NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BINNENLAND. iVo. 61. Woensdag 1 Augustus 1906. Vyt-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uit Vlaamsch België. HET KIND DER PRAIRIE. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoon n». 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/> Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Gedurende de drie laatste dagen van a.s. Oogstmaand wordt bet 29e Nederlandsch taal- en letterkundig Congres te Brussel gehouden. Wat men over deze bijeenkomsten van Hollanders en Vlamingen om hunne gemeenschappelijke taal en stam- belangen te bespreken, in de laatste jaren ook moge gesmaald en geuit hebben, toch blijken zij niets van hun leefbaarheid verloren te hebben. Zoo verheugt het ons, dat hier in Vlaanderen althans, van de zijde der jongeren, die de Congressen tot voor korten tijd nog hunne pijlen niet bespaarden, thans zeer gewaardeerde medewerking toegezegd wordt. Onder de Vlaamsche letterkundigen, die zich reeds als lid voor het a.s. Congres aanmeldden, treffen wij b.v. aan Aug. Vermeijlen, P. van Langendonck, H. Teirlinck, Emm. de Bom, K. van de Woestijne en nog menige anderen, vertegenwoordigers van onze litteraire voorwacht, die dus blijkbaar met de congressen, de algemeene groot- Nederlandsche landdagen, verzoend zijn. Dit kan ook niet anders Onze jongere, die in hun tijdschrift Vlaan deren zoo flink in de bres staan voor de uitbreiding der Nederlandsche cultuur in België, gerugsteund door het intellectuëele Holland, moesten noodzakelijk de ouderen komen ver voegen op die Congressen, die wij weten het wel, niet volmaakter zijn dan welke andere congressen ook, maar, die reeds menig gelukkig initiatief genomen hebben en ons de gelegenheid laten om nog heel wat degelijk, vruchtdragend werk op touw te zetten, zoo wij maar willen. Want daar zit het hem juist: bet hangt van ons zelf, van onze ijverige, ernstige medewerking af om de Congressen werkelijk nuttig en ernstig te maken. Wat zal jong Holland doen? Voort- pruilen en gemakkelijke geestigheden rondventen op den breeden rug van de congressen? Of het goede voor beeld voorbeeld van jong Vlaanderen volgen en naar Brussel gedurende de congresdagen getuigenis komen af leggen van de eensgezindheid van de jongeren in het nastreven van het groot Nederlandsch ideaal. De tijd zal leeren. Voor ons, Vlamingen, is het van groot belang, dat het Brusselsch congres een indrukwekkende betooging van Nederlandsch leven weze. Brussel is van alle Vlaamsche steden onge twijfeld het meest door verfransching aangetast. Uiterlijk is deze stad zoo zeer ontvlaamscht, dat de Walen ze wel eens opvorderen als eene Waalsche stad. Nochtans is dat slechts louter schijn. Evenals de heerlijke groote markt van Brussel een toonbeeld van echte oud Vlaamsche kunst bleef te midden van de nieuwe straten en boulevards, naar Parijser model, die haar omprangen zoo bleef het Brusselsche volk kern-Vlaamsch trots de verfransching der burgerij. Om dat volk Vlaamsch te doen blijven, om het Vlaamsche scholen te geven, die het op natuurlijke logische wijs in eigen taal zouden ontwikkelen, om het voor ons algemeen Nederlandsch cultuurleven te winnen gaat daar de strijdWie zal niet beseffen, dat een bijeenkomst van Vlaamsche en Hol- landsche letterkundigen en geleerden in dat midden van grooten invloed zijn moet Het congres moet in de hoofdstad toonen aan allen, die het tot nog toe niet zien konden of wilden, dat Vlaanderen zijn eigen Vlaamsch leven leiden wil en daartoe beslagen is, gestemd door het intellectuëele Holland. Het onderwerp tot toenadering tusschen Holland en België op eco nomisch en militair gebied, dat in den loop van dit jaar, naar aan leiding van de studiën van den heer E. Baie, zulken buitengewonen weer klank vond in de pers van gansch Europa, zal op het a.s. congres ook behandeld worden. Doch zondereenigs- zins de debatten over dit punt te willen vooruitloopen, meenen wij, dat het congres op dat gebied al niet meer onmiddellijke, practische uit komsten zal bereiken dan de menig vuldige artikels voor en tegen, die uwe en onze pers ten beste gaf. Hier moet de diplomatie gewekt worden en dat is geen klein werk. Enkel het naderend gedonder van kanonnen of het nijpen van hevige handelscrisissen slaagt daarin. In tus- schentijd is het toch wel voordeelig en noodzakelijk zelfs dat eene open haar bespreking onzer gemeenschap pelijke volksbelangen en eene onbe wimpelde uitdrukking onzer weder- zijdsche sympatbiën de heeren der groene tafel voorlichtte over hetgeen zij in de toekomst wellicht zullen te doen hebben. Zoo loggen wij de grondvesten van wat later wellicht tot stand komt. Doch de zekerste basis van onze toe komstige volkskracht is wel de betere kennismaking van Hollanders met VlamiDgen en van Vlamingen met Hollanders. Wij moeten elkander zien en spreken al evenzeer als wij mal- kanders wetenschappelijke en artistieke voortbrengselen moeten lezen. En daartoe geeft het Congres gelegen heid. Het kan voor menig Noord- Nederlander een aanleiding zijn om den eersten stap naar Vlaanderen toe te doen en den lust om Vlaanderen grondiger te leeren kennen te voelen wakker worden. Gij, Hollanders, kent van België gewoonlijk zeer goed de Zuidelijke, Waalsche provincies met hun ver rukkelijk natuurschoon in deArdennen bosschen en dalen, maar van Vlaanderen met zijne prachtige oude steden als Mechelen, Gent, leperen, Veuine en vooral het onvergelijkelijk mooie Brugge, van Vlaanderen met zijne heerlijke zeekust is u gewoon lijk weinig of niets bekend. Is dat niet eene betreurenswaardige wan verhouding van sympathie en lust tot kennismaking? Mochten wij er iets toe bijdragen om den stroom der Hollandsche reislustigen gedurende de a.s. verlofdagen naar Vlaanderen te richten, vóór of na het congres, waarop ze verbeid worden, dau zouden wij er ons in verheugen om de onver mijdelijke goede uitslagen, die dit bezoek zou hebben voor de ontwikke ling der groot-Nederlandsche gevoelens der Holanders. Evenals de Vlaamsche studenten, die verledenjaardeVacantie- leergangen aan de Hoogeschool te Leiden bijwoondenen de groep Vlaamsche leden van het A I ge m een Nederlandsche Verbond, die voor een paar jaren een gezamenlijk omreisje in Holland deden, uit het Noorden terugkeerden met een beter konnis van uw hoedanigheden en verdiensten en een verhoogde bewon dering voor uwe artistieke en weten schappelijke bedrijvigheid, zoo kunt gij uit het zuiden, na een kort verblijf alhier wellicht ook een beter denkbeeld over Vlaanderen en de Vlamingen naar Holland meedragen. Zet u neder in een onzer Vlaamsche badsteden, te Oostende, te Blanken- berghe^ te Heyst of elders nog, en reis van daar uit naar onze oude steden, waar schatten van Vlaamsche, Nederlandsche kunst u wachten. Oostende is de u aangewezen stad zoo gij aan zee meer verlangt dan de rustige genietingen van het strand leven en de verkwikkende werking der zeelucht. Aan vermaken en aan trekkelijkheden, weelde en mondaine drukte kan Oostende u meer opleveren dan menige groote stad. Verbeeld u een der rijkste en levendigste wijken van Parijs, Weenen of Berlijn aan de kust verplaatst, en bevolkt met een bonte cosmopolitische wereld, die ruimschoots genieten wil van alles wat de weelde schiep, dan hebt gij een idee van wat Oostende is. De Kurzaal is een echte Paudora-doos van vermaken Dansfeesten, bloemen corso's, liefdadigheidsbazars, speel tafels, en wat weet ik al hooren hier thuis. De aangeboden verhevenste genietingen worden U door het symphonisch orkest van eerste ge halte, bestuurd door den kapelmeester Leo Rinskopf. Zoo ik u thans Oostende met nog meer klem aanbeveel dan ik het elders en vroeger reeds deed, dan is het omdat menig Hollander deze koningin onzer badplaatsen reeds lief kreeg en omdat Oostende zelf die Hollandsche bezoekers, die reeds getrouwer werden, ook zoo goed gezind is. Of is het geen bewijs dat Oostende de Hollanders, die binnen hare muren verblijven, aangenaam wil zijn, wanneer zij hun voor den aanstaanden Wilhelmina-dag een lieve verrassing bereidt? De kapel van de Kurzaal zal op dien avond een speciaal Hollandsch programma uitvoeien. Werken van Diepenbrock, Wagenaer, Smulders, De Hartog en Anrooy zullen op d?n feestavond der Hol landsche Koningin ten geboore ge bracht worden. Zoo zal de Hollander, die op dien dag te Oostende aan wezig is, werkelijk het gevoel hebben, dat hij hier thuis is. Zoo hoeft het te gaanDat in Vlaanderen de Hollandsche kunst en in Holland dan ook de Vlaamsche kunst bekend gemaakt en vereerd worde! Zoo zullen wij best gevoelen, al blijven staatkundige grenzen ons scheiden, dat wij broeders zijn. BRUGGE, J. S. Wat Koning Willem I voor Ne derland geweest is beschrijft prof. dr. P. J. Blok in de verschenen Verslagen en Mededeelingen der Akademie van Wetenschappen. Willem I is, zegt hij, in menig opzicht een voortreffelijk vorst ge weest. Hij wijdde zich geheel aan 's lands belangen hij was onvermoeid waar bet gold de bevordering van handel en nijverheid, van verkeer en wetenschap, onderwijs en kunst. Maar ook hij bleek onvermogend DOOB 85) FRANZ TRELLER. «Als de zon schijnt en wij de skalpen der blanken hebben, rijden wij weg." De sprekers die slechts onduidelijk door de in 't gras verborgenen gezien waren, verwijderden zich. Cajugas en Puck zetten toen hun weg met nog grooter voorzichtigheid, voort. Een licht paardengehinnik trof hun oor, nu wisten zij waar de paarden en waarschijnlijk ook de krijgers der Kawa stonden. Spoedig stuitten zij op eenige Indianen die zich in 't gras hadden uitgestrekt en slechts door de grootste voor zichtigheid kwamen zij niet met hen in aanraking. Nu hoorden zij duidelijker het snuiven en stampen der paarden. Zij maakten een boog om de dieren te naderen, welke, zooals uit het geluid op te maken was, op een hoop moesten staan. Kort daarna bereikten zij ze en ontdekten spoedig dat de paarden slechts aan elkaar gekoppeld waren, om ze ter stond tot gebruik gereed te hebben. Zij kropen op ongeveer tien pas nabij en overtuigden er zich van dat er geen krijgers in de nabijheid waren. Daar klonk een dof gebrom uit het gras, de dieren sidderden, toen dreunde de lucht van het woedend gebrul van den vertoornden panter. Met onweerstaanbaar geweld rukten de door" doodsangst aangegrepen dieren zich van elkaar los en vlogen in woeste sprongen weg in de duisternis. De Indianen sprongen op, schreeuwden door elkaar en velen hunner liepen de dieren na, ze fluitend en lokkend, doch de paarden renden steeds voort. Cajugas en Puck waren terstond na de welgelukte list haastig teruggekropen en zochten nu, in denzelfden boog, als zij gekomen waren, aan de anderen zijde der legerplaats te komen. Duidelijk vernamen zij de bevelende stem van het opper hoofd die zij ook straks gehoord hadden: «dat was geen panter, zoekt rond in het gras, er is een vijand nabij geslopen." Maar de duisternis was zoo ondoordringbaar dat alle zoeken vergeefs was. Tweemaal kwamen zoekende Kaws in hun nabijheid doch deze hielden hen voor makkers. Puck en Cajugas hadden hun mes in de hand om ieder, die hen bedreigde neer te stooten. Maar daar het panter- gebrul van den anderen kant gekomen was, zocht men daar de vijanden en niet in de richting die zij waarlijk hadden ingeslagen. Steeds verder af klonk de hoefslag der beangste dieren. Toen zij ver genoeg van de legerplaats verwijderd waren liepen zij haastig naar het boschje, dat zij binnen eenige minuten bereikten. In angstige spanning had men daar geluisterd naar 't gevolg der zoo gevaarlijke expeditie en met vreugde het wegrennen der paarden gehoord, Nu brachten ze hun gezadelde paarden voorzichtig naar huiten. Puck en Bill hielpen den verwonden trapper, die de pijn in zijn schouder dapper verbeet, in den zadel op zijn Donder; waarna allen te paard stegen. Daar het naaste gevaar kwam van de zijde der ruiters die ten noorden van het boschje stonden, zagen zij vooral naar dien kant opmerkzaam nit. Men liet de paarden stappen. Cajugas ging vooraan en achter hem reed Puck op zijn «Bliksem". Paul reed naast Brown, om ingeval van nood den ouden, zij 't ook nog zeer flinken man bij te kunnen staan. Er was dubbele waakzaamheid noodig wijl de aan hun linkerzijde zich bevindende Kaws zeker door het wegjagen der paarden uit het hoofdkamp, opmerkzaam en wantrouwend waren geworden. Het boschje was reeds lang niet meer te zien en ze lieten hunne paarden langzaam voortgaan. Niemand sprak een woord, allen luisterden slechts en zochten met hun blik de duisternis te doorboren. Een schim gelijk, met onhoorbare stappen ging de Indiaan vooraan en, in weerwil der duisternis in rechte lijn. Zijn scherp oor vernam dat hem ruiters tegemoetkwamen. Zachtjes gebood hij stil te staan en allen namen de wapenen in de hand. (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1