NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 90. Zaterdag 10 November 1906. Vijt-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BUITENLAND. BINNENLAND. Etit Htiit itstkMenis Mitt naam. Sopïiie IBllsaii, Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoon n°. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte In de meeste werken over de Fran- sche revolutie wordt de Bastille af geschilderd als een der verschrikke lijkste gevangenissen, waarin ooit voi stelijke willekeur en partijzucht heerschle over ongelukkige slachtof fers. In een boek met »Bastille legenden", dat door de Fransche Académie bekroond is met een prijs van 5000 francs, heeft de bekende Funck Brentano thans bewezen, dat de oude Bastille in werkelijkheid beter is geweest dan haar tegenwoordige reputatie. De schrijver heeft de stukken betreffende 5277 gevangenen bestu deerd, die van 1659 tot 1789 in de Bastille hebben gezeten en hij is daarbij tot de gevolgtrekking gekomen, dat de behandeling er humaan en zacht was en dat zelfs in geen andere gevangenis in Europa zooveel gedaan werd voor het gerief der gevangenen, met name voor de politieke overtreders. Evenals in de gevangenis le Tir 1' Eveque was de behandeling der gevangenen voor een groot deel af hankelijk van hunne levensomstandig heden. De rijken konden op schitte renden voet leven, als ze maar be taalden wilden. Een gevangen dame mocht haar echtgenoot meenemen. Tooneelspelers mochten des avondsin den schouwburg optreden, waarna zij weer naar hun cel werden terugge bracht. Daar trouwens hadden ze het niet zoo slecht, want ze kregen er uitstekend eten, een goed bed en ze mochten mannelijke en vrouwelijke kennissen op bezoek hebben. Funck Brentano haalt nog de teekenende bijzonderheid aan, dat er bij de be storming van de Bastille niet meer dan zeven gevangenen werden gevon den vier vervalschers, weet krankzin nigen en een misdadiger. Opgravingen. In de Via Stabiana te Pompeji zijn weer belangrijke vondsten gedaan, o. a. zijn zilveren schalen en borden met bloemen versierd, en een goed bewaard drinkglas met handvat gevonden, een zeer merkwaardig verkiezingsmanifest, waarin de candidaturen van een aantal personen worden aangeprezen. Het is gericht tot do svindemitores" d. w. z. tot de wijnoogsters en prof. Sogliano wil daaruit afleiden dat de uitbaisting van den Vesuvius, die Pompeji verwoestte in het najaar heeft plaats gehad, verondersteld altijd dat dit manifest niet ouder is dan het jaar 79. Van belang is de ontdekking van piof. Di Cicco, die bij Oliveto in Lu- canië 'in een dicht bosch de over blijfselen van cyclopische muren heeft gevonden, die een stad en een burcht moeten hebben omsloten. De muren moeten sterke poorten gehad hebben en raadselachtig beeldhouwwerk. Ook zijn daar bij het graven reeds vele voorwerpen aan den dag gekomen o.a. aardewerk, zoowel zwart en be schilderd, ijzeren lansen, bronzen frag menten enz. De oorsprong van dit alles is nog niet vastgesteld. Staatsschuldboekjes. In het algemeen werd in de Tweede Kamer de indiening van het ontwerp tot wijziging der wet op de Rijkspost spaarbank, beoogende de invoering van staatsschuldboekjes aldus het Voor- loopig Verslag zeer toegejuicht. Toch waren eenige leden van oordeel, dat de voorgestelde regeling niet vrij is van ernstige bezwaren, die door deze leden breedvoerig werden uiteen gezet. De meeste leden deelden deze bezwaren echter niet en traden in een bestrijding daarvan. Men meende een waarschuwende stem te moeten doen hooren naar aanleiding van den wensch, van bevoeg de zijde uitgesproken in de Tweede Kamer, om het beleggingsveld der Rijkspostspaarbank ook tot buitenland sche fondsen uit te strekken. Gevraagd werd, of de invoering van Staatsschuidboekjes niet ten gevol ge zou kunnen hebben flnancieele schade voor den Staat. Door eenige leden werd de wensch uitgesproken, dat de gemeente-ontvan gers in de gelegenheid zouden worden gesteld, hun kasgeld tot een hooger bedrag dan f 1200 bij de R. P. S. B. te storten. Loting. Het bestuur der «Nederlandsche Weerbaarheids-Vereeniging," geves tigd te Utrecht, heeft aan H. M. de Koningin een adres gericht, waarin te kennen wordt gegeven, dat het met veel belangstelling heeft kennis genomen van het verzoekschrift aan H. M. gericht door de heeren Mr. E. J. Korthals Altes en A. E. Dudok van Heel, inzake afschaffing van de loting voor de Nationale Militie. De Vereeniging verklaart diep door drongen te zijn van de juistheid der door genoemde heeren aangevoerde redenen wat betreft den verderfelijken en verslappenden invloed, dien de loting uitoefent op het Nederlandsche volkskarakter. Voortsdat de vereeniging is samen gesteld uit leden, die behooren tot de meergegoede klassen der bevolking en dat de neiging, om zich persoonlijk weerbaar te maken in deze klassen der bevolking zeer gering is; dat de adressante dit hoofdzakelijk toe schrijven aan het lotingsbeginsel, dat aan den niet-weerbare een zekeren maatschappelijken voorsprong geeft; dat zij bij hunne pogingen om het ledental der vereeniging uit te breiden vaak schipbreuk hebben geleden, om dat de jongelieden liever de kans van vrijloten afwachten dan deel te nemen aan militaire vooroefeningen; en dat de adr. het deelnemen aan de landsverdediging voor allen noodzake lijk achten, zoowel voor het behoud van den Staat als voor de ontwikkeling .elkander, vergetende hetgeen achter der individuen. ligt, maar als kinderen doen, heer- Om deze redenen betuigen zij alge- heele instemming met inhoud en strek king van het verzoekschrift. Een afschrift van dit adres is ook den Minister van Oorlog toegezonden Hoenderloo. Een lezenswaardig verslag voor allen die belang stellen in betgeen voor min derbedeelden wordt gedaan, is dat vhn het Doorgangshuis te Hoenderloo welke vereeniging thans ook is aan gesloten bij den Centraal Bond van Pbilanthropische Inrichtingen in Ne derland. In woord en beeld worden de groote veranderingen geschetst die de stichting in een halve eeuw onderging. Wat de kinderwetten betreft lezen we o. m. Het verwondert natuurlijk niemand, dat door de invoering der nieuwe wetten het getal aanvragen sterk steeg van 114 in 1904/05 beliep het reeds 158 in 1905/06, deze stijging wordt mede verklaard door de omstandig heid, dat de voogdijraden geen weg weten met de kinderen, welke zij wenschen te onttrekken aan een ver derfelijke omgeving. Jammer genoeg, moesten we velen teleurstellen, omdat behalve de voog dijkinderen jongens langs strafrechter lijken weg tot ons komen. In het ge heel werden 76 jongens opgenomen toch reeds een aanzienlijk getal, wan neer men in het oog houdt, dat de directeur zich in iederen knaap moet inwerken en dat laatste blijft noodig om ieder te kunnen geven datgene waaraan hij behoefte heeft. Nauwelijks was de oflicieele bereid verklaring naar Den Haag verzonden of al spoedig kwam het eerste re- geeringskind" uit Amsterdam, weidia gevolgd door anderen en ook door de jongens uit de Rijksopvoedingsgeslich ten (Alkmaar, Avereest, Doetinchem) en zoo spelen nu de meest uileen- loopende karakters hier met en door lijke plannen makende om eenmaal bruikbaar te worden in de maat* schappij. Een oordeel vellen over den invloed der overgeplaatste jongens op de aan wezige knapen, zou voorbarig zijn maar zoo min wij ooit moeite hadden met de voor straf overgeplaatsten uit de Kolonie van Weldadigheid, zoo weinig vrees behoeft er te zijn, dat de Rijksjongens, die als belooning overgeplaatst worden, het geheel be derven. Integendeel het verblijdt mij veeleer, dat de overplaatsingen stellig ten gevolge zullen hebben, dat er meer waardeering komt voor hen, die hun krachten geven aan de Rijks opvoedingsgestichten. Zoo gauw zijn we klaar met ons oordeel, doch wie kennis maakte met de groote moei lijkheden, waarmede men in een op voedingsgesticht in aanraking komt, zal door woord en daad toonen, dat alleen opbouwende critiek het kind ten goede komt. Het afgeloopen jaar gaf veel stof tot danken, al vielen er dingen voor, die ons bedroefden Een groot getal jongens kon met lof worden ontslagen, zij gingen maatschappelijk goed onder legd en sommigen ook als goede Christenen de wereld in. Maar die enkelen, die niet wilden die zorg baarden, die afgleden zij blijven 't sterkst tot ons spreken. Aan het slot van het verslag lezen we «Opvoeden niet alleen voeden moeten wepasklaar maken voor de groote maatschappij met hare hooge eischen. In dat opzicht moet dus onze stichting gelijken op een practische ambachtsschool, waar alle vakken tot hun recht komen. «Doch geen nood, de Heer kent onze behoeften I Hij heeft ons reeds mild gezegendHij gaf ons kracht, lust en liefde tot den arbeid en zal ons ook verder niet beschamen. Onze hulp is in den naam des Heet en en wie voelt wat Christus heeft willen zeggen met de gelijkenis van den barmhartige Samaritaan, verstaat iets UIT HET ZWEEDSCH 5) »Van plau te Saint Quentin te blijven? Wat bedoel je? We zijn toch op weg naar Zweden." «Jij wel, maar ik niet. Ik heb mijne plan nen veranderd. Ik blijf te Saint Quentin. Ik nam de plaats aan, mij door mijne vriendin, mevrouw Bertrand aangeboden en word leera- res aan hare kostschool." »Ik begrijp niet wat je zegt I Mijn hoofd duizelt. Hoe kun je iets zoo ongehoords zoo krankzinnigs wijlen Een betrekking aan nemen te Saint Quentin je kunt dat niet meenen!" Ik meen het wel. Ik weet zeer goed wat ik zeg en doe." "Je bent onzinnig. Het is immers onmogelijk. Ik kan toch niet thuis komen zonder jou. Wat zal ik aan Anna zeggen?" »Ik heb aan Anna geschreven en haar me degedeeld, dat ik van plan veranderde en het beter vond nog wat langer in Frankrijk te blijven." "Maar wat moet ik zeggen, als zij mij naar de reden daarvan vraagt «Blijf zitten Erik, en spreek niet zoo luid; je zult dat jonge vrouwtje wakker maken." (Och, lieve hemel, wat gevoelt het "jonge vrouwtje" zich onoprecht en beschaamd!" "Hoe moet ik het daar thuis noemen: een inval, een gril, overspannende denkbeelden?" «Noem het zooals je wilt: wat doet de naam er toe? Er is zooveel hier op aarde, dat geen naam heeft "Dat beter is niet bij zijn naam genoemd te worden; is het dat wat je bedoelt?" "Ja dat kan men ook zeggen." Zij ging onrustig verzitten op een andere plaats dei- bank. «Wanneer heb je naar Saint Quentin en Stockholm geschreven "Het komt er niet op aan wanneer ik schreef; de hoofdzaak is dat ik heb geschreven." "Misschien is het jou onverschillig, maar mij niet. Ik wil weten waarom je niet met mij naar Zweden meekomt, waarom je van plan veranderd bent waarom je mij dat nu pas zegt." "Laat mijne hand los, Erik, je doet mij pijn! Waarom ik het niet eerder gezegd heb? Al leen omdat ik vreesde, dat je zoudt beproeven het mij te verhinderen, indien ik het zeide voordat er niets meer aan te veranderen viel." "Maar het kan nu nog veranderd worden en dat zal ook gebeuren I" "Neen! Ik telegrafeerde naar Saint Quentin en wij zijn spoedig daar." "Hebt je getelegrafeerd? Wanneer wanneer Ik wil het weten. Je hebt het recht niet mij zoo te behandelen." Hij schreeuwde de woorden bijna uit. Ik lag daar met gesloten oogen en wenschte mijzelve honderd mijlen ver. Hoe dom van mij, mij door mijne onnoozele verlegenheid te hebben laten verhinderen hun- aanstonds te zeggen, dat ik Zweedsch verstond! Maar hoe onvoorzichtig van hen, maar onmiddelijk aan te nemen dat men hen niet kon ver staan! Ik rustte daar en bloosde over mij- zelve het was mij te moede, als las ik een brief, die niet voor mij bestemd was, als maakte mij schuldig aan eene slechte daad, die ik nooit weer zou kunnen herstellen want thans was het te laat hen in te lichten Zij antwoorde met gesmoorde stem Welke zonderlinge wezens zijt gij mannen toch! Wat komt het er op aan, of ik Maandag Dinsdag of Woensdag seinde Als je mij den dag opgeeft weet ik ook waarom je het deedt. Ik weet dat ik Woensdag dingen zeide die mij sedert bitter berouwden. Wij kwamen van een middagconcert, waar beiden zoo heerlijk, zoo volkomen genoten haddenIk dacht aan alles wat wij reeds te zamen hadden gezien hoe wij elkander verstondenO, die ellendige ge lijkenis, zij was het, die mij in het ongeluk storte. Je te zien zoo geheel en al gelijk aan haar, die ik het recht heb wanneer ik slechts wil te omhelzen, of aan mijn hart te klemmenbij de teederste namen te noemenen toch je zoo onbereik baar te weten dat ik nauwelijks wagen durfde je hand aan te raken jij die alles zoo nabij komt alles, alles, wat het leven waard maakt ge leefd te worden "Erik, Erik "Sedert dezedeze laatste drie dagen heb je mij niet willen ontmoeten, heb je mij geschreven dat je ongesteld waart, maar in staat zoudt zijn, volgens afspraak, vandaag te vertrekken." "En ik was ook in staat vandaag te reizen. Ik heb je niet bedrogen." "Ja naar Saint Quentin, Marie!" Ik zag, dat hij zijn groote krachtige hand op hare kleine kinderhanden lei die ineenge wrongen op haar schoot rustten. Zij weerde hem zacht af, (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1