NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
OE DOCHTER VAN OEI BAANWACHTER
Nio. 74.
Zaterdag 14 September 1907.
Zes-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
die zich
met 1 October
a.s. op dit Blad abon-
neeren ontvangen de tot
dien datumver schijnende
nummers gratis.
Plaatselijk Nieuws.
4)
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door bet geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoon n». 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slecbts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
In eene vergadering van Arhitec-
tura et Amicitia te Amsterdam hield
de architect A. \V. Weisman eene
door lichtbeelden opgeluisterde voor
dracht over Jacob van Campen, die
gisteren juist 250 jaren geleden ge
storven is. Wij ontleenen daaraan
het volgende:
Hoewel 2 Eebruari 1595 uit Katho
lieke ouders geboren, werd Jacob van
Campen 15 Juli 1595 in de Hervormde
Groote Kerk te Haarlem gedoopt,
Jacop van Campen had wel reden
zijn ouders dankbaar te zijn. Want
ware hij in het voorvaderlijk geloof
opgevoed, en had zijn moeder hem
niet de heerlijkheid Randenbroek nage
laten, de zoon zou, hoeveel talent hij
had bezeten, nooit de bouwmeester
geworden zijn, die door tijdgenoot
en nageslacht werd geprezen.
Terwijl andere architecten der 17e
eeuw reeds spoedig na hun dood ver
geten werden, heeft Jacob van Campens
faam stand gehouden, ofschoon de
meester zelf, met aristocratische on
verschilligheid, bij zijn leven daarvoor
niets heeft gedaan.
Het blijkt hem volkomen koud ge
laten te hebben, wat de wereld van
hem en zijn kunst dacht. Slecbts
ééns, kort voor zijn dood, toen Daniël
Stalpert zich met vederen poogde te
tooien, die hij aan Van Campen ont
leende, heeft de »aerts-bouheer" dien
vermetele hardhandig op zijn plaats
gezet. Maar geschriften deed Van
Campen nimmer het licht zien.
De weinige bijzonderheden omtrent
het leven van den kunstenaar bekend,
gaven Christiaan Kramm in 1864
aanleiding om te veronderstellen, dat
er twee personen geleefd hadden,
die Jacob van Campen heetten, van
wie de eene te Amersfoort geboren
en begraven de bouwmeester zou
geweest zijn, terwijl de andere te
Haarlem geboren en gestorven, als
schilder zich naam zou gemaakt hebben.
Het duurde tut het begin der 20ste
eeuw eer het onderzoek der archieven
tot uitkomst had, dat Jacob van Campen
zoowel schilder als bouwmeester is
geweest, in 1595 te Haarlem werd
geboren en in 1657 te Amersfoort
begraven is.
Jacob van Campen heeft meer dan
eenig ander architect der 17e eeuw,
gelegenheid gehad te toonen, wat hij
vermocht. Als schilder begonnen,
en waarschijnlijk ook later af en toe
het penseel ter hand nemeDd, was
Van Campen geen bouwmeester gelijk
Lieven de Key of Hendrik de Keyser,
die uit bet ambacht tot de kunst
kwamen.
Voor zijn bouwkundige scheppingen
gaf hij alleen de hoofdgedachte aan,
en zijn medewerking bij de uitvoering
bepaalde zich tot het artistieke ge
deelte.
Betrekkelijk onopgemerkt is Van
Campen 13 September 1667 op zijn
landgoed bij Amersfoort overleden.
Nog 1 Mei 1658 vroeg Huygens.
«Hoe light hier Marmerïoos, die
soo veel Marmer sleet,
En zoo wel slijten leerd' als noch
heel Holland weet?"
Van Campen's beteekenis als kunste
naar ligt daarin, dat het hem gelukt
is, in zijn werk uitdrukking te geven
aan den geest zijDS tijds. De klas
sieke, deftige neigingen van dien tijd
spreken uit zijn statige Palladiaanscbe
ordonnanties.
De eigenaardigheden, waardoor Van
Campen's architectuur zich kenmerkt,
vindt men ook in de bouwwerken
van Palladio te Vicenza. Voor de
ordonanties niet groote pilasters, zoo
als die onder anderen aan het Mau-
ritshuis in Den Haag te vinden zijn,
was het Palazzo Valmarana het voor
beeld. Bij het ontwerpen van ver
schillende orden boven elkander, gelijk
het huis van Koopman te Amsterdam
en het Paleis in Den Haag die ver-
toonen, heeft van Campen het Pallazzo
Porto Barbaran voor den geest g
had. Ook in hun voorkeur voor de
Jonische, Korinthische en Composiete
orden en hun liefhebberij voor fes
toenen komen Palladio en Van Campen
overeen.
Toch heeft van Campen's werk
zooveel eigenaardigs, dat het echt
Nederlansch mag heeten. Onder dit
eigenaardig Nederlandsche behoort de
afwisseling van gebakken en gehouwen
steen, die wij in Palladio's werk niet
zi6n, omdat deze meester de gebakken
steen liet bepleisteren. Van Campen
gebruikte gaarne groefsteen, doch als
de middelen niet toelieten deze bouw
stof overal toe te passen, dan werd
geen pleister gebruikt om een schijn
van rijkdom te geven.
De Italiaansche bouwmeester hield
er van weelderig détail te voorzien,
dat echter op het pleisterwerk ge
boetseerd is. Van Campen betrachtte
groote soberheid, ofschoon de gebruikte
groefsteen die niet vorderde.
Van Campen's kunst is monumen
taal in de beste beteekenis en over
treft in dit opzicht zelfs die van
Palladio. Want met uitzondering van
de arcades der Basilica zijn al de
paleizen te Vicenza in gebakken steen
uitgevoerd, die door bepleistering aan
het oog werd onttrokken. Van Cam
pens gebouwen vertoonen echter een
ruime toepassing van gebouwen steen.
Terwijl Palladio voornamelijk zijn
roem dankt aan zijn gevels, doch de
plattegronden van de gebouwen door
hem ontworpen geen nieuwe of
grootsche gedachten bevatten, heeft
Van Campen ook in de distributie
van zijn voornaamste scheppingen
zich als een meester doen kennen.
Vooral de plattegrond van het Stad
huis te Amsterdam met zijn hooge
gewelfde zaal in het midden, zijn
twee binnenplaatsen en zijn fraaie
afwisseling van galerijen en zalon is
al van ouds beroemd.
En in dien plattegrond schuilt geen
mindere symboliek dan in het plan
eener middeleeuwsche kathedraal.
Bij al deze symboliek heeft Jacob
van Campen toch de eischen, die de
praclijk in zijn tijd stelde, op voor
treffelijke wijze bevredigd.
Jacob van Camper, kreeg tot dusver
geen ander gedenkteeken dan de
leelijke straat te Amsterdam die naar
hem genoemd werd, en die, kon hij
haar zien, hem zou doen schrikken
van de bouwkunst der 19e eeuw.
Maar de Heer van Randebroek heeft
geen standbeeld van noode. Zijn
uaam zal leven zoolang zijn bouw
werken overeind staan, u's werelds
achtste wonder" is zoo stevig samen
gesteld, dat het nog een reeks van
eeuwen kan tarten. Van hoeveel
bouwwerken uit onzen tijk kan men
hetzelfde voorspellen?
Jacob van Campen is Nederlands
grootste architect geweest.
Gistereuochtend werd door
afgevaardigden van «Architectura et
Amicitia" en «Bouwkunst" uit Amster
dam een krans gelegd op het graf
van Jacob van Campen in de St. Joris-
kerk alhier.
De plechtigheid had plaats te half
twaalf. De heer A. W. Weissman
voerde daarbij het woord.
In de jongste vergadering der
vereeniging Handel en Nijverheid
deed zich het curieus geval voor, dat
boewei alle aanwezigen zich hoogst
ingenomen verklaarden met de aan
koop door de gemeente van het land
goed «Birkhoven" men toch niet
wenschte in te gaan op een voorstel
van het bestuur, om aan den raad
der gemeente met het besluit daar
toe adhaesie te betuigen.
Na een hevig gedebatteer nam het
bestuur zijn voorstel dan ook maar
terug. Daar het inmiddels te laat
geworden was om het verslag van
het verhandelde in de vergadering
van den Ned. Bond van Handelsver-
eenigingen, gevestigd te Haarlem,
voor te lezen werd besloten dit ter
visie te leggen op het kantoor der
vereeniging, Asch van Wijckstraat 1.
Van den heer Eggink was een
schrijven ingekomen, aantoonende
dat in Amersfoort geen woningnood
bestaat. De heer E. is de verschil
lende straten en wijken doorgegaan
en heeft de leegstaande huizen ge
noteerd.
Het Bestuur bracht hem een woord
van lof voor het con amore behandelen
dezer zaak het waardeert ten zeerste
zijn pogingen, en dankte hem voor
zijne moeite.
Naar aanleiding van het gesprokene
in de vorige vergadering omtrent de
schuldenlast van Arnhem heeft in De
Eemlander van 24 Aug. '07 een hoofd
artikel gestaan over Luxe-Arnhem.
Daarin wordt medegedeeld dat Handel
en Nijverheid een onderzoek zou in
stellen en zij daarom de zaak voor
het Bestuur gemakkelijk wil maken.
Juist wat voor den middenstand
het belangrijkste is, wordt in dat
artikel uiteengezet, n.l. dat de be-
lanstingdruk niet zoo drukkend is als
men wilde voorstellen. Een vraag
bleef het echter voor het Bestuur of
de cijfers betrouwbaar waren.
Het Bestuur van Handel en Nijver
heid heeft aan het Gemeentebestuur
van Arnhem gevraagd, met opzending
van De Eemlanderof de zaken juist
waren voorgesteld. Daarop is van
Burg. en Weth. van Arnhem een
chrijven ontvangen, dat de cijfers juist
■yn.
Niettemin was een kleine aanvulling
niet overbodig. Een deel van de 8 mill,
schuld toch zit in industrieele onder
nemingen. Ongeveer 4 mill, zit in de
gasfabriek, electrische een trale,telefoon
en waterleiding en is dus bezit en dient
van de 8 mill, te worden afgetrokken.
Arnhem is een vooruitgaande plaats
DOOR
DOERI TINGGI.
I.
Re verdwaalde wandelaar.
Nadat wij nauwlijks eenige jaren door den
echt verbonden waren, werden door verschil
lende oorzaken in de groote finantieele wereld
aanzienlijke verliezen geleden, waardoor vele
kantoren zich niet staande konden houden
en wier val menig handelshuis deed failleeren.
Ook mijn vader werd in dien val betrokken
en moest zijn kantoor sluiten; doch daar
hij den naam van eerlijk man boven alles
verkoos, betaalde hij uit zijn eigen vermogen
ook dat waartoe de wet hem zelfs niet kon
verplichten. Zonder geldmiddelen, geknakt en
in zich zeiven gekeerd, overleed mijn arme
vader reeds spoedig, nadat hij zijn vrouw,
nhjne moeder, een half jaar te voren naar
hare laatste rustplaats gebracht had.
De nalatenschap mijner ouders bedroeg,
als 't ware niets; ik was arm en moest met
vrouw en dochter van het geringe tractement
als jong ambtenaar bij de domeinen leven.
Toen ik evenwel eenige jaren daarna Adjunct
Directeur werd van de domeinen in het
Zuid-Oosten van ons land, werden mijne
inkomsten weder wat ruimer. Nu konden
mijne vrouw en ik ons wat beter bewegen
en meer geld besteden aan de opvoeding
van onze dochter, die wij toen plaatsten op
het jonge dames-instituut te Westerbeek,
daar de plaats onzer inwoning daartoe geen
geschikte gelegenheid bood. Gingen er zoo
een paar gelukkige jaren voorbij, toch kwam
de tijd, dat wij met tegenspoed kregen te
kampen; wij werden toen steeds door het
ongeluk achtervolgd en ten laatste met schande
bedreigd.
Boven mij in rang was een Directeur ge
steld die mij in alles tegenwerkte; hij droeg
mij haat toe, daar ik tot de betrekking van
zijn adjunct was benoemd, in plaats van den
zoon van een zijner vrienden, voor wien hij
vele vergeefsche pogingen had aangewend
deze benoeming vergaf hij mij nooit.
Zooals u misschien bekend is, hebben de
hoogere ambtenaren bij het domeinwezen dik
wijls belangrijke geldsommen onder hunne
berusting tot het uitbetalen van het werkvolk
als anderszinsook ik had in kas een bedrag
van bijna zesduizend gulden. Op een storm-
achtigen nacht, evenals nu, braken dieven
bij mij in en ontvreemden het geld, dat ik
in mijne brandkast veilig waande. Toen ik
mijn superieur onmiddelijk van den diefstal
kennisgaf, trok hij wantrouwend de schouders
op en deed eene meer dan schandelijke uit
drukking hooren, welke mij nog het bloed
doet koken, als ik er aan denk. De dieven
werden niet ontdekt en door toedoen van
mijn boven mij gestelden vijand werd ik in
het geheim verdacht zelf het geld verduis
terd te hebben en werd ik zonder eenig
pensioen ontslagen. Al mijne bezittingen maakte
ik te gelde en stortte een som gelijk aan het
mij ontstolen bedrag in de kas der domeinen
evenals mijn vader was mij mijn eerlijke
naam heilig, al kon ik daardoor het wan
trouwen niet wegnemen. Mijne dochter moest
ik van de kostschool terug nemen; gelukkig
evenwel liep hare opvoeding doch ten einde;
de mij overgebleven gelden waren spoedig
verteerd en ten laatste begonnen wij te ver-
armoeden. Hulp of steun vond ik nergens;
hoewel niet openlijk aangeklaagd, bleef
ik toch bij iedereen verdachtmijne arme
vrouw die de schande niet kon dragen
begon te sukkelen en uitgeteerd door ziekte
en verdriet, stierf zij, ons beiden in meer
dan trcurigen toestand achterlatende. Daarop
verlieten wij de streek van onze ellende en
togen naar hier, waar ik in de stille een
zaamheid mijne eevoudige betrekking aan
de spoor heb gevonden. En zoudt u kunnen
gelooven, mijnheerdat wij ons hier bij onze
boeken, in de vrijheid van ons eenvoudig
leven, soms zeer gelukkig kunnen gevoelen?
Otto de Berkeelen had met steeds klim
mende belangstelling naar het verhaal van
den ouden Heermans geluisterd en toen deze
met spreken geëindigd had, stak hij hem
over de tafel de hand toe zeggende:
«Mijnheer Heermansdiep medelijden heb
ik gevoeld met u en uwe dochter bij het
vernemen van uwe treurige geschiedenis; dat
deze slechts de zuivere waarheid bevat,
daarvan ben ik overtuigd. Mocht het wezen,
dat ik u ergens mee van dienst zou kunnen
zijn, reken dan vast op mij. Vooral ook met
het oog op uwe dochter, moet er verbetering
in uwe positie gevonden worden.
Wordt vervolgd