NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
w
FK1ÏIL lElO.Y
„Op ilea terugweg naar Heilig kW
No. 15.
Woeofrdag 19 Februari 1998.
Z#ven-en-dertig*te jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Waarom altijd meer?
B LY\E1\ L AÏX 1
lïet laait -van IR-u-slazad..
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langeatraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/> Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Uit onze schoolboekjes herinneren
wij ons een verhaal dat te aai dig is
om niet weer te geven.
Een visscher stond eens te visschen
en haalde een baars op. Toen hij
het beesije in zijn net wilde steken
begon het te spreken en zei»Och,
laat mij in vrijheid ik ben geen visch
maar eindelijk een betooverde prins".
De visscher verschrikte bevig. gaf het
vischje de vrijheid, spoedde zich
naar huis en vertelde het geval aan
zijne vrouw.
«Een betooverde prinsriep zij
eD bebt gij hem niets gevraagd
«Neen vrouw."
«Ga dan weer naar het meer en
vraag hem een lief klein huisje, dan
komen wij die akelige hut uit. De
man gehoorzaamde en riep
«Vischje, vischje, in het meer.
Ik bid u, kom eens even weer,
Hoor, wat ik u zeggen wou*
Ik beb een boodschap van mijn
[vrouw."
«Wat wil ze?" vroeg de visch.
Een mooi mooi huisje, dau komen
wij die leelijke hut uit.
«Ze woont er al inzei de visch.
En toen bij thuis kwam stond zijne
vrouw aan de deur van een lief
huisje. Zij was echter niet tevreden.
Den volgenden dag zei ze tegen haren
man, ik wil in een kasteel wonen
ga bet den visch vragen". De man
ging en zijne vrouw" verkreeg een
kasteel met alles wat er bij beboort.
Zij was echter weer niet tevreden en
begon eenige dagen later tegen haar
man«Ga naar den visch, ik wil
koningin zijn." Schoorvoetend ging
hij heen en de viscb gal zijne toe
slemming; toen hij thuis kwam woonde
zijne vrouw in een paleis en zat op
een prachtigen troon Haar eerzucht
was echter grooter; eenigen tijd
daarna zeide zij tegen haar man, ga
naar den visch, ik wil keizerin zijn.
«Maar vrouw, dat zal de visch U
niet hunnen maken."
«Ga! zeide zij, ik beveel het, vraag
het aan den vischDe man kwam
bevend aan het water met: «Vischje,
vischje enz. mijne vrouw wil keizerin
zijn."
Brommend kwam de visch boven
en sloeg geweldig met den staart.
«Zij is het alriep de visch en
thuis komende vond hij zijne vrouw
op nog schoonere troon, in hare
troon waren nog meer diamanten en
paarlen en muzikanten speelden een
vroolqk deuntje.
«Nu zal je wel gelukkig zijn, zei
de man. Ja, zeide zij, doch eenige
tijd daarna zag zij de gouden zon
opgaan en dacht: over die zon moet
ik kunnen beschikken." Zij zeide dit
legen haren man en de man ant
woordde «dat kan alleen Onze lieve
Heer
«Dan wil ik Onzen lieven Heer zijn,
ga dat aan den visch vragen. Maar
vrouw
«Gaik ben keizerin en beveel
het De man ging en bevend begon
hijVisch verder kon hij niet
komen, de lucht betrok en de donder
ratelde. «Ze zit al weer in de hut!"
riep de visch en toen hij thuis kwam
zat zijne vrouw met gescheurde klee-
ren in de hut, ongelukkiger en ellen
diger dan ooit
Uit dit eenvoudig verhaal valt voor
ons groote menschen ook veel te
leeren. Honderden menschen doen
net als die vrouw ze willen altijd
meer hebben en grijpen met de han
den naar de maan, die ze toch niet
krijgen kunnen.
Beginnen we reeds met een klein
kind wanneer wij het een koekje of
anders lekkers geven. Het wordt boos,
wanneer het alles niet alleen krijgt
en zal trachten handen en mand vol
te stoppen.
Het is volstrekt niet afkeerens
waardig, dat de inensch tracht in de
wereld vooruit te komen, dat hij
inneemt, dat hij tracht tot hooger
rang op te klimmen en zijne inkomsten
wil vermeerderen. Laat ieder gerust
zijn best doen op ieder gebied en
vooral in den tegenwoordigen tijd,
waarin de strijd om het bestaan ai
zwaarder en zwaarder wordt, doch
ieder moet rekening houden met zijn
aanleg en vermogen, en niet hooger
en verder willen springen dan zijn
stok lang is. Men tracht naar beter
te streven, maar waarom altijd naar
meei
In de meeste gevallen eindigt hij
met te verliezen en in plaats van
met een dankbaai hart te erkennen,
wat men thans heeft, bewerkt hij bij
zich zeiven en zijne buisgenooteri
nijd en wrevel. Wij zien dat telkens
om ons been. Wij denken aan iemand,
gezien en geeerd en wiens inkomsten
hun in staat stelden voldoende te
leven, gedreven door jammerlijken
gouddorst zich verrijken met het
goed van anderen om een geschand-
vlekten naam aan zijn nabestaanden
achter ie laten.
Maakt het geld dan altijd gelukkig
Zeker geld en goed zijn kostelijke
zaken en wij willen geen wereldver
achting prediken.
En wat geeft geld en goed, als wij
het niet dankbaar gebruiken en het
tot heil aanwenden van ons en onze
medemenschen? Wij behoor en dan
tot de «arme rijken" die van het
geld alleen dat genot hebben om het
te bezitten
De zucht naar geluk is door God
aan ieder schepsel ingegeven, maar
gelukkig maakt op den duur alleen
het eerlijk verdiende en het dankbaar
genoteneOnder het havelooze kleed
van den bedelaar klopt dikwijls een
dankbaarder hart dan onder het
prachtigste hermelijn!
Volgens de «N Ct." is er geen
tevreden is met de plaats die hij [sprake van dat de minister van Land
bouw. N en H., de heer Talma, be
reid zou bevonden worden een candi-
datuur voor de Tweede Kamer te
aanvaarden.
Rijksverzekeringsbank.
Men verzoekt het volgende te melden
Onder no. 24 is in het Staatsblad
opgenomen een wet van den 13en
Januari 1908, waarbij onder meer
eenige wijzingen zijn gebracht in
artikel 45 der Ongevallenwet. Daar
van is voor alle werkgevers in
verzekeringsplichtige ondernemingen
vooral van belang de volgende wijzi
ging-
Bepaalde bedoeld artikel zich er
vroeger toe aan den werkgever de
verplichting op te leggen loonlijsten
aan te houden zonder nadere om
schrijving van deze veipliching, thans
is meer nauwkeurig aangewezen, op
welke wijze zich de werkgever ten
aanzien van de aanhouding der loon
lijsten zal hebben te gedragen.
Naast de verplichting om loonlijsten
aan te houden is namelijk het ge
regeld bijhouden daarvan voorge-
scbieven. Voor zoover het aan den
werkman uitgekeerde loon geldloon
is, bepaalt het gewijzigde artikel, wat
onder geregelde bijhouding is te
verstaan. Een zoodanige uitkeering
moet namelijk uiieilijk binnen zeven
dagen nadat zij aan een werkman
beeft plaats gehad, op de loonlijst
worden vermeld. Alleen metscbrifte
lijke vergunning van het bestuurder
Rijksverzekeringsbank is verlenging
van dezen termijn mogelijk, welke
vergunning ten allen tijde weder
kan worden ingetrokken.
Het ligt voor de band dat zoodanige
vergunning alleen om overwegende
ledenen, ontleend aan aard of om
vang van bet bedrijf, zal woiden
verleend.
Als regel geldt dus, dat de werk
gever zorgen moet. dat na een be
talingsdag alle werklieden aan wie
betaliDg is geschied, binnen zeven
dagen op de loonlijst worden vermeld
met opgave van het uitbetaalde be
drag.
Het niet ot niet tijdig nakomen
dezer verplichting is bij artikel 98
der Ongevallenwet strafbaar gesteld
met hechtenis van ten hoogste een
maand of geldboete van ten hoogste
honderd gulden.
Heideontginning.
Door de Directie der Levensverze
kering-Maatschappij „Utrecht" te
Utrecht is uitgegeven eene collectie
prentbriefkaarten, bestaande uit eene
serie van 16 stuks, alle betrekking
hebbende op de ontginning van het
landgoed „de Utrecht" te Hilvaren-
beek.
Deze prentbriefkaarten zijn reproduc
ties van de mooie photo's, welke door
genoemde Maatschappij op de in 1907
te 's Gravenhage gehouden Landbouw
tentoonstelling werden geëxposeerd
en welke inzending met een gouden
medaille werd bekroond.
Zij, die zich voor deze heideontgin-
ningsprent brief kaarten interesseeren,
kunnen zicb wenden tot den Heer
Frans Danen te Hilvarenbeek.
Grondgebruik en veestapel.
Uit 's Gravenhage meldt men dat
bet bij de Regeering een punt van
overweging uitmaakt, gelden aan te
vragen ten behoeve van een in 1909
te houden telling van het grondge
bruik en den veestapel, en dat, naar
aanleiding daarvan, door den nu
afgetreden Minister van Landbouw,
Ntjveiheid en Handel een schrijven
is gezonden aan de Gedep Staten
der onderscheidene provinciën, om
door hun tusschenkomst hierover het
gevoelen te vernemen van eenige
burgemeesters in hun provincie, die,
naar bun meening, bet meest tot
oordeelen bevoegd zijn. Een viertal
punten is hiertoe aangegeven.
Later zou dan over deze zaak een
vergadering worden gehouden van
den directeur-generaal van Landbouw
met de bedoelde burgemeesters.
UIT NORMAN HANSEN'S sTOEMAN"
OF
Varhalen uit den Rueeiaoh-Japanschen oorlog
naar het Deensch.
29)
Waarom heeft hij je weêr ziende gemaakt
mijn kleine lieveling Nu was iedereen goed
voor je; en als je blind gebleven was en
groot geworden was zou je het leven slechts
van de goede zijde hebben leeren kennen,
omdat iedereen medelijden met je gehad, en
je met zachtheid- behandeld zou hebben. Maar
van het oogenblik dat je weêr goed zult
kunnen zien, zal je weêr zijn als alle anderen,
niemand zal met jou meer medelijden hebben
dan met eenig ander mensch, niemand zal
je beter behandelen dan je gelijken. Ellende
zal je deel zijn, je zult al de slechtheid van
deze wereld zien en niemand zal deernis met
je hebben; je zult mishandeld worden, ver
kracht en je zult zweepslagen krijgen, je zult
honger en kou lijden en je zult ellendige
stumpers van kinderen ter wereld brengen.
De wereld zal hard tegen je zijn, langzamer- i
hand, zal je zelf slecht worden, en je zal je
eigen leven vervloeken. Niemand zal je be
klagen, omdat je lot niet harder zal zijn dan
dat van anderen, niemand zal naar je klachten
luisteren, omdat je in niets van de anderen
verschillen zult Mijn arm klein duifje,
waarom hebben ze je niet blind gelaten?"
«Bij de deur staande heeft de jonge chirur
gijn bij toeval de ontboezemingen van den
monnik gehoordhij komt naar hun toe
neemt Natascha in zijn armen, kust haar op
haar voorhoofd en mompelt woorden, die zij
niet begrijpt.
«Natascha, kleine Natajoeschka, mijn lief
blind kindje, wou je weten waarom ik je
weêr ziende wil maken Omdat ik dat moet
doen, omdat ik het niet laten mag en kan,
een schepseltje dat ik zie lijden te hulp te
komen. Dat dan het noodlot of de Heilige
Maagd, wier beeldje je op je borst draagt, je
levenspad bewake
«Natascha, kleine Natajoeschka, ik kan je
opbeuren en je het gezicht weergeven; maar
ik heb van een grootscher taak gedroomd, ik
wil mijn leven opofferen om die gFoote natie
met dat onuitputtelijke geduld te hulp te -1
komen. Ik heb gedroomd, dat ik dat groote
volk, dat mijn volk is, in mijn armen zou
willen nemen, om het van alles te genezen,
wat ik niet langer kan dulden zoo zonder
eenige hulp te zien voortwoekeren, wat dan
ook zijn toekomst worde. O! mijn arm blind
Rusland, wie zal U het gezichtsvermogen
durven te geven?"
Plotseling wordt achter ons de deur van
de hut wijd geopend, en met barsche stem
roept de Kozakken hetman vroolijk uit:
Wie spreekt daar van Natascha? Ze
slaapt allang!
Wij allen kennen de Natascha van den
hetman, een klein aapje, dat hij te Singapore
gekocht heeft, en dat hij een lekker plaatsje
in een hoek van zijn hut gegeven heeft,
omringd van allerlei versieringen, die er het
woeste aanzien aan geven van een krijgs
manshut uit lang vervlogen dagen. Niemand
zou het zelfs verwonderen, als hij er een
helm tusschen vond liggen versierd met de
horens van een oeros.
Maar de hetman heeft reeds vergeten dat
er over Natascha gesproken werd en kijkt
peinzend naar den maansikkel die boven de
woestijn schijnt.
Hoe heerlijk schittert het teeken van
den Profeet daar aan den hemel, hoe uitda-
I gend stijgt het steeds hoogerWat zijn de
tijden toch veranderd sinds ik jong was, toen
wij den oorlog gevoerd hebben om dat teeken
neèr te halenDat was een heldentijd,
en nu?!
Daarna, zich tot mij richtende:
Wat staat er in de couranten?
En als ik hem het voornaamste nieuws
verteld heb, schudt hij zijn grijs hoofd.
Ja, Angliski, allemaal Engelsche cou
ranten
Je kunt ze net zoo goed niet lezener
staan niets anders dan leugens in!
Het zijn de eenige Couranten die wij
aan boord hebben, Hetman
Ik geloof geen woord, van hetgeen zij
over Rusland zeggendat is niet waar, dat
kan niet waar zijn!
«Maar ook al is er maar de helft waar van,
wat zijn dan toch de tijden veranderd sinds
den oorlog die wij in mijn jeugd gevoerd
hebbenVreemdeling indien hetgeen gij ge
lezen hebt waarheid bevat, dan doe ik dezen
avond een gebed en het is mij hetzelfde of
het de ster der woestijn of de halve maan
van den Profeet is rli- dit .- -bed van een
grijsaard hoort'
(Wordt vervolgd).