NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Gemengd Nieuws.
GELE ROZEN EN ROSE.
IMo. 3.
Woensdag 9 Januari 1907.
Zes-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoon n°. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
De bekende Kopenicker geschiedenis
heelt ten slotte nog een slachtoffer
geëiseht. De inspecteur van politie
Jackel aldaar is nl. tegen zijn zin ge-
pensionneerd op grond van door hem
gepleegd verzuim bij het optreden van
Voigt op 16 October. Hij zelf gaf het
volgende relaas van het toen gebeurde
aan een medewerker van de »Berl.
Abendpost."
«Ik zat op mijn bureau, toen een
der beambten mij kwam mededeelen,
dat de toegang tot het raadhuis door
soldaten was afgezet. Ik hechtte wei
nig gewicht aan deze mededeeling,
want het komt vaker voor, dat garde
troepen, velddienstoefeningen houden
te Küpenick en dan enkele gebouwen
bezetten. Later echter kwam er een
koopman bij mij, die mij mededeelde,
dat een schildwacht hem tot zijn ver-
wondeiing het verlaten van het ge
bouw had belet. Daarop zeide ik Ga
maar met mij mede, ik ga een bad
nemen, mij zal men wel dooi laten.
Toen ik echter aan d n uitgang kwam,
weigerde de schildwacht mij door te
laten en deelde mij mede, dat niemand
zonder verlof van den kapitein er uit
mocht. Ik verzocht hem dezen te roepen
en toen hij verscheen, kwam het mij
natuurlijk niet in de gedachte, dat
ik met een nagemaakten kapitein te
doen had. De burgemeester immers
die reserve-officier is, heeft hem ook
voor echt gehouden. Ik vroeg daarom
alleen of ik het raadhuis n o ht ver
laten, omdat ik wegens een vreteuvel,
een bad moest nemen. De kapitein
gaf mij toen verlof been te gaan".
Korten tijd daarop werd Jackel bij
den landraad geroepen, die hem aan
ried pensioen aan te vragen, daar
anders een onderzoek zou worden in
gesteld, en gaf hem 4 uur bedenktijd.
De inspecteur vroeg pensioen aan,
maar toen hij later, kalm geworden,
over het gebeurde nadacht, vond hij,
dat hij niets strafbaars had begaan
en trok hij dus zijn aanvraag in. Het
hielp hem echter niets.
Men meldt uit St.-Petersburg, dat
aan Witte een candidatuur voor de
Doema is aangeboden, maar dat hij die
geweigerd heeft. De Keizerin heeft
alle directeuren van weldadigheidsge-
nootschappen uit het rijk opgeroepen
om met haar samen te werken tot
leniging van den hongersnood
Op St. Sylvester
Men schrijft ons uit Zeeland
In verschillende deelen onzer pro
vincie is het Oude- en Nieuwejaar-
wenschen nog zeer algemeen en op
enkele der eilanden duurt dat wen-
schen zelfs tot ultimo Januari. Bepalen
oudeien van dagen zich zoo ge
meente- verordening het vermomde
bedelen niet ten strengste verbiedt
tot het inzamelen van giften onder
den gewonen wensch »Veel Heil en
Zegen in 't Nieuwe jaar de jongeren
inaken er wat meer werk van. Bij het
klieken van den Oudejaarsmorgen tot
den laten avond toe, klinkt het een
tonig gebrom van den «rommelpot".
Zoo'n rommelpot is al een zeer pri
mitief muziek-instiument, waarvan
het Dvoortbrengingsvermogen" volko
men evenredig is aan de moeite, die
voor het maken wordt vereischteen
Keulsch potje of wel een melkkan
wordt bespannen met een stuk var
kens blaas, waardoor een dik liet
wordt gestoken, dat met verbazende
snelheid op en neer wordt bewogen,
waarbij van de verkleumde handjes
der executanten veel wordt gevergd.
De schoone muziek dient voor accom
pagnement bij de volgende berijmde
wenschen, wier oorsprong waarschijn
lijk in den nacht der eeuwen ligt en
waarom ook niet kan ingestaan wor
den of de oorspronkelijke tekst wel
overeenkomt met wat wij uit den
mond van menig rornmelpotzanger
noteerden
Klein zieltje! Klein zieltje!
Stond achter de deur!
Klein zieltje! Klein zieltje!
Wat treur je toch!
Zou ik er niet treuren,
Ik heb er geen lot!
Kom val op de knietjes
En bid dan tot God
En bid dan tot God
Met een nederig fatsoen.
Dan zal hij den Hemel wel opendoen!
Ik heb er den Hemel al open gedaan,
Daarzag ik twee armezondaarsstaan;
Mei oogen alsvuureneeristroo-band,
Zoo rijden zij naar dat andere land,
Dat andere land, dat pleizierige land,
Daar rusten de Engeltjes op hetzand,
Oude jaar uit, Nieuwe jaar in
Mijn beursje staat open,
En steek er wat in
Geef wat, houdt wat!
Komende jaar al weer wat
Of een andere wijs:
'k Heb zoo lang met de rommelpot
[geloopen,
'k Heb geen geld om brood te koopen,
Ide boedeli, Ide boedela,
Geef me een stukje labberda
Hier woont nog een goede vrouw,
Die mij wel wat geven zou,
Veel mag ze geven
Lang mag ze leven.
Komend jaar op dezen dag,
Hoop ik dat ze nog leven mag.
Of de evaluatie, die toegezongen
wordt, wel altijd gemeend is, mag
wel betwijfeld worden, want meer
malen hoorden we als dissonant na
het schoone vers woorden gebruiken,
die weinig waaideering inhielden, om
dat die «goede" vrouw, weinig
geefs bleek
Langzamerhand verdwijnen allerlei
oude gewoonten, maar de «rommelpot
op St. Sylvester wordt tot heden nog
steeds in eere gehouden, al wordt het
getal, dat er jaarlijks op los trekt,
steeds minder.
Tegen straatverlichting.
In een oud nummer van een be
kend blad van 28 Maart 1819, zoo
vertelt de «Dordr. Cl." worden de
volgende bedenkingen tegen straatver
lichting geuit:
1. Zij druischt in tegen de goddelijke
ordening der natuur. Volgens deze
ordening is de nacht bestemd voor de
duisternis, die alleen door het maan
licht getemperd wordt. Wij menschen,
mogen niet in het wereldplan ingrijpen
en den nacht in den dag veranderen
2 Zij legt een belasting op aan hen
die niet op verlichting gesteld zijn, om
dat zij er geen voordeel van hebben
en er zelfs nadeel van kunnen onder
vinden.
3 Zij is in strijd met de hygiëne, want
de verbrandingsproduclen werken na-
deelig op zwakke menschen en zoo
wordt de grond gelegd voor vele ziek
ten, wien het 's nachts op straat ge
makkelijk en gezellig wordt gemaakt,
waardoor zij zich hoest of verkoud
heid op den hals halen.
4. Zij is verwerpelijk op philosofiscb
zedekundige gronden, omdat het kunst
licht den afkeer voor de duisternis
veijaagt, die toch menigeen van het
kwade afhoudt. Drinkers durven
daardoor langer in de kioeg blijven
en jonge paren worden er door aan-
eengekoppeld.
5 Zij maakt de paarden schichtig
en de dieven stoutmoedig.
6 Zij eischt groote sommen, die
den maatschappelijken rijkdom ver
minderen.
7. Zij doet schade aan het nationaal
gevoel, dat vooral verhoogd wordt
door illuminatie bij gewichtige feesten
deze illuminaties nu maken neel min
der indruk, als er eiken avond ver
lichting is. Daarom geniet de platte
lander veel meer van een illuminatie
dan een stedeling.
Dieren en auto's.
Het volgende lezen we in het bij
blad van «De Aardeen haar Volken":
Tusschen Dordrecht en Botterdam,
op weg naar laatstgenoemde stad, ont
moette Octave Mirbeau, zooals hij iu
de Illustration van 15 Dec. vertelt,
op een donkeren avond een verhuis
wagen. De lichten van de auto straal
den helder en beschenen den mist,
waar goudstof in dwarrelde en waar
nachtvlinders op afkwamen, terwijl
nu en dan een hoekje van een vaart
zichtbaar werd met schaduwen, die
er over gleden. Plotseling daagde een
wit paard op, dat zwaar trok aan een
wagen, vol verhuisgoed, blijkbaar op
weg van Rotterdam naar Dordrecht.
Pas hadden wij den voerman onder
scheiden, die zat te slapen tegen een
hoop beddegoed, toen het paard, ver
schrikt door onze lichten, onmiddellijk
na ons voorbijgaan rechtsomkeert
maakte en op den gelukkig daarzeer
breeden weg het voertuig omdraaide
en met de meubels en den koetsier
rustig achter ons aan verder trok,
naar Rotterdam, waar de geschiedenis
denkelijk vandaan kwam. De koet
sier was niet wakker geworden. Hij
lag met open mond te slapen tegen
zijn matrassen en kussens eri had de
teugels om zijn pols geslingerd. Wij
lachten hartelijk bij de gedachten aan
het verschrikte gezicht, dat de man
zou zetten, als hij den volgenden mor
gen zich in Rotterdam zal zien in
plaats van in Doidrecht.
Eén moordgeval vertelt Mirbeau,
dat tusschen Leidon en Haarlem werd
bedieven op den hond van een her
derinnetje, een mooien hond met
zilverkleurig haar en allergoedigste,
verstandige oogen. Er was een klein
tioepje, het meisje met de korte wol
len rokken, twee koeien en een klein
getal schapen. Een ongeproportion-
neerd groote hond lag kalm aan de
andere zijde van den weg. Hij scheen
te slapen en zijn kop lag op zijn
pooten. Het ongeluk wilde, dat het
meisje den wagen bemerkte en het
noodig vond haar wereldje om zich
te groepeerenze keek rond naar den
trouwen vriend en daar wij niet hard
reden, riep ze hem. De chaulleur
NAAR HET ZWEEDSCH
door
3)
Tante was bepaald met Margarethe ver
legen! Zij deed zoo bespottelijk dwaas. Geen
verstandig woord was er uit haar te krijgen.
Maar zij zag er juist in hare bedeesdheid zoo
bekoorlijk uit, dat haar minnaar meer dan
ooit verliefd op haar werd. Hij lluisterde toe
gevend tante Eleonore in het oor:
«Lieve Mevrouw, houdt u kalm, als 't u
belieft. De kleine heks is een volmaakte in
genue; wij moeten voorzichtig zijn en haar
vooral niet verontrusten. Mon Dieu, quelle
apparitionGun haar slechts den tijd om te
denken! Zij is allerliefst. Parole d'honneur,
charmant
Maar nu moet ik afscheid nemen; tot het
genoegen u vanavond terug te zienAdieu
au revoir!"
En daar vertrok de knappe, van zijn over
winning geheel zekere minnaar met zijn vos-
senspan na een zeer eigenaardig afscheid van
haar, die hij in zijne groote ingenomenheid
met zichzelf, reeds als zijn meisje beschouwde.
Dit afscheid ergerde tante Eleonore onuit
sprekelijk; maar Oom kon, in al zijne ver
ontwaardiging over Margarethe's vreemd ge
drag, toch niet laten even te glimlachen.
Voor zijn wegrijden verzocht de Kamerheer
nog een ruiker van de verrukkelijkste rozen
die in de oranjerie van Strömsunda waren te
vinden geweest te mogen achterlaten.
Om zes uur was Margarethe reeds voor
het bal gekleed.
Arme kleineOp de tafel stond een glas
met keurige lichtroode rozen en een groote
vaas met de mooiste gele daarnaast. Rose
rozen of gele Mocht zij nog langer aarzelen
Neen, zij durfde het eigenlijk niet.
Maar nog prijkte haar prachtig glanzend
bruin haar hoog opgekapt en vrij en zij had
een gevoel, alsof de gele roos daarin haar
doodvonnis wezen zou.
Als hij, die andere, nu ten minste maar
niet daar beneden rondliepAls hij zijn hart
maar niet aan die laatste hoop gehecht had
Neen, nog had zij het afdoende beslissende
woord niet gesproken O,, maar wat
baatte dit'? Zij zou het toch wel moeten
spreken indien heden niet dan morgen;
en indien morgen niet, dan toch stellig op
een anderen dag
Reeds greep haar bevend handje naar een
van de gele rozen toen zij plotseling een van
die opwellingen kreeg, waarmede wij soms
ons zelf trachten te bedriegen, door de wer
kelijkheid van een moeilijk besluit op de lange
baan te schuiven.
«Annette!"
De kamenier die in de kamer van nicht
Laura, die naast die van Margarethe lag,
bezig was kwam dadelijk.
«Mijn japonlijfje zit zóo strak, Annette dat
ik mijne armen onmogelijk naar de hoogte
kan bewegen. Steek jij nu maar een roos in
mijn haar maar netjes, hoor! Stevig,
maar niet stijf; een heel mooie
«Geel of rose, Freule?"
«Dat doet er niet toe. Kies maar zelf..."
Annette wierp een onderzoekenden blik op
het glas en op de vaas. Toen nam zij met
een besliste beweging een gele roos uit de
vaas en stak die, iiandig als een ervaren
kapster, in het prachtige, golvende donkere
haar.
«O wee, heb ik de Freule pijn gedaan?"
Margarethe was, toen zij in den spiegel
zag welke roos de kamenier had uitgezocht,
geschrikt, alsof zij het zwaard van den scherp
rechter gezien had.
«Neen, dank-je het is niets. Zoo is 't mooi."
Alle warmte was uit haar lichaam verdwenen.
Het koude zweet parelde op haar voorhoofd
en zij vreesde dat haar beenen haar niet
wilden dragen toen zij naar beneden ging.
Een half uur was voorbijgegaan. De gasten
waren verschenen en toen de Kamerheer bin
nenkwam liet hij zijn oog welgevallig opzijn
gevangen vogeltje, als zijn eigendom rusten.
Plotseling had Margarethe een gevoel als of
een heet ijzer haar aan het achterhoofd brandde.
Instinctmatig streek zij met de hand over het
haar, waarin de gele roos stevig vast zat en
keerde zij zich snel om.
Van eene deur, twee kaniers verder dan
deze, staarden een paar donkere, wanhopige,
oogen haar aan. In dien blik lag zooveel on
dragelijke smart, zooveel diepe moedeloosheid,
dat zij daarvoor armoede, rijkdom, vrees,
dwang en bedreigingen vergat dit alles
werd zoo heel, heel klein het beteekende
niet s tegenover dien vreeselijken, hopeloozen
angst dien zij uit die lieve oogen, op het van
smart vertrokken, dierbaar aangezicht las,
daar ginds bij die deur.
IWordt vei vobjd.J