NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BUITENLAND KERSTNACHT. No. 95. Woensdag 28 November 1906. Viji-en-dertigsle jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Sopliie Elkan. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoon no. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/> Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Krankzinnigenverpleging te Gheel (België). Ieder Nederlander heeft wel eens van Gheel gehoord, het Belgische dorp, waar ook tal van Nederlanders nog en in den loop der tijden genezing hebben gezocht. Sedert twaalf eeuwen is dit dorp bekend wegens de ver zorging van krankzinnigen, die hier niet in een huis worden opgesloten maar vrij in het dorp rondwandelen. Het dorp heeft meer dan 13000 in woners en daaronder bevinden zich meer dan 2500 krankzinnigen. Aan dit plaatsje is een legende verbonden, die in zeer nauw verband staat met de krankzinnigenverpleging! in den familiekring en de oplossing' is te vinden in het merk waardige feit dat de geboren Gheelenaar zeer be kwame verplegers zijn, die van ge slacht op geslacht dit liefdewerk met de meeste getrouwheid verrichtten. Aan den voet van het gemeente gasthuis te Gheel, door een ijzeren hek van de straat gescheiden, bevindt zich een kleine beeldengroep. Een krijgsman in vorstelijk gewaad heft met verwoeden blik een zwaard op, met het doel om een jonkvrouw, die voor hem geknield ligt, te onthoofden. Met gebogen hoofd en gevouwen han den wacht zij biddend haar laatste oogenblik af. Een duivel, een wan gedrocht zit op haar kleed. Op den muur daar achter leest men dAIs men schreef 30 May zeshonderd [jaar, Is S. Dimphna hier onthalst van [baar eigen vaer." In Ierland leefde in het jaar 000 een heidensch koning Dumen genaamd, te land en ter zee beroemd om zijne heldhaftigheid. Een beeldschoone vrouw was de vreugd van zijn leven, terwijl het huiselijk geluk nog ver hoogd werd door bun eenig kind Dimphna, wier schoonheid even be roemd was als die harer moeder. Het geluk van den vorst werd vernietigd, toen de dood de schoone gade aan zijne zijde wegrukte. Met haar ver- dween al zijn geluk; de dingen waar vroeger zijn hart in opging, lieten hem allen koud, het leven was hem een last geworden. Zijne omgeving, verdrietig over 's konings neerslachtig heid beproefde hem op alle mogelijke wijze op te beuren, niets hielp echter. Zoo kon het niet langer blijven, en de koning met wie zij vrijmoedig hierover spraken was het met hen eens. Eén hunner kwam op de ge dachte om een andere, een even schoone vrouw voor hem uit te zoeken en de vorst meer lettende op schoon heid dan op gaven van verstand en hart, was met dit denkbeeld zeer ingenomen. De hovelingen gingen uit, zochten het gansche land door, doch geen vrouw evenaarde in schoonheid de overledene. Ten einde raad rieden zij den koning aan om zijne eigen dochter te huwen, die het sprekend evenbeeld harer moeder was. De koning vroeg nu Dimphna ten huwelijk, doch ontving een weigerend antwoord. Buiten weten harer vader had Dimphna de christelijke godsdienst omhelsd en beducht voor den toorn van God over zulk eene wandaad, wist zij haren biechtvader Gerebernus over te halen met haar te vluchten naar België, vergezeld nog van een hoveling en diens vrouw. De koning was woedend over dit verzet tegen zijn vaderlijke macht, en zond naar alle oorden lieden om haar op te sporen. Een flauw vermoeden, dat zij naar België de wijk had ge nomen, deed hem besluiten zelf naar An t wei pen te gaan en van daar zijn speurhonden uit te zenden, die maar spoedig tot de ontdekking kwamen dat zij in Zammel bij Gheel verblijt hield. De koning trok nu met zijn gevolg de Antwerpsche Kempen in om nog eens aan zijne dochter het schandelijke voorstel te doen om met hem in den echt te treden. Zij bleef bij hare weigering en verkoos den dood boven de bloedschande. Hierover zeer vertoornd beval hij den beul haar te dooden. Deze weigerde echter bet zwaard op te heffen tegen een zoo schoone maagd, na den koning de eerste in het land. Daarop trok de koning zijn zwaard, herhaalde nog eens zijn aanzoek en hieuw met één slag haar hoofd af. De biechtvador werd door een der krijgsknechten om het leven gebracht. Op het kerkhof te Gheel werden beide lijken begraven. Eenige pelgrims uit Zanten, een stadje in Pruisen, wisten zich van de overblijfselen van Dimpha en Gerebernus meester te maken. De Gheelenaars achtervolgden hen en het gelukte om de overblijfselen van Sl. Dimphna weer in handen te krijgen; de hut van Gerebernus konden zij niet bemachtigen. De legende verhaalt verder van wondere dingen, die op het graf dei- martelares gebeurden. Van alle kanten stroomden mannen en vrouwen naar Gheel om daar genezing te vinden. Onder hen waren tal van krankzin nigen, die meenden dat de geest der arme martelares in 't bijzonder ver mocht hunne krankheid weg te nemen. Deze menschen werden gehuisvest in een ziekenhuis, waarin vier zieken kamers waren. Aan twee ziekenoppas sers werd de verzorging dier onge- lukkigen toevertrouwd. Enkelen vonden genezing en spoedig kwamen velen op 't gerucht dier wonderen naar Gheel en er werd plaatsing voor hon gezocht in de woningen van het zieken huis gelegen. Van jaar tot jaar werd het aantal grooter, zoodat in de zes tiende eeuw bijna alle inwoners var. Gheel zich met de verpleging van een of meer krankzinnigen belastten. De ongelukkigen werden in Gheel liefde rijk' behandeld, en kwamen er af en toe misbruiken voor, deze konden niet in de schaduw staan vau de elders gepleegde wreedheden. Al spoedig begon de overheid zich met de verpleging bezig te houden, de krankzinnigen werden onder toe zicht van het Gemeentebestuur en het Kapittel der Kanukken geplaatst. Een speciaal geneeskundige dienst werd opgericht in 1838. In 1851 trok zich het Belgisch staatsbestuur de verple ging aan. Van dien werden tal van verbeteringen aangebracht, verdwenen alle dwangmiddelen, verrezen betere woningen en werd voor voeding, klee ding enz. meer zorg gedragen. Zoo is Gheel allengs geworden wat het thans is, een modelkolonie voor krankzinnigenverpleging, waar thans ook veie Nederlanders genezing zoeken. Te San-Francisco is het, volgens den New-Yoi'kscben correspondent van de DTtmes", allertreurigst gesteld. De stad is vol desperado's en roof en moord zijn aan de orde van den dag. In de betere hotels wordt den logés medegedeeld, dat het gevaarlijk is zicli 's nachts op straat te be geven en dat men, zoo dit onvermij delijk is, zich moet doen vergezellen door een gewapend persoon. De goed gezinde klassen denken erover zelf krachtdadig op te treden, om de stad van het gespuis te bevrijden. Volgens denzelfden berichtgever zullen burge meester Schmitz en de boss Buef zich UIT HET ZWEEDSCH 3) Slot. Het bed en zijne allernaaste omgeving werd zwak beschenen door de nachtlamp, zóó zwak, dat de non niet langer in haar gebedenboek kon lezen en daarom haar rozekrans weêr opnam. De kranke was beginnen te ijlen en wierp zich onrustig om en om. Zijne vrouw zat op den vloer aan het voeteneind van het ledikant. Zij had de beide armen over de sprei gelegd en haar hoofd zonk daarop neêr. Met de hardnekkigheid van oververmoeide hersenen herhaalde zij de woorden«Het is Kerstavond, het is Kerstavond I" terwijl het eene beeld na het andere van een in feestgewaad gestoken, gelukkigen eigen haard langs haar geestesoog gleed. Het klonk als een echo harer gedachten, overgezet in eene andere taal, toen de non zacht de hand op haar schouder liet rusten en fluisterde «Het is Kerstavond, Madame.'1 Zij hief het hoofd op. «Ja, Soeur Simone, dat weet ik." Zij meende een oogenblik, dat de klooster zuster tegen hare gewoonte in deze gelegenheid te haat zou grijpen tot een gesprek over ge loofszaken, misschien wel tot eene poging tot bekeering. Manr dat deed zij niet. Zij zeide slechts met de zachte, bijna onzekere stem, den zwijgenden kloosterlingen eigen«Ik moet u verlaten voor de middernachtmis." De toegesprokene keek ontsteld op. "Zult gij mij alleen laten Hij is zoo ziek Zij was deze laatste weken dermate gewoon geraakt aan de rust, welke Soeur Simone haar door hare tegenwoordigheid alleen reeds schonk, dat zij geheel en al de vele nachten vergat, in eenzaamheid door haar doorwaakt. Haar greep plotseling eene onverstandige vrees aan, dat hij sterven zou dien nacht, indien de liefdezuster hem verliet. «Moet gij gaan fluisterde zij met bevende stem. »Ik heb nooit een middernachtmis verzuimd geen der zusters doet dat ooit," antwoordde de non, met eene uitdrukking, welke de vrouw van den zieke verstond en haar heter dan vele woorden zeide hoe onmogelijk het was te be proeven haar door smeekbeden over te halen. Het was voor het eerst in al dezen tijd, dat zij stiet op iets, wat de Katholieke kerk van hare geloovigen vorderde, dat de kloostertucht gebood en eischte en waarvan de non zelve sprak, alsof dat het eeuwig wel of wee harer ziel gold. Over iets dergelijks kan iemand, die buiten de kerk staat, niet redetwisten. Men moet zwijgen en zich buigen voor het sterke en machtige. «Gaat gij terstond?" "Neen, nog niet. Wees zoo goed mij te waarschuwen als het half twaalf is. Dan wordt het tijd." Zij zette zich weêr neder en begon te hidden. De jonge vrouw wierp haastig een blik op de zuster, zooals zij daar zat, het bleeke gelaat omlijst door den witten doek, zwak verlicht door de nachtlamp. De in zwart gehulde gestalte smolt samen met de schaduwen van het vertrek. Even zeker als de wijzers spoedig den opgegeven tijd zouden aanduiden, zou zij ook gaan. Dezelfde wanhopige, bijna krankzinnige angst, die haar te voren had aangegrepen, deed al hare aderen wild kloppen, terwijl zij zachtjes fluisterde: "Ik moet kalm zijn, kalm zooals zij. Hij is zieker dan anders en als ik niet tot be daren kom, kan ik de eene of andere vergissing begaan, die maakt dat hij door mij zal sterven. Och, ik voel dat hij van nacht sterven zal, als ik alleen blijf en dat ik mijn leven lang zal moeten denken, dat ik iets verzuimde, dat hem redden kon." Zij wrong de handen en hare lippen trilden. Hoelang zij in dezen toestand verkeerde, wist zij nietplotseling werd zij daaruit wakker geschud en keek zij op haar horloge. Hij moest driemaal per uur innemen. "De druppels," fluisterde zij over het bed heen de non toe. Daarna legde zij de hand op de zijne. Deze branddede koorts was toegfenomen en hij ijlde onophoudelijk. Andermaal greep de angst haar aan. Als de zuster ging, zou hij sterven. Eensklaps maakte zich eene verzoeking van hare ziel meester. Indien zij naliet de uod te waarschuwen dat het tijd was geworden voor haar om te gaan, indien zij dat uur verstrijken liet, kon zij blijven. Neen, neen, dat was onmogelijk. Het kon geen zegen aanbrengen zijn plicht te ver loochenen tegenover iemand, die met zelfop- offeringden hare tegenover hen beiden volbracht. Zij begreep niet hoe die middernachtmis zoo veel voor Soeur Simone kon beteekenen, als zij op haar gelaat gelezen had, dat het geval was. Maar wat kwam dat er op aan? Het gold hier niet haar eigen inzichten, maar die der andere. Misschien zou de non heel haar leven lang gewetenswroeging gevoelen indien zij niet ging. Neen, neen! Zij rees overeind. Hij was voor hare ver hitte verbeelding alsof zij het doodvonnis over haar man uitsprak, toen zij fluisterde: «Soeur Simone, het is tijd. Het is half twaalf." De zuster stond onmiddellijk op, nam haar gebedenboek in de hand en liep onhoorbaar de groote kamer door. De vrouw van den zieke stond daar onbe wegelijk en volgde haar met onrustigen blik. Het was haar te moede, alsof met elke schrede der non een vonkje van hoop uitdoofde. Zij begreep niet waarom zij dat zoo gevoeldezij wist immers wel hoe weinig alle geneesheeren en liefdezusters ter wereld konden helpen maar zij gevoelde het nu eenmaal zoo. De non was de deur genaderd en stond met de hand op den knop, beschenen door de stralen der maan. In het bed hoorde men den zieke kreunen, voor het overige bleef alles stil. Zij stond verscheidene minuten daar, met gebogen hoofd en gevouwen handen, zonder zich te bewegen. Daarop hief zij de rechterhand omhoog, om haastig een kruis te slaan en keerde in het vertrek terug. "Zij heeft iets vergeten," dacht de jonge vrouw en hare oogen gleden over de nacht tafel. Een der beide gebedenboeken der zuster lag daar. Zij reikte het haar over. De non schudde het hoofd, legde het boek weder op zijne plaats en zeide langzaam en plechtig, maar zonder een spoor van pathos in de stem of op haar gelaat: "Ziet gij, ik heb met den goeden God ge sproken, en ik voel, dat ik Hem het best dien door bij u te blijven." De met zooveel moeite verkregen zelfbe- heersching der andere begaf haar plotseling. Met een stillen snik, boog zij zich over de hand der non en kuste die onstuimig. Zij was nog zeer jongmaar haar vrouwelijk instinct zeide haar, dat zij hier getuige was van iets grootsch het verhevenste op aarde een offer in liefde gebracht. In het zoele, door sterren opgeluisterde middernachtsuur van het Zniden luidden de roepende klokken van alle kerken der stad. De geloovige scharen stroomden naar de van licht stralende, met bloemen getooide, van wierookgeur en orgeltonen vervulde bedehuizen. De non bleef zitten, stil en kalm, terwijl de rozekrans door hare vingeren gleed en haar blik eene verheerlijkte uitdrukking had ver kregen. Zoo zat zij daar heel den nacht door en vierde haar zelfverloochenden Kerstnacht in de ziekenkamer, bij het flikkerende nacht lampje en vreemde ketters.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1