NIEUWS
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
DE DOCHTER VAN DEN BAANWACHTER
BINNENLAND.
rto. 83.
Woensdag 16 October 1907.
Zes-en-dertigste jaargang.
Amersfoortsc
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'I, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
In het Land der Rogge.
I.
In de zandstreken is de rogge een
der voornaamste gewassen. Men
spreekt hier en daar van »bet koren"
en bedoeld daarmede »de rogge."
Bewijs genoeg, dat zij den landbouwer
na aan het bart ligt. Mislukt de
rogge, dan is het jaar slecht.
Men kan dus op het zand niet te
veel zorg aan de behandeling van dit
gewas besteden en eenige wenken
betreffende de verzorging van den
bodem, de hoeveelheid zaaizaad enz.
zullen aan allen, die rogge verbouwen,
zeker welkom zijn.
We moeten toch niet van de ver
onderstelling uitgaan, dat er op dit
gebied niets meer te leeren valt. Jaar
in, jaar uit zien we op vele plaatsen
de rogge staan met te kort stroo of
slecht gevulde aren; soms met lang,
dun stroo. Nog al te vaak zagen we
de rogge bij de minste regenbui of
windvlaag gaan legeren. Het spreekt
van zelf, dat al deze en andere on-
gewenschte eigenschappen van de
rogge niet altijd kunnen voorkomen
worden, maar zeker vaak kan de boei
er toch wel iets toe bijbrengen om
den oogst beter te doen gelukken. In
het algemeen wordt aan de bewerking
en de bemesting van den grond nog
te weinig aandacht geschonken. Of
men het gelooven wil of niet, het is
een feit, dat nog zeer vaak al te veel
de oude sleur gevolgd wordt. Wil
de zandboer een zoo groot mogelijke
opbi engst van zijn land trekken, van
zoo goed mogelijke kwaliteit, dan
moet hij zich van alle overgeërfde,
verkeerde gewoonten losmaken.
Wanneer zaait men de rogge? En
wanneer müet ze gezaaid worden?
Wanneer men ze zaait? Wel als men
mest heeft. De zandboer is gewoon
lijk geen groot-grondbezitter. De
boerderijtjes op het zand zijn be
trekkelijk klein. Veel vee wordt niet
gehouden en de hoeveelheid stalmest
is gering, ook al in verband met de
hoeveelheid en den aard van het
strooisel.
Zoodra nu een boer een weinig
mest verzameld heeft, zaait hij een
meet rogge. Hij zegt dus niet: nu is
het de juiste tijd om rogge te zaaien,
nü zaai ik al mijn rogge. Neen, hij
handelt als gezegd is: nü heb ik stal
mest, nü zaai ik rogge. Alsof het voor
den oogst hetzelfde is, of men in Sep
tember of December zaaitAlsof rogge
niet anders verbouwd zou kunnen
worden dan alleen met stalmest! Maar,
daar zit hem juist de knoop. Men is
te bang, om wat geld uit te geven
om kunstmest te koopen en tracht
het daarom alleen met stalmest te
doen. Kijk eens hier: dat de rogge
stalmest krijgt, vind ik uitstekend,
maar dat men ze zonder kunstmest
wil verbouwen, is hoogst af te keuren.
In het algemeen is de beste zaaitijd
voor de rogge September en October.
De grond moet natuurlijk niet te
droog, niet vuil en diep bewerkt zijn,
waarover straks, maar het is zeker
waar kijk maar of het niet uitkomt
in de practijk dat de rogge, die
op tijd gezaaid wordt, in alle opzichten
beter is, clan de laat gezaaide. Maar,
om op tijd rogge te kunnen zaaien,
moet men de bemesting anders in
richten. Hetzij half stalmest, half kunst
mest, hetzij dit hangt van omstan
digheden af enkel kunstmest.
En die kunstmest moet in de eerste
plaats bestaan uit kali en phosphor-
zuurbemesting. Men kan voor rogge
uitstekend kaïniet gebruiken. Kaïniet
is betrekkelijk goedkoop. Kaïniet past
op zandgrond; kaïniet past bij rogge.
Ik kom op de bemesting der rogge
in het 2de gedeelte van dit opstel in
bijzonderheden terug. Ik zal daarin
tevens over het zaaizaad, de voor-
vrucbt en de oudervrucht spreken.
Maar reeds nu wensch ik er uitdruk
kelijk op te wijzen, dat de roggeboer
over het algemeen te weinig kaïniet
gebruikt. Met meer kaïniet, zou men
krachtiger stroo, minder legerrogge
en beter gevulde aren hebben.
Ik wil intusschen eerst over het
zaaizaad spreken.
Men schrijft uit den Haag aan
't Handelsbl.
Tot de veteranen van de Tweede
Kamer der Staten Generaal behoort
mr. W. K. F. P. graaf van Bylandt,
de afgevaardigde eerst van Amers
foort, later na de invoering der en
kelvoudige districten, van Apeldoorn,
voor welk district hij thans nog zit
ting heeft. Hoewel niet de oudste in
jaren, zal hij evenwel de volgende
maand, en wel 8 November, gedu
rende 25 achtereenvolgende jaren
zijn kiezersmandaat hebben vervuld
Bekend is 't hoe deze algemeen
geachte volksvertegenwoordiger, die
behoorende tot de rechterzijde, zich
evenwel nooit bij de uiterste groepen
dier richting heeft aangesloten, in dat
vierde eeuwgedeelte zijn taak heeft
vervuld en hoe vooral zijn adviezen
over buitenlandsche en diplomatieke
aangelegenheden en over de ver
spreiding van het Christendom onder
de inlanders onzer Koloniën, steeds
de volle aandacht der Kamer is ver
zekerd.
Zijn redevoeringen bij buitenlandsche
zaken getuigden steeds van de ken
nis en ervaring in zijn eervolle diplo
matieke loopbaan verworven.
Door zijn vriendelijke vormen en
sympathieke eigenschappen blijft graaf
Van Bylandt onder alle partijen een
aangename verschijning.
Vereeniging „Het Nederlandsche Lied."
In de heden onder voorzitterschap
van Prof. Dr. J. te Winkel gehouden
algemeene vergadering in het Ge
bouw voor Kunsten en Wetenschap
pen te Utrecht deelde de Voorzitter
mee, dat, terwijl nauwelijks het nieuwe
vereenigingsjaar begonnen is, het
aantal leden toegenomen is met 70o 1°.
Hij bracht hulde aan de Utrechtsche
I studenten, die door toetreding tot
de vereeniging in groot aantal belang
stelling, liefde en meewerking toonen
in wat geldt het geluk, de grootheid
van ons volk. Hun voortreffelijk voor
beeld is te volgen door studenten der
andere Hoogescholen. Prof. Dr. te
Winkel wekte allen op, de vereeni
ging: »Het Ned. Lied" krachtig te
steunen door het aanbrengen van
nieuwe leden, opdat de vereeniging
in staat worden gesteld, liederen in
pianobewerking uit te geven, welke
liederen aan de leden kosteloos zullen
worden gezonden. De pers kan hier
aan veeldoen steun werd ingeroepen
van rijke Nederlanders.
Met groote ingenomenheid werd
gewag gemaakt van het adres ter
verbetering van het zangonderwijs
op de lagere scholen, dat behalve
door de vereeniging: Het Ned. Lied.,
onderteekend werd door de Maat
schappij tot bevordering der Toon
kunst, de Ned. Toonkunstenaarsver-
eeniging, de Ned. Koorvereeniging,
de Vereeniging van Muziekonder
wijzers en onderwijzeressen, de Na
tionale vereeniging voor den Volks
zang en de Ned. vereeniging tot be
vordering van het Schoonheidsbeginsel
in het Onderwijs. De gemeenteraad
van Groningen machtigde B. en W.
een onderzoek omtrent dat onderwijs
in te stellen. Een uitstekend begin. De
gemeenteraad van 's-Gravenhagestond
gelden toe voor de benoeming van een
commissie uit leerkrachten van het
openbaar onderwijs, welke commissie
reeds werd samengesteld. Ook in
Utrecht is dat adres in behandeling.
Prof. Dr. te Winkel juichte zeer
toe het besluit van den Volksbond tot
samenwerking met de vereeniging
Het Ned. Lied. Na een uitvoering
van het Coers'Liederkoor, Koor der
VereenigingHet Ned. Lied, is het
gewenscht, dat ook de Volksbond
zulk eene uitvoering lot stand brengt,
Prof. Dr. C. A. Pekelharing, Voor
zitter van de Volksbond, Prof. Dr.
C. H. H. Spronck, Mr. van Eogen en
W. C. van Haeften, eveneens be
stuursleden, beloofden hun medewer
king hiertoe.
Erkenning in het streven der Ver
eeniging Het Ned. Lied, ziet de
voorzitter ook in de benoeming van
het Bestuurslid Wouter Hutschen-
ruijter tot Officier in de Orde van
Oranje-Nassau.
Hutschenruijter, een onzer eerste
orkestdirigenten is de drager van een
principe door degelijke werken van
Nederlanders uitmuntend uit te voe
ren. Onze jonge kunstenaarr worden
geenszins vergeten, integendeel, warm
aangemoedigd. Hutschenruijter bevor
dert krachtig de eigen nationale oor
spronkelijkheid, het kunstprincipe,
op verschil van nationaliteit steunend.
Daarna las Prof. Mr. J. C. Nabers
eerste schrijver der vereeniging, het
3e jaarverslag voor.
In het Bestuur werden vervolgens
gekozenG. C. D. dud'Aumale Baron
van Hardenbroek van Hardenbroek,
Burgemeester van Driebergen en
Rijzenburg, tot Ondervoorzitter; Jhr.
Mr. A. E. van Boelens van Eijsinga,
Leeuwarden en Prof. Dr. W. Vogel
sang, Utrecht.
Onze Landsverdediging.
Een uitgebreid artikel over onze
Landsverdediging wordt door het
«Utrechtsch Dagblad" besloten met
deze vierdeelige conclusie
le. Geen geld meer wegwerpen aan
de waardelooze modderstelling, de
muizenval van Porth Arthur-Amster
dam.
2e. Ons veldleger niet desorgani-
seeren.
3e. Het rapport der commissie
voor de kustverdediging openbaar
maken.
4e. Het in de Troonrede aange
kondigde wetsontwerp spoedig in
dienen, waarbij de gelden worden
aangevraagd die deze commissie voor
het in behoorlijken staat brengen
onzer kustverdediging noodig acht.
DOOR
DOERI TiNGGI.
13)
Na den ongelukkigen reiziger nogmaals
goed opgenomen te hebben, nam de dokter
een klein fleschje uit een étui en droppelde
den zieke daaruit iets op de lippen. Door
dit opwekkende middel kwam de zieke eenigs-
zins bij en gaf door een zacht kreunen te
kennen, dat nog niet alle levensgeesten uit
het lichaam waren gevloden.
De geneesheer, die zeer vele blijken van
menschlievendheid en bekwaamheid gaf, deelde
Cornelia, die een hoogst aangenomen indruk
op hem maakte, mede, hoe hij oordeelde,
dat de patient door haar moest behandeld
worden, en dat er misschien kans was hem
nog in het leven te behouden, als zij zijne
voorschriften met de grootste juistheid op
volgde. Hij beloofde dienzelfden middag
nog eens terug te zullen komen, daar hij nu
naar de andere gewonden moest gaan zien
en behulpzaam zijn bij hun vervoer naar
Adrechtbij zijne terugkomst zou hij alles
mede nemen, wat hij dacht, dat de zieke
noodig zou kunnen hebben.
Voor zijn vertrek uit de kleine woning
onderzocht hij de kleeding van zijn patient
om de identiteit van den deftigen heer te
weten te komen. In de jas vond hij eene
portefeuille, welke hij opende, behalve eenig
bankpapier vond hij enkele brieven en een
paar visite-kaartjes, waarop in stijve letters
gedrukt
Mr. H. De Berkeelen
Rechter-Commissaris b/d Rechtbank te
Geuldamme.
De portefeuille aan Heermans gevende om
die te bewaren, zeide hij
't Is een zeer aanzienlijk heer, Heermans!
Geen kosten behoeven ontzien te worden voor
zijne herstelling. De zieke is een vriend
van onzen burgemeester, hij is Mr. De Berkeelen,
rechter te Geuldamme.
Op het hooren van dien naam verbleekte
Cornelia en moest zij zich aan de leuning
van een stoel vast grijpen; de oude baan
wachter fronste even het voorhoofd en zeide
slechts tot den geneesheer, die niets opge
merkt had: »Wij zullen uwe voorschiften
stipt opvolgen, dokter! daar kunt u geheel
op vertrouwen.
Dienzelfden middag kwam dokter, zooals
hij gezegd had, terug, vergezeld van den
burgemeester van Adrecht, die zich persoon
lijk wilde overtuigen, dat zijn oude vriend
niet naar de stad kon vervoerd worden om
daar in de ruime burgemeesters woning te
worden verpleegd.
De beide heeren bemerkten al zeer spoedig,
dat er in het geheel geen sprake kon zijn
om den gewonde zonder verergering van den
reeds zoo hoogstgevaarlijken toestand te ver
voeren, hoewel de pols van den lijder wat
beter stond en de hoop om den heer de
Berkeelen in het leven te behouden bij den
dokter meer verlevendigd werd.
Nu werd door beide heeren met Heermans
afgesproken, dat de oude rechter zoolang in
de baanwachterswoning verzorgd zou worden,
tot hij zonder gevaar per rijtuig overgebracht
zou kunnen worden.
Voor de Burgemeester vertrok, verzocht
Heermans hem een paar oogenblikken onder
vier oogen te spreken. Toen beiden het ver
trek verlaten hadden, deelde de oude man
den heer van den Hoogstraete mede
dat er tusschen hem en de familie van
den zieke in zijne woning iets bestond,
waarvan hij thans geene uitlegging kon geven.
Nu evenwel moest hij in het belang van den
zieke zelf er opaandringen, dat zoolang mogelijk
voor den rechter den naam zou verzwegen
worden van den man in wiens huis hij werd
verpleegd. De heer Van den Hoogstraete,
die eenigszins de reden van dat verlangen
begon te bevroeden, beloofde nu ook geheel
naar den wensch van Heermans te zullen
handelen.
Te Adrecht teruggekomen telegrafeerde
de burgemeester dadelijk aan Mevrouw De
Berkeelen en aan Otto, die zich volgens een
pas door hem ontvangen brief nu te Marseille
moest bevinden, het bericht van het spoor
wegongeluk en het ongeval den ouden rechter
overkomen, tevens er bij voegende, dat alle
hoop op diens herstel niet verloren was.
/Wordt vervolgd