NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
ACHTERBUURT.
No. 36
Zaterdag 4 Mei 1907.
Zes-en-dertigste jaargang.
N
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Amersfoortsche Courant
ÜJ
V
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Kijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoon no. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/> Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Vorstelijk bezoek.
Naar wij vernemen zal de Koning
van Spanje vermoedelijk dezen zomer
een bezoek aan onze Koningin bren
gen. De Koning, al of niet verge
zeld van Zijne Gemalin, zal dan op
het Koninklijk Paleis op den Dam,
door H.M. ontvangen worden.
Het bezoek kan, als het doorgaat,
omstreeks Juli verwacht worden.
(»N. v. d D
De Koningin-Moeder gaat in de
volgende week een kort buitenlandsch
uitstapje maken, waarna H. M. 15
Mei op Soestdijk hoopt aan te komen.
Omtrent de verplaatsing van de
Koloniale Reserve Daar Utrecht meldt
men uit Nijmegen, dat die verplaat
sing wel bepaald is op 1 Januari a.
s., maar dat de werkelijke overbren
ging waarschijnlijk eerst over ander
half jaar zal volgen.
Oranje Nassau's Oord.
In de «Oranje Nassaubode" maand
blad van het Sanatorium Oranje
Nassau's Oord, onder redactie van
de adjunct-directrice mevr. A. C.
Graafland, nemen de heeren Donath
en Huining en 4 verpleegsters afscheid
van patiënten en oud-patienten.
Dr. Donath zegt o.a.
«Ik ben van weemoed vervuld bij
de gedachte, dat ik voortaan niet
meer zal mogen werken in de schoone
Stichting, die ik heb zien groeien
en bloeien, dat ik niet meer zal
mogen zorgen voor allen, die hier
genezing komen zoeken.
Mijn werk hier, met zooveel moed
en opgewektheid, met zooveel illusie
begonnen, is afgedaan.
Het heengaan van deze plek doet
mij bitter leed.
Dankbaar ben ik u allen, die mij
door het groot aantal bewijzen van
deelneming en hartelijk medegevoel
het leed minder zwaar maakten.
Wanneer het waar is, dat men in
tijden van droefheid en tegenspoed
zijn vrienden leert kennen, dan heb
ik nu ervaren vele oprechte vriendin
te bezitten.
Gij hebt de pijn van de wond ver
zacht; gij vermocht haar echter niet
te heelen.
Mijn vrienden, ik hoop dat het u
allen goed mogen gaan Zijt er van
verzekerd, dat ik altijd levendig zal
blijven belang stellen in uw aller lot."
Dr. Huinink zegt in zijn afscheids
woord: «Zes jaren levens liggen op
Oranje Nassau's Oord achter mij
Zonnige en donkere herinneringen
treden naar voren herinneringen aan
herstel, dikwijls eerst gevonden na
lang tevergeefs daarop te hebben ge
wacht herinneringen ook aan lijden,
manmoedig gedragen tot het laatste
uur. Herinneringen aan dankbaarheid
voor in het Sanatorium gevonden
herstel, herinneringen eindelijk aan
voorbeelden van vroomheid en geduld,
zelfs bij het ernstigste lijden. En
dat alles heb ik met u meegeleefd
en ik heb geleerd van die uitingen van
dat booger mensch zijn.
Gelooft mij, de inrichting, die ons
te zamen bracht, ga ik verlaten met
de grootst mogelijke dankbaarheid,
terugziende op de oprechte vriend
schap van u genoten; een vriend
schap, die in vele gevallen veel verder
reiken zal dan de grenzen van het
Sanatorium. Die vriendschap was bet
ook, die dikwijls moeilijken arbeid ge
makkelijk maakte.
Danken ook moet ik te dezer plaatse
voor al de bewijzen van sympathie,
zoo vaak van u ontvangen en zoo
ruimschoots en zoo treffend, toen ik
meende Oranje Nassau's Oord te
moeten verlaten. Waarlijk, die in
stemming is mij tot grooten troost
voor bet diepe leed, dat het heengaan
mij kost. Wat voelde ik mij op Oranje
Nassau's Oord thuis en wat achtte
ik het een groot voorrecht en een
eer de vertrouwde te mogen zijn van
die allen van verschillenden leeftijd,
van verschillende ontwikkeling en
van verschillenden stand, die daar
herstel van gezondheid kwamen
zoeken I"
Het getal der in April vertrokken
patiënten bedraagt 45, terwijl 7
nieuwe patiënten in die maand zijn
aangekomen.
Thans moeien niet meer dan 15
patiënten in de inrichting aanwezig
zijn.
Kinderherstellings- en
Vacantiekolonies.
Onder het voorzittei schap van den
hr. Th. M. Ketelaar is in een der
zalen van Krasnapolsky te Amster
dam de jaarlijksche algemeene ver
gadering gehouden van het Centraal
Genootschap voor Kinderherstelling
en vacantiekolonies in Nederland.
In den raad van toezicht werden
gekozen in plaats dr. S. Schippers,
niet herkiesbaar en van den heer
G. L. Zwartendijk Jr., die bedankt
heeft, mevrouw J. M KnappertJan
sen te Kinderdijk en de heer J. J.
Lammers te Amsterdam.
In het hoofdbestuur werden o.a.
herkozen de heer A. C. Bos te Eg-
mond aan Zee.
Mededeeling werd gedaan, dat 't
genootschap den aanstaanden zomer
de beschikking zal hebben over vijf
koloniehuizen, waaronder het nieuw
gebouwde koloniehuis «Kerdijk" te
Egmond aan Zee, dat op 18 Mei op
feestelijke wijze zal worden geopend
en waartoe o. m. worden uitgenoo-
digd de minister van Binnenlandsche
zaken en de commissaris der Konin
gin in de provincie Noord-Holland.
De prijs dien de aldeelingen dit
jaar per dag en per kind zullen heb
ben te betalen, is vastgesteld op 90
cent. In dien prijs is begrepen; zee
baden, geneesmiddelen en eventueele
extra voeding De uitzending duurt
in 't algemeen 4 weken.
Besloten werd, op voorstel van het
hoofdbestuur, dit college te machti
gen tot het zoo noodig aangaan eener
geldleening, al of niet onder hypothe
cair verband, voor het nieuwe kolo
niehuis te Egmond aan Zee tot een
bedrag door het hoofdbestuur vast
te stellen.
Ten slotte werd behandeld een voor
stel van het hoofdbestuur om een
rijkssubsidie ten bate der gezondheids-
kolonies aan te vragen. Het werd,
na korte toelichting van den voor
zitter, met algemeone stemmen aan
genomen.
Predikant-Kamerlid.
Door de predikanten J. L. Pierson,
te Hengelo, en P. Blaauw, te Wehl,
is, naar aanleiding van het besluit
van de synode der Ned. Herv. Kerk
van bet vorig jaar, dat het lidmaat
schap van een der Kamers der Staten-
Generaal, en van de Provinciale Staten
onvereenigbaar is met het ambt van
predikant in de Ned. Herv. Kerk,
het volgende voorstel aan de classicale
vergaderingen gezonden:
Art. 3 van bet Synodaal Reglement
voor de Kerkeraden worde aldus ge
lezen
De vereischten der predikanten zijn
aangewezen in het Reglement op de
Vacaturen.
De kerkeraad eener gemeente heeft
het recht, zijn predikant of predikanten
te vergunnen bet lidmaatschap van
een der Kamers der Staten-Generaal
en dat der Provinciale Staten te aan
vaarden, mits hij hiervan schriftelijke
mededeeling doe aan het classicaal
bestuur, waaronder hij ressorteert,
en tevens daarbij aantoone, dat op
voldoende wijze in het gemeentelijk
werk van dien predikantofpredikanten
wordt voorzien.
De ouderlingen en diakenen enz.
Het classicaal bestunr is bij machte
enz.
De voorstellers bedoelen met dit
voorstel
lo. Het recht der kerkeraden te
handhaven, die zelf hebben te be
slissen over den dienst hunner predi
kanten;
2o. Te voorkomen, dat predikanten
geheel naar eigen believen zouden
beslissen, of zij al dan niet predikant
en Kamerlid enz. kunnen zijn;
3o. Het goede voorbeeld van den
Staat te volgen, die voor zijn ambte
naren een slaat van non-activiteit in
het leven roept, bij afvaardiging tot
het Kamerlidmaatschap. Bij beëindi
ging van hun mandaat wordt aldus
voorkomen, dat goede krachten ver
loren zouden gaan
4o. Het recht der kerk te her
krijgen, om, bij monde van hun dienst
doende leeraars, de geestelijke en
sloilelijke belangen van ons volk te
bepleiten in onze Volksvertegenwoor
diging.
Het voorstel wordt ondersteund
door dr. P. J. Kromsigt, te Rotter
dam, ds. J. H. Ledeboer, te Breede-
voort, ds. G. H. Wagenaar, te
Rotterdam, ds. J C. E. van Herwerden,
te Brummen, ds. A. W. Ippius Fockens,
te Hemmen, dr. Ph. J. Hoedemaker,
te Amsterdam, dr. T. F. Westrik, te
Zutphen, ds. J. Barbas, te Geesteren,
dr. J. Ch. Kromsigt, te Wageningen,
ds. H. C. Hogerzeil, te Vorden, dr.
W. van der Beke Callenfels, te
Warnsveld, ds. H. J. C. Pierson, te
Ressen, en ds. C. van der Voort van
Zijp, te Doesburg. (Stand.)
Der Barbier von Bagdad.
Peter Gornelis' komische opera
«Der Barbier von Bagdad" wordt
Maandag a.s. in den Utrechtschen
schouwburg opgevoerd door den be
kenden «Muzikalen Kring" en onder
leiding van Johan Wagenaar. Het
koor bestaal uit ongeveer honderd
personen, het Utrechtsch orkesl werkt
mede, eo de rollen worden vervuld
door mejuffrouw Joh. van Linden van
den Heuvell, mevrouw Emmy Denys
Kruyt, de heeren H. C. van Öort,
R. van Schalk, J. Schilderman en
S. Schellink.
Deze aankondiging staat gelijk met
de belofte van een zeldzaam muzikaal
feest.
3)
De trapruimte wordt geheel gevuld, 't drin
gen geeft pret, men hoort gelach, er wordt
gezongen, doch ruwe woorden manen tot
stilte, er wordt gevloekt en gescholden. Hed-
dema is opgesprongen rukt de deur van de
kamer open en de forsche omtrek van zijne
hooge gestalte teekend zich dreigent zwart
af in het lichtvlak, dat op het donkere por
taal valt. «Wat is er aan de hand? Zijn jul
lie gek geworden, mijn huis uit zeg ik je,
laat me met rust".
Schoesje knipoogt tegen 't licht en strui-
keld op de bovenste traptrede. Zoo dronken
is hij niet, of hij begrijpt, dat hij iets heel
doms is begonnen. Heddema houdt niet van
een lolletje, 't is een droogpruim, een zede
preker, hoe had hij kunnen denken, dat die
zou meegaan. Van terugkrabben kan geen
sprake zijn, daarom verzamelt hij al zijn moed
en alle kracht in zijn wankelende beenen en
met potsierlijke deftigheid neemt hij zijn vies
petje van 't warrige grijze haar en begint:
«Geachte sikkeretaris". Wij heven met groote
gezamenlijkheid afgesproken .«Schei
uit", valt Heddema hem in de rede, «oude
aap, ga ergens anders je vervelende kunsten
vertoonen en blijf mij van 't lijf." Zijn stem
verheffend, roept in de donkere trapruimte:
«Der uit, versta je me allemaal, en ga je
roes uitslapen, en gauw ook, als je niet wilt
dat ik er een paar de beenen breek."
't Is stil geworden onder de feestgenoten.
Alle pleizier is er uit, alleen hier en daar
eene gesmoorde verwensching aan 't adres
van Heddema. Langzaam schuifelend begint
men de trap te ontruimen. Die de deurope
ning versperden maken plaats. Daar flikkert
metaal in 't donker; de helmversiering van
een politieagent. «Een smeris" mompelt lamme
Gerrit, die met moeite met zijn verlamd been
naar beneden tracht te scharrelen. «Wat mot
die hebben
«Zoo mooie meheer, kom je ons halen?"
roept eene vrouw, die nu ze buiten komt
weer los van tong wordt.
«Neen moeder ik kom wat brengen, maar
niets halen" en hij wijst op de brancard, die
met zijn grijslinnenbedekking luguber af
steekt tegen 't duister van de straat.
«God mensch een brandkar, roept 't wijf,
dat nu geheel ontnuchterd staroogt op 't
grijze, grijzende voertuig.
Langzaam scharrelt de troep naar beneden
en de straat op, 't gaat doodstil in zijn werk
want die binnen zijn raden iets geheimzin
nigs in 't zonderling zwijgen in de straat.
Komen ze buiten dan maakt zich een plotse
linge schrik van hen meester, niet door 't
geen ze zien, want daaraan zijn ze wel ge
woon: er wordt dikwijls iemand zoo thuis
gebracht, maar nu, als je lol denkt te hebben
't is voor hen een »Mene, tekel" temidden
van hunne braspartij.
«Wie is het?" wordt er gefluisterd. Twee
mannen staan vrij onverschillig bij de bran
card: «De jongen van Heddema, hij is dood
gevallen in 't ruim." «Dood?" vraagt eene
vrouw, terwijl ze met groote oogen naar de
verlichte vensters van Heddema's woning staart
De man knikt en haalt een papieren zakje
te voorschijn, waaruit hij met geoefende greep
eene hoeveelheid tabak in den mond doet
verhuizen. Hij veegt zich de lippen af met
de bovenkant van de hand, zijn houding zegt:
«ik ben klaar" de blik, die hij op de agent
richt vraagt: schiete we nooit op".
Er komt ruimte op de trap. 't Grootste
deel van de feestgenooten is op straat, enkele
bevinden zich nog boven.
De oude luidjes, de bruid en bruidegom
konden niet zoo gauw naar beneden komen.
Zij zijn met «schoesje" en twee gedienstigen,
die hen bij 't afdalen willen helpen, bij de
andere achtergebleven. Heddema staat nog
steeds in de deuropening van de voorkamer,
zijne vrouw op de gang, terwijl de kinderen
één voor één 't hoofd nieuwsgierig om dp
keukendeur steken. Een paar van de kleinste
die al te bed lagen, doch gewekt door 't ru
moer scharrelen op bloote voeten door de keu
ken rond.
De agent meent dat de trap vrij is, hij
geeft zijne helpers een wenk. Deze tillen de
draagbaar van 't wielenonderstel en nu gaat
't langzaam naar boven.
Halverwege de trap van de bovenste ver
dieping ontmoeten de twee groepen elkaar.
«Omkeeren" zegt de agent gedempt doch
gebiedend. De oudjes begrijpen niet, doch
later zich gewillig leiden, schoesje ziet wat
daar aankomt en de schrik slaat hem in de
beenen, met moeite houdt hij zich staande
op de uitgesleten traptrede, Angst voor Hed
dema daarboven, vrees voor 't geheimzinnige
daar beneden jaagt hem 't koude zweet up
't voorhoofd. Hij moet omkeeren en nogmaals
wankelt hij de bovenste traptreden op.
[Wordt vervolgd./