NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Saterdag 7 December 1907.
Zes-en-dertig&te jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG:
Parijsche Brieven.
„DE KOZAKKEN.
fiio. 98.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door bet geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en "Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoon no. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/a Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend,
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
VI.
Noode liet ik mij overhalen tot het
bezoeken van de automobielen-ten
toonstelling in het Grand Palais.
Prachtige illuminatie op de Place
de la Concorde, de Champs-Elysées,
alles a giorno. Als een groote, ont
zaggelijke feeërie, al die tallooze boog-
lichtjes. Die fonteinen in dat wisselend
kleurlicht. Als een sprookje, zoo mooi.
Dan, als je op een afstand staat, die
reusachtige verschieten van licht op
licht aan licht tegen licht
Sjonge, dat is litteratuur.
Laat me koud, litteratuur
peuhMaar mooi is dat alles. Moet
je 't ook niet zien
Al lang gezien. Een paar maal.
Gezien en bewonderd. Dat is genoeg.
Nou, en nu gaan we in 't Grand
Palais. Afgesproken
Waarvoor? Ik houd niet van
tentoonstellingen in 't algemeen, van
tentoonstellingen van dito dit- en dat
in 't bizonder.
Waarop de Gasconjer, met een zin
speling op mijn snellen gang cir-
culatie-neurasthenie vragender
wijze sprak»Tu n'aimes pas l'auto-
mobile, et tu es toi-même un Otto
mobile
Die woordspelerige waarheidsuiting
maakte mijn gemoed week. En we
traden het Grand Palais binnen.
Hoe zal ik u de schitterende veel
kleurige verlichting daarbinnen be
schrijven? Men moet zooiets gezien
hebben, met eigen oogen gezien. Voila
tout. Gelukkig heeft de taal eenige
stopwoorden, die men af en toe te
pas kan brengen. Feeëriek, sprookjes
achtig de Gasconjer kende zijn
stopwoorden.
Verder?
Nu, ik zag heel veel «stands" met
nog meer automobielen en aanverwante
machinetjes. Heel interessant waar
schijnlijk voor werktuigkundigen en
belanghebbenden. Zeer eentonig
voor mij.
En het gedrang op sommige plaatsen
was zoo groot, dat de menigte nu en
dan eenige seconden onbeweeglijk
opeengepakt stond.
Zeer eenionig voor mij. Ja, ik heb
alle waardeering voor de automobiel
als snel vervoermiddel, maar zoolang
de romp van een automobiel verre van
sierlijk is en dewielen toonbeelden van
plompheid zijn, vind ik zoo'u ten
toonstelling van stilstaande auto's
nogal taai.
Interessanter dan de tentoonstel
ling zelve behoudens de lichtor
gieën, maar die kun je ook hebben
op een expositie van tafelservies of
van keukengereedschap vind ik de
meeningen van sommige beroemd
heden over de tuf-tuf.
Het weekblad «Les annales politi-
ques et Iittéraires" heeft verschillende
artiesten uitgenoodigd, een woordje
over de auto meê te spreken. Octave
Mirbeau en Michel Corday zijn een
en al lof over de benzine-kar. «De
automobiel",zegt Mirbeau onder meer,
«maakt voortaan een deel van mijn
leven uit. Ze is mijn leven mijn arti-
tistiek en geestelijk leven, evenveel
als en zelfs meer dan mijn huis.
Ze is me dierbaarder, nuttiger en onder-
ricbtender dan mijn bibliotheek." Ga
nou door, grappenmaker!
Pierre Loti beweert, dat de vroegere
roovers op straat minder menschen
hebben gedood dan de auto's nu doen,
en dat die roovers overigens meer te
verontschuldigen waren. Verder: «Men
moet de brave boeren bewonderen,
die goedhartige landbouwers, die de
zekerheid hebben, op een «goeden"
dag verpletterd te worden, zij of hun
kinderen, of eenvoudig hun bonden
en hun kippen, en die niet lostrek
ken op die opgeblazen voertuigen."
De schrijver van «Madame Chrysan-
thème" is blijkbaar niet malsch in
zijn oordeel Hij rijdt liever in een
Japansche yinriksha, vooral als deze
voortgetrokken wordt door een be
koorlijke geisha.
Edouard Detaille erkent, dat hij zich
van de auto bedient, maar wacht
met vei ti ouwen en ongeduld op de
electriscbe beweegkracht ook voor de
auto.
De zenuwachtige Yvette Guilbert
schrijft opgewonden: «Wat te zeggen
over de automobielen en boe te
trachten den schrik dien ze mij ver
oorzaken, uit te drukken? Hoe de
vrees te doen begrijpen, den angst,
dien ik gevoel, als ik ze zie voorbij-
snorren? Welk ongemak is gelijk aan
dat, hetwelk ik ondervind, als een
vriendin mij noodzaakt, mij van dat
doodsvoertuig te bedienen? Want ze
is de equipage van de witte vrouw,
«die ziet zonder oogen en lacht zon
der lippen", zooals de dichter zegt
die wilde, brutale, bijkans oorlog
zuchtige machine, welke van allen,
die er gebruik van maken, medeplicb-
plichtigen of slachtoffers maakt." Zoo
juist vernam ik, dat een van Yvet-
te's bewonderaars voornemens is om
haar zoo'n wilde machine ten ge
schenke te geven, en zulks naar aan
leiding van dokter Deval's verklaring,
dat de auto alleszins geschikt is om
«de neurasthenie te bestlijden en
onze overspannen zenuwen tot rust
te brengen". Men zoü baast beweren
dat Deval aandeelhouder was in de
eene of andere automobielen-zaak.
Romain Coolus, dien men vaak in
zijn auto kan zien heensnellen, uit
zich in een gedicht, dat hier onver
taald moge volgen
L'auto, c'est Ie sport idéal.
Lorsque resplendit Floiéal,
Je me sens son fervent féal,
Son servent, son vassal, son lige;
A la conquete des loisans
D'or que sont les heaux horizons,
Parmi le décor des salsnos,
L'auto, dans son puissant vertige,
M'emporte. Et l'on se sent un peu,
A lendre ainsi 1'ünmense bleu,
Apollon-Roi sur son quadrige.
Na al die uitingen van beroemd
heden is het misschien niet onaardig
mede te deelen, dat de Maleier, in
zijn bloemrijke spraak, den spoortrein
«karèta api" (vuurwagen), de fiets
«karèta angin" (windwagen), en de
auto «karèta roesoe" (lavvaaiwagen
noemt.
Wie van Romain Coolus slechts
bovenstaand kreupelrijm heeft gelezen
zou allicht in de meening verkeeren,
dat hij een litterator van den kouden
grond is. Niets is intusschen minder
waar.
Een dezer dagen woonde ik in het
Theatre Antoine de opvoering bij
van «Coeur a coeur", het nieuwe
dramatische tooneelstuk, in drie be
drijven, van genoemde dramaturg. Er
bestaan maar zeer weinig moderne
drama's, die «Coeur a coeur" in op
zet, uitwerking en vooral in stijl
evenaren. Het is een zeer ontroerend
stuk, geschreven met hoofd en bait
allebei. De gansche kritiek erkent dan
ook, dat Coolus met dit tooneelstuk
het meesterschap heeft bereikt, boven
niet weinig andere tooneelschrijvers
met langdurige litterair leven.
De geschiedenis is tamelijk eenvou
dig.
Jacques HellouiD aanbidt zijn vrouw
Lucienne, die twintig jaar jonger is
dan hij. Behalve hartstochtelijke liefde
heeft hij ook een soort van vader
lijke zorg voor haar. Zijn levensdoel
is: zijn vrouw gelukkig te weten.
Lucienne, voor eenigen tijd gelogeerd
bij haar beste vriendin, mevrouw
Morain, kan echter geen weêrstand
bieden aan de hofmakerij van André
Landelle, een mooien jongen en fat,
die zijn veroveringen bij dozijnen
teil. Zij geeft zich geheel aan hem,
wil het zelfs aan Jacques bekennen
en dezen tot het besluit brengen,
zich van haar te doen scheiden, opdat
zij André geheel kan toebehooren,
haar geliefden André, in wien zij de
volheid van heur vertrouwen stelt
Daar verneemt zij evenwel uit den
mond van een veelpratenden boeme
laar «de chez Maxim's", den broer
van haar vriendin, dat André binnen
kort in hel huwelijk zal treden met
de zeer rijke Anna Holska, een jonge
Poolsche musicienne, tevens vriendin
van mevrouw Morain. Lucienne onder
houdt er André over, en deze ver
klaart baar op koelen toon, dat zij
van hem moet afzien, daar hij Anna
liefheeft. Aan hun liefdesroman moet
maar een einde komen. Lucienne
stort bezwijmd ter aarde neer. Zij
kwijnt verder, kwijnt merkbaar.
Jacques wil er uitteraard de oorzaak
van weten, ondervraagt mevrouw
Morain en komt ten slotte, door een
onvoorzichtigheid van deze, achter de
waarheid. Hoe geschokt hij ook is,
hoe hij zijn leven gebroken acht
staande voor de diepe smart van zijn
vrouw, zet hij met uiterste krachts
inspanning zijn eigen leed terzijdo
en, haar gelukkig willende zien, be
sluit hij André te dwingen, zijn Lu
cienne, na zijn eigen scheiding van
haar, te huwen. Hij doet André
onder een voorwendsel komen en
zegt dezen, hem te zullen doodschieten,
als hij, André, weigert. Op dit
ultimatum wendt André, «beaujoueur",
de grootste ooverschilligheid en doods
verachting voor, bewerende, dat bij
gereed is te sterven, maar niets ter
wereld hem van zijn besluit kon
terugbrengen om de Poolsche te huwen.
Jacques, die niet moordlustig van
aard is, schiet na eenige aarzeling,
in de lucht. Lucienne komt ver
schrikt en ademloos binnen en ziet
André zich verwijderen, hooghartig
en onverschillig. Voor immer ver
loren voor haar. Dan, in heftig be
rouw, valt zij voor haar man op de
knieën, voor Jacques, die haar genoeg
liefheeft om vergiilenis te schenken.
Langzamerhand, «coeur a coeur", zal
zij liem misschien kunnen liefhebben.
Nogal eenvoudig, nietwaar?
Doch ik verzeker u, dat «Coeur a
coeur" een meesterstuk is van psycho
logische waarneming, van dramatische
tectnnek en van realistische» dialoog.
Geen realisme, dat heil en heul zoekt
in opzettelijke banaliteiten en gemeen-
99
UIT NORMAN HANSEN'S «TOEMAN
OF
IHIet liaxt van ZR-u-elaxicl.
Verhalen uit den Russiech-Japanschen oorlog
naar het Dcensch.
11)
Wij zijn uitgerust geworden voor een
groote reiswij hebben warme boerka's, groot
genoeg om man en paard te bedekken, hooi
voor de paarden en mondvoorraad voor God
weet hoelang. Maar zeg, hoe zullen wij on
zen weg vinden door de verlaten vlakten,
die onder de sneeuw liggen?
Welnu, de telegraafpalen zullen ons den
weg wijzen. Luistert vijanden van den Czaar,
jullie die je op die vervloekingen van den
duivel beroemt, die je vernuft en vooruitgang
belieft te noemen! Wij zullen jullie langs
den weg van dien zoogen.tarnden vooruitgang
leiden, jullie telegraafpalen zullen ons den weg
wijzen dip uitloopt op jullie gevangenis
En als jullie soms mochten probeeren om
te ontvluchten, dan hebben wij een voldoende
hoeveelheid touw aan onze zadelriemen om
je kort en bondig aan die telegraafpalen,
aan je zoogenaamden vooruitgang op te han
gen; zou dat geen mooie grap zijn?
Voorwaarts, marsch! Bijt jullie nu maar
niet op je tanden en werpt ons maar niet
zulke dreigende blikken toe, alsof wij je het
grootste onrecht aandeden; we doen jullie
heelemaal geen kwaad, ofschoon het nog
maar heel kort geleden is, dat jullie ons wel
tot den laatsten man had willen dooden, en
onze paarden verminken. Je ziet, we kennen
jullie heel goed! Zelfs op dit oogenblik, zijn
er enkelen onder jullie, die maar liefst da
delijk zouden worden opgehangen Maar
wij namen niet de minste notitie van het
geen jullie aan ons adres richtje kunt des
noods op ons spugen, wij slaan er geen acht
op, zelfs niet als de spuug ijs wordt in jullie
baarden. Want nu zijn jullie onderdrukt en
het is goed voor je, dat de vuist van degenen
die je verslagen hebben zwaar op jullie
drukt!
Welk een bekend geluid voor ons die klank
van het ijzer De weg daalt eenigszins
en de gevangenen loopen langzaam; het ge
lijkmatig gerammel hunner ketenen maakt
het zelfde geluid als wanneer de dorpshoef
smid onze paarden beslaat. Is dat niet eigen
aardig dat zoo'n bekend geluid ons volgt en
gelijken tred houdt met den hoefslag onzer
paarden over de besneeuwde vlakten, dagen
en dagen achtereen.
De rustplaatsen aan den weg gelijken el
kander als twee druppels watereen hut
met een laag rieten dak, omgeven door een
hooge houten schutting. Er is wel heel wei
nig ruimte in, om allen tegelijk .een onder
komen te verschaffen, de gevangenen, de
kozakken en de paarden, maar in den winter
is het zoo erg onaangenaam niet om dicht
tegen elkander aan te kruipen.
De kozakken zingen hun avondgebed op
de open bedeplaats der onbegrensde sneeuw
vlakten; over het altaar is het schitterend
witte sneeuwlaken uitgespreid, de muren
glinsteren in het goud en purper van de
ondergaande zon; de bleek azuren avond
hemel vormt het gewelf van zijn reusachtige
koepel en naar dat gewelf zenden de kozak
ken hun gebed op welks plechtige tonen
eindigen in een lofzang op den Czaar.
Maar zij, die in ketenen zuchten, blijven
doodstil.
Waarom stemmen jullie niet in met ons
gezang? Waarom die woeste blikken, terwijl
de trouwe kozakken zingen tot lof van God
en ter eere van den Czaar? In jullie bijeen
komsten, waar je den opstand voorbereidde,
konden jullie je mond toch wel opendoen en
zingen. Waarom houden jullie je lippen nu
zoo stijf gesloten, alsof ze aan elkander ge
vroren waren? Het zou bepaald beter zijn
dat jullie maar van kou stierven, zooals je
daar ligt, dan dat je misschien onheil en
ellende over ons allen brengt door jullie
stijlkoppigheid en goddeloosheid!
's Nachts wordt alles rustig, en in de
groote stilte kunnen diegenen die niet slapen
de wolven in de verte in den ta'igal de bos-
schen hooren huilen; eindelijk komt de
dag en tegelijkertijd breken de gevangenen
opnieuw op voor hun tocht door de sneeuw,
verder, altijd verder, mijlen en nog eens
mijlen afleggend.
Kijk daar eens, GodloochenaarsBe
spotters van het Allerhoogste. Zie eens welk
onheil jullie over ons gericht hebt. Of weten
jullie misschien niet, wat die groote wolken
met groenachtigen rand beduiden, die wolken
die daar opkomen boven de kruin der heuvels.
/Wordt vervolgd).