NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BUITENLAND. No. 6. Zaterdag 18 Januari 1908 Zeveii-eu-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Bedrukte Tijden. Van den flak op den Tak. „Bab-el-Mandeb." Set liart -van ZRnelaaad» Amersfoortsche ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden met Zondag.blad 0.T5; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummert 3 Cent. Ingezonden atnkken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langeatraat 77. Telephoon no. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7 'I, Cent. AdvertentiSn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Duurte der levensmiddeleu, booge belastingen, gebrek aan werk, omstan digheden, welke ieder op zich zelf veel zorg baren, maar die, nu zij vereenigd voorkomen, oorzaken zijn van vrees voor ellende gedurende den winter. Mag men de berichten gelooven, dan is de toestand in den vreemde nog veel erger dan bij ons. Het is wel Amerika, dat vooral in den tegenwoordigen tijd in malaise ver keert. Terwijl daar anders op elk gebied bet meest opgewekte leven heerscht, is er in den laatsten tijd eene gewel dige inzinking en verslapping merkbaar, welke zich het allereerst geopenbaard heeft in wantrouwen omtrent de soliditeit van de grootste ondernemin gen, en daarna stilstand van zaken veroorzaakte. De beurs te New-York beeft in den laatsen tijd een crisis meegemaakt, zooals nooit te voren. Wat nog nooit gebeurd is, ver neemt men thans: dat er in het woelige drukke Amerika werkeloosheid heerscht. Bij duizenden worden de werklieden afgedankt en er zijn er die berekenen, dat weldra een millioen arbeiders zonder werk zullen zijn. Dat is ver schrikkelijk en erg genoeg maar loch vertrouwt ieder, dat deze verslapping spoedig door nieuwe, opgewekte werkzaamheid gevolgd zal worden, omdat de Amerikanen geen rust kennen. Intusschen schijnt er toch een terugkeer van landverhuizers naar hun plaats van herkomst merkbaar te zijn. Bittere klachten over werkeloosheid en duurte komen vooral uit Duitsch- land en Oostenrijk. In verschillende steden en dorpen van laatstgenoemd rijk worden betoogingen gehouden van vrouwen en kinderen, waarbij de arbeiders zich aansluiten. Er wordt daar nu reeds veel ellende geleden en op allerlei wijzen uit zich de ontevredenheid. Over de oorzaken van de prijsver hooging van brood, vleesch, groenten, hout en steenkolen, kortom van alles wat onder de eerste levensbehoeften gerekend wordt, bekommert zich het volk niet, het houdt alleen rekening met de feiten, dat die waren te duur zijn om ze in voldoende hoeveelheid te kunneD koopen. Alle regeeringen worden door de aangroeiende ontevredenheid in groote verlegenheid gebracht; honger en de daarbij gaande ontevredenheid waren steeds de vooiboden van ernstige opstanden. In Duitschland is de toestand wei nig beter dan elders. De Rijksdag beeft er zijne aandacht aan moeten wijden. Een der leden verklaarde, dat in geen dertig jaar de duurte dei levens middelen zoo verbazend was als thans; terwijl ook de werkeloosheid gestadig toeneemt. Groote inrichtingen van nijverheid moeten geregeld de werk uren inkrimpen. De Kiupp'sche fabrieken te Essen hebben den werktijd per dag tot drie a vier uur moeten inkrimpen ten einde niet genoodzaakt te zijn werk lieden af te danken. Bij zulk een toestand baten de hooge loonen weinig. Het is te begrijpen, dat de roep om afschaffing of verlaging van de tarieven welke de levensmiddelen kunstmatig duur houden met den dag steeds luider wordt. Voorloopig is de regeering niet ge neigd daaraan gehoor te geven. Zij ziet den toestand niet zeer donker in en vertrouwt dat deze bedrukte tijden spoedig voorbij zullen zijn. Toch kan zij zich wel eens vergis sen. De kwaal heerscht thans over de geheele wereld. Op de vette jaren volgden steeds de magere. Gelukkig die hiervoor heeft gezorgd en zich er bijtijds op heeft voorbereid. Gewoonlijk is in de huiskamer de tafel het middelpunt der gezelligheid, maar met het Siberische weer der laatste dagen schaarden we ons om de koesterende warmtebron, de kachel. »Is het eene niet aan het andere te pareu?" vroeg dezer dagen »Het Vaderland": Kunnen we de kachel niet waardiglijk in het midden plaatsen, om meer van haar warmte te profi- teeren en tevens de tafel als middel punt behouden?" En dat practisch idee lachte ons mijn wederhelft en mij zoo toe, dat we direct timmer man en smid heten komen om het in toepassing te brengen. En nu zitten we dan warm en gezellig rondom kachel en tafelin de laatste is een gat geboord, waaruit de vulkachel haar' blinkenden kop sierlijk omhoog steekt. Moet zij gevuld worden, dan wordt de muts der kachel boventafels opgelicht, en onze kleino duizendpoot (dagmeisje) van tafelmaatslengte verzorgt haar van onderen. Koude voeten kennen we niet meer; voetzak- ken en pantoffels zijn opgeborgen, bedkruiken zijn afgeschaft. De jus blijft tijdens den maaltijd heerlijk warm. Met één woordwe zijn uit de koü, en dit door het vernuftig idee van «Het Vaderland", welks Redactie we ten zeerste verplicht zijn. Natuurlijk heeft mijn vrouw in tafel kleed en tafellaken een gat moeten aanbrengen, maar wat is spoediger te maken dan een gat? Dat levert dus heelemaal geen bezwaar. Wanneer we nu 's avonds onder de wol kruipen, dan denken we dankbaar aan des dichters woorden BWanneer de winter hoogtijd viert, De wind langs deur en venster giert, En fluit door elke reet, Hoe zoet, is 't, mymerende op het dons, Te luistren naar het stormgegons, Beveiligd voor zijn leed." Niet ieder, helaas, vindt zulk een warm en zacht leger gespreid! En niet ieder kan zich koesteren bij een stralende kachel. Lazen we niet, dat te Noordwolde een oppassend man, vader van moederlooze kinderen, die trots de felle koude was uitgegaan om twijgen van wilgenstruiken te snijden, bij zijn' arbeid bezwijmde en verstijfde van koü en aan de gevolgen bezweek Ja, bitt're ellende wordt in dezen tijd geledenEn wij, bevoorrechten, dienen daarom te luisteren naar de roepstem eener weldadigheidscommis sie te Haarlem »Wilt gij d«n traan der smarten drogen? Vergeet den traan der armen niet. Hebt steeds met lijders mededoogen; Veel leed heerscht hier, dat 't oog niet ziet En wil daarbij eens goed bedenken. Waardoor veeltijds het leed ontspruit. Wilt d'armen broeder deez' troost tochschenken, Dat ge voor zijn' nood uw 6mn ontsluit I" Och, als allen die kunnen, wat helpen, ieder naar zijn vermogen, dan kan er veel armoe gelenigd, véél leed verzacht worden. Want is er geen overdaad en verkwisting in vele krin gen Wordt men niet bitter en droevig gestemd, als men hoort van de jammer lijke ellende in de achterbuurten en dan leest, dat met de Kerstmisdagen in de Parijsche nachthallen werden verkocht: 630 000 pond vleesch, 618 000 pond gevogelte, 69.400 pond ander wild, 5000 hammen, 12.000 met truffel gevulde varkenspootjes, 8.412.000 oesters, 400 000 pond zuur kool en 100 «kilometer" bloedworst Komt, lezers en medegevoelende lezeressen, toont uw goed hartAl hebt ge geen brandkast en kent ge geen weelde misschien, toch hebben velen uwer nog wel wat te missen. Laat het weldoen niet alleen aan de «rijken" over I Geeft naar uw krachten, naar eigen omstandigheden! «Naar omstandigheden". Die uit drukking brengt mij van zelf op iets anders, want ik mag zóó niet eindigen. «Hoe oud ben je, Kareltje vroeg ik gisteren aan een buurjongetje. «Thuis ben ik acht, mijnheer, maar met mama in den trein vier," ant woordde het ventje. Die mama bepaalde dus den leeftijd van haar kinderen «naar omstandigheden". Geen loffelijk voorbeeld Een zeker predikant nam daarentegen de omstandigheden heel niet in aanmerking en handelde toch evenmin goed. Hij preekte op Zondag morgen in de gevangenis en ving, als naar zijn gewoonte, zijn preek aldus aan«Mijn geliefden, bet doet mij genoegen, u hier zoo talrijk bijeen te zien." Dat klonk vreemd daar op die plaats. Die prediker hield misschien zeer van de gezelligheid en gunde die daarom zeker ook aan zijn hoorders. Schijnbaar geeft daar minder om de zonderling, die op Nieuwjaarsdag, geheel op zijn eentje, van uit Londen een reis over de wereld is begonnen, met een ijzeren helm op, en een kinderwagen voortduwende. Toch krijgt hij wellicht spoedig een reisge zellin, daar zijn doel moet zijn, met enkel een weddenschap en daarmee een aardig sommetje geld te verdienen, maar tevens om een reisgenoote op 's levens hobbeligen weg te zoeken. Wij wenschen hem van harte toe, dat hij slage, beter dan die ander, die doch luister »Hij had met een lantarentje gezocht, Om juist een vrouw te vinden naar zijn' zin. Toch koos h\j tot zijn levensgezellin Juist die, waarmee h\j 't deerlijkst was bekocht. Zoo ziet men vaak hij 't opengaan der oogen, Dat men zich zelf verschrikkelijk heeft bedrogen." Keuvelaar. Een Duitsch-Abessynische Handels onderneming. Een Duitsch jachtgezelschap, dat in Djiboeti door een stoomschip aan land is gezet om iu de binnenlanden van Afrika op groot wild te jagen, heeft zich ontpopt als een handels onderneming om van koning Menelik groote concessier te vekrijgen! Het geheele plan is zeer in 't ge heim door den leider, den grooten koopman Arnold Holz, op touw ge zet. Bij hem bevinden zich de kapitein Heyne, graaf Rudolf Salm-Reifiei- UIT NORMAN HANSEN'S «TOEMAN" of Verhalen uit den Russleoh-itpanschen oorlog naar het Deensch. 22) Wij stoomen, wind achter, met een zacht briesje uit het Oosten. De rook van onzen schoorsteen stijgt in kringen loodrecht in de warme middaglucht omhoog. Zwermen vliegen de visschen glinsteren in de schitterende zon en vertoonen zich met korte sprongetjes boven de golven. Zij gelijken met hunne donkerblauwe ruggen en hunne blanke buiken op een vlucht zwaluwen, die het zog van de boot kruisen. De rots van Aden verdwijnt in de blauw azuren lijn aan den gezichteinder achter onsaan stuurboord en voor ons uit strekken zich eindelooze zandvlakten uit, hier en daar onderbroken door puntige rotsen die den zeelieden tot verkenningspunten dienen, en die daardoor toepasselijke namen hebben gekregen, zooals: «de Kattenooren" of «de Ezelsooren" en zoo meer. Naarmate wij de kust naderen is het voor de door het helle licht verblindende oogen net alsof het zand van de woestijn pasgemaaide weiden zijn, met in rechte lijnen donkerkleurige hoopen hooi, terwijl verderop en voor ons uit andere rotsen met grillige vormen schijnen te zweven in den nevel aan den horizont. De stille man en ik laten langzaam de uren voorbij gaan, die het déjeuner van het diner scheiden onder de zonnetent half slaperig in onze luierstoelen zittende. Hij is iemand van middelbaren leeftijd, met grijzend hoofdhaar en baard. Zijn scherp geteekende trekken ver raden zijn joodsche afkomst. Hij is gekleed in een khaki-zomercostuura en de dubbele adelaar op de kraag van zijn jas duidt op zijn rang van chirurgijn-majoor. Zelden richt hij het woord tot iemand, wien dan ook en zijn antwoorden munten uit door spaarzaam heid van woorden; maar vandaag is hij toch de eerste die de stilte onderbreekt, als hij mij vraagt: Is Bab-el-Mandeb al in zicht? Daar ik reeds eerder in deze streken ge varen heb, gevoel ik het overwicht van mijn kennis, en na door den kijker gekeken te hebben, antwoord ik hem: Neen, nog niet. Wij vallen wêer achterover in onze luier stoelen, en volgen met loome blikken de woeste kust, waarop een ziekenoppasser nadert, die mij het rapport van de ziekenwacht brengt, dat ik teekenen moet. Achter hem aan komt de eerbiedwaardige popevan het regiment, die hem er aan schijnt te willen herinneren, dat hij mij iets moet vragen. Als ik de papieren geteekend heb neemt de ziekenoppasser zijn pet af en zegt: i Met uw verlof barinemag ik U vragen of wij nu reeds dicht bij den heiligen berg zijn? Welke heilige berg? Eerst weet ik niet, wat hij bedoeltmaar nu herinner ik mij onzen grap met Ossip, en aan den armen Ossip denkende kan ik niet nalaten te glimlachen, evenals de zieken oppasser. Neen, Vassili, wij moeten nog vier dagen varen voor wij den heiligen berg in zicht krijgen. Zeg aan Ossip dat hij nog een poosje moet wachten, ofschoon zijn geloof hem zeker redden zal, nietwaar eerwaarde pope De pope komt met zijn dikke lichaam naar ons pope: Russisch priester. «rine: meester. toe waggelen, de armen over de borst gekruist en een goedige glimlach op het gelaat. In werkelijkheid is hij afkomstig uit een klooster, waar kluizenaars wonen in het hartje van den Kaukasus. Het is een wonderlijk mengel moes van een onwetenden monnik en van een handigen uitvinder, die een wonderbaarlijk soort electrisch licht voor zijn klooster in de bergen uitdacht en zich daarom verbeeldt een miskend voorlooper van Marconi te zijn. Hij is dan ook zeer ingenomen met de onschuldige fopperij, die wij met Ossip willen uithalen. Ossip is een groote zware kerel, die het kruis van St. George verdiend heeft, bij het bedienen van een mitrailleuse op het slagveld. Aan boord gekomen, heeft hij zich dadelijk onderscheiden door zich aan te melden om het kanon af te schieten bij ons vertrek van de reede van Wladiwostok; en hij heeft getoond een handige jongen te zijn, die graag een handje mêehelpt om een stuk bevroren vleesch aan dek af te hakken of om brood te bakken in de groote ovens. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1