendrik in zijn vierspan de hoofd- poord binnenrijden. Langs de tribune reed hij, terwijl de muziek het Wil helmus speelde naar de versierde be- stuurstent, waar de Heer H. J. Baron van Doorn van Westcappelle, voor zitter der commissie voor het con- cours-hippique, Zijn Hoogheid ontving. Vervolgens werden de verschillende bestuursleden voorgesteld, waarna de Prins met zijn adjudant, Jhr. v. Such- teleu van de Ilaere, en enkele be stuursleden naar het middenveld van I het sportterrein begaf. Terstond' daarop kwamen de deelnemers der reeds afgeloopen nummers in den ring en werd de uitslag der keu ring van de jury bekend gemaakt. De groote zilveren medaille door den Prins geschonken en beschikbaar gesteld voor: fokpaarden, éénspan merriën, werd door hem persoonlijk aan den winnaar van den len prijs uitgereikt. Te 4 uur ongeveer vertrok Z. K. H. weder langs denzelfden weg waar langs hij gekomen was, via Benne- kom en Ede naar Het Loo. Mooi nnnboil. De Raad van Harderwijk heeft op voorstel van B en W. aan de »Ver- eeniging tot Chr. Hulpbetoon aan Tuberculoselijders" aangeboden in erf pacht 20 hectaren dennenbosch enz., schoon gelegen op een half uur af stand van het station Harderwijk. De aanbieding geschiedde op voorde ver- eeniging zeer gunstige voorwaarden; zoo noodig kon de vereeniging nog meer terrein op dezelfde gunstige voorwaarden bekomen. De medische commissie der vereeniging heeft het terrein bezocht en zeer geschikt voor 't doel bevondenin beginsel heeft het bestuur reeds besloten, bet aan bod te aanvaarden. Melk van koeien met gaten in de oorenI De Ge?ondheidscommissie te Bussum heeft bevonden, dat binnen haar ambtsgebied en in de onmiddellijke nabijheid daarvan verscheidene koeten grazen met gaten in de ooren. Wijl deze gaten bewijzen, dat die dieren, hetzij bij quarantaine aan de Belgische grenzen, hetzij dooi de maatschappij »oud Bussem", zijn af gekeurd als vermoedelijk lijdende aan tuberculose en er dientenge volge gevaar bestaat, dat de melk dier koeien nu of later tuberkelba cillen zal bevatten waarschuwt de commissie het pubhek legen het gebruik van ongekookte melk, tenzij men zich overtuigd heeft, dat- zij afkomstig is van onverdacht vee. Uit goede bron kan »De Tijd", mededeelen. dat nu vaststaat, dat dr. Kuyper binnen betrekkelijk kortën tijd weer aan het actieve politieke loven gaat deelnemen. Hij zal in de Tweede Kamer den zetel van 'dr. Brandts innemen, welke Z. E zal worden ingeruimd, en ook de hoofd redactie van «De Standaard", zal weer door dr. Kuyper worden waar genomen Uit Schiedam meldt men aan de »N. R. Ct": Naar aanleiding van het gerucht, dal dr. Brants zijn Kamerzetel'zou inruimen, om dr. Kuyper gelegen heid te geven weder in de Kamer te komen, wordt ons van vertrouwbare zijde medegedeeld, dat daarvan bij den persoon, die dit het allereerst zou moeten weten, niets bekend is. Te Delft is aangehouden een I7-jarigen leerling van het Gymnasium te Klein-Lafferdaf (Hannover), die wegens ongenoegen met zijn vader de ouderlijke woning heimelijk had vet laten en naar Holland was geko men, om zich te Rotterdam aan te monsteren op eene boot naar Oost- lndië. Door zijne grootmoeder van de noodige gelden voorzien, kwam hij te Amsterdam aan, alwaar den gym nasiast door een vriend van een be steller de noodige hulp zou worden verleend. Alras bemerkende, dat hst den heertjes weer om zijn geld te dóen was, verliet de vreemdeling in Delft den trein, door hen achtervolgd. De in de buurt wonende brigadier der Rijksveldwacht Van der Vliet werd gewaarschuwd, die den vreemdeling onder bescherming nam en naar het politiebureau overbracht. Aan den vader werd telegraphisch bericht ge zonden, om hem af te halen, terwijl de Heer De Kat, directeur der Wonirig- maatschappij, den jongeling in huis nam tot de komst van den vader. DOOB FRANZ TRELLER. 74) Maar Paul sprak met goed vertrouwen: «gij hebt de grootste krijgers der Steppe bij u, Brown wees onbezorgd." Nu moet ik uw redder de hand drukken, Paul, breng mij tot hem. De jongeling bracht hem door het boschje naar den rtapper. Toen hij over hem stond, sprak Brown: «Gij hebt ons kind gered, Sir, laat mij u de hand drukken." De oude schudde hem de hand, maar keek daarbij, zich afwendend over de prairie en sprak«ik heb niet veel ge daan, Sir, ik was slechts het werktuig in Gods hand." Brown hoorde nauwelijks wat hij zeide, maar zag met opvallende verrassing op zijn gelaat naar den trapper, die nu op eenigsinds ruwen toon vervolgde: «De Kaws zullen zóó komen, 't is tijd om de buks op te nemen," en daarop trad hij in het boschje terug. Brown keek hem na en vroeg zachtjes aan Paul: «hoe heet hij «Men noemt hem hier in de prairiede Grijze Beer, maar zijn waren naam ken ik niet." «Wonderlijk," prevelde Brown, «wonderlijk." De trapper riep nu alle mannen bijeen. Met hem erbij geteld waren tien mannen gereed tot den strijd. De trapper vroeg aan Brown: «kunt gij schieten Sir?" «Ik denk dat het nog wel gaan zal, Sir," antwoordde hij met opvallende aandacht-den trapper aanziende. «Best. Puck, ga jij met Mr. Brown, Paul, Nathan Wild en een der Arkansassers daarheen en zie uit naar het Noorden en Oosten verschuil je in het geboomte. Walker, Bill Stone en gij beiden, hij bedoelde de beide andere Arkansassers, «blijft bij mij ziet goed toe, want dat ongedierte zal krui pend nad ren. Zoodra gij de schreeuw van den adelaar hoort, loopt ge allen terug binnen de verschansing. Schiet voorzichtig en verkwist geen kruid. Puck, wiens uiterlijk in een anderen toestand nog meer opzien zou verwekt hebben: zeide; «ik wou graag bij u vechten, oom." «Neen, jongen, gij moet mij den rug dekken, jij bent meer waard dan tien wilden, ga." Toen ging Puck gehoorzaam met de anderen mee. «Dekt u, mannen," zei de oude tot degenen die bij hem waren «en houdt de oogen goed open." De Arkansassers, Bill en Walker namen beschutte stel lingen in. De Indianen, wel honderd man sterk, hadden zich in een grooten boog uitgebreid en omringden zoodaeude het geheele boschje. Op eens waren zij allen verdwenen en alleen de paarden nog maar te zien. Nu kwam een deel der paarden in beweging en begon ran rechts naar links om het boschje te draven. «Die kerels hangen op zij van hun paard en willen ons met hun vuur bang maken, terwijl de anderen in het gras voortsluipen," zei de trapper tot Walker, «zij denken met kinderen te doen te hebben in plaats van met den Grijzen Beer en zijn medicijnman." Wel twintig paarden welker ruiters niet te zien waren, joegen achter elkaar het boschje voorbij. Plotseling zonder dat de dieren langzamer liepen, ontlaadden zich de buksen welke voor de borst der paarden werden afgeschoten en vlogen eenige kogels in de boomen, maar te onvast gericht om gevaarlijk te zijn. «Wij willen hun spel toch een beetje verstoren, Walker wij kunnen snel genoeg weer laden, neem gij dien schimmel daar, ik zal den vos nemen. Mik op den nek." Zij schouderden de buks, twee schoten knalden en de door den nek geschoten paarden stijgerden hoog op, om daarna neer te vallen en zich om te draaien. Ook hierbij was van de ruiters niets te zien. Deze zekere schoten noopten de Indianen nit de nabijheid van zulke gevaarlijke buksen te blijven. «Geeft acht 1" riep de trapper zijn makkers toe, «zij zullen zóó komen." «Wij zullen wel oppassen, oude Grizzly," zeide Bill Stone. Toen liet de oude een verklinkend "fluiten hooren, dat Pack tot voorzichtigheid moest aannemen en het antwoord zeide hem dat het gehoord en begrepen wa9. De Indianen begonnen opnieuw ruiters uit te zenden die op zij van hun paarden hangend zich voor de kogels dekten en op de iDgeslotenen schoten. {Wordt vervolgd{.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1