NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
GIOVANNI IL FORESTIERE.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
flo. 43.
Woensdag 27 Mei 1908.
Zeven-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG:
Werk om te leven en leef om
te werken.
Een verhaal uit Sicilië.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden met Zondag»blad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
RureauLangeatraat 77. Telephoonno. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/» Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Men kan soms wonderlijk droomen.
Zoo gebeurde het mij eens dat ik
droomde dat ik in Brazilië was, en
ik zag een man spitten in de wilder
nis. Het was gruis wat hij op zijn
spade schepte, in een korf vergaderde
en daarna uitwiesch in een beekje.
Als hij genoeg vergaderd had, ging
hij aan het zoeken in de keitjes en
als hij het niet vond wat hij zocht,
ging hij opnieuw aan het zoeken en
spitten. Na langen tijd toen hij weer
aan het zoeken was, zag ik opeens
hoe zijn gelaat dat ernstig was, ver
helderde. Hij had een diamant van
groote waarde gevonden. Hij verkocht
dezen steen voor hoogen prijs en zij,
die hem kochten, namen hem mee
over zee, naar Amsterdam waar zij
hem aan een eigenaar van een dia
mantslijperij ter bewerkinggaven. Op
de werkplaats werden zijne ruwe
kanten afgeslepen en daarna zag ik
hem hervormd in prachtig glinste
rende facetten. De diamant werd nu
verkocht aan een juwelier, die hem
in goud vatte en in zijn winkelkast
te koop aanbood. Een jonkman kocht
hem en gaf hem aan zijn beminde
ten geschenke, die hem om den hals
droeg. Maar eens, toen hij zag, dat
de jonkman zijn woord van trouw
verbrak en haar verliet, wilde zij den
steen niet langer dragen en maakte
hem te gelde. Van af dat oogenblik
dwaalde het edelgesteente van hals
tot hals: halzen als leliestengels zoo
teer en halzen als koolstronken zoo
grof en dik, halzen var. maagden en
van vrouwen op middelbaren leeftijd
enz. Er was geen oog meer op te
houden. Eindelijk kwam hij terecht
op het zondagskleed van de echlge-
noote van een beroemd beoefenaar
der natuurwetenschappen. Doch op
zekeren dag toen de lieve vrouw met
de geloovigen was opgegaan naar het
bedehuis, waar zij nimmer met dit
sieraad verscheen, opende de geleerde
met een valschen sleutel de lade
waarin het verborgen was en ver
wisselde den diamant voor een
nabootsing van zuiver bergkwarts.
En hij nam den echten steen mede
naar zijn laboratorium, waar ver
scheidene natuurvorschers bijeen waren
tot het doen van wetenschappelijke
proeven. En allen prezen d6n man
wien zelf het offer van een steen
van een zoo groote waarde niet te
zwaar woog, tot lessching van zijn
dorst naar kennis. De steen werd nu
bevestigd aan een toestel, hetwelk
vlak tegenover een brandspiegel ge
plaatst was en de spiegel ving de
zonnestralen op, deed ze als samen
smelten tot een scherpen pijl, die
nu gericht werd opden diamant, die be
gon te gloeien eerst rood en daarna
wit en zoo schitterde, dal men het
oog er niet opgevestigd kon houden.
Maar onder het gloeien slonk bij
weg tot eindelijk van dezen koning
der kristallen niets meer over was.
De natuurvorschers jubelden bij
dit expiriment en van hun vreugde
kreten werd ik wakker.
De droom had indruk op mij ge
maakt. Ik kon niet dadelijk den
slaap weer vatten en ik vroeg mij af
of deze diamant mij niet had doen
aanschouwen het doel en het einde
van 's menschen arbeid, die met zoo
veel moeite wordt tot stand gebracht,
voorts een tijdlang dient tot ijdele
oogmerken om dan in damp te ver
vliegen, als ware hij nimmer verricht!
En in sombere stemming sliep ik
in en droomde opnieuw. En zie een
engel verscheen mij en de engel nam
mij bij de hand en voerde mij buiten
mijne woonplaats, naar het land, waar
ik een man zag, die aan het ploegen
was en zingende achter zijn trekdieren
liep. En ik zag op zijn wangen den
blos der gezondheid en zijn oogen
lichtten van opgeruimdheid. Toen
zei de engel: het licht in de oogen
van dien man is door geen vuurgloed
te verslinden. Hij plant het over in
de oogen van zijn kroost, dat na
hem de ploeg zal hanteeren.
Ik zei: maar de vrucht van dit
ploegen is toch even vergankelijk als
het flonkeren van den in vuur ver
vluchtigen diamant. Toen zei de
engelBij overvloed van brood en
zonder dezen arbeid, was' deze land
bouwer al lang verdierlijkt of ver-
ziekeiijkt. Eu wat geldt voor dezen
man, geldt ook voor eiken hoogeren
werker in de Maatschappij. Niemand
arbeidt enkel om van de vruchten van
zijn werk te kunnen leven. Aan
arbeid zelve heeft de mensch behoefte.
Wie arbeidt, werkt om te leven
zoowel in stoflelijken als in geestelijken
zin. Toen vroeg ik aan den engel
of het leven, dat zoo snel voorbij
gaat, wel al dien arbeid van ge
slachten der eeuwen door waard was.
Zal de arbeid van de menschheid
niet even vergankelijk wezen als het
bestaan van het menschengeslacht 7
Toen zei de engeltwijfel toch niet
aan de hoogere toekomst van dat
bestaan en aan de hoogere bestemming
van den arbeid die dit bestaan onder
houdt en adelt. Als uw arbeid doel
loos is, dan is even doelloos ook alles,
wat uw oog aanschouwt en uw andere
zintuigen waarnemen. Hij, die U toe
rustte met zulke heerlijke vermogens
gaf u 't aanzijn niet om, na den duur
van een enkele minuut der groote
eeuwigheid, U al wat ge wrocht te
doen verloren gaan in een spoorloos
Niet. Werk om te leven en leef om
te werken. Werk mee, aan zoovee!
dat moet opgebouwd worden voor
komende geslachten, en wat dat anders
betreft, waarvan ge zoo weinig afweet,
maar waarop uw ziel hoopt, wacht
het af in goed vertrouwen en met
blijden moed.
Bij hel gerechtelijk onderzoek om
trent het spoorwegongeluk te Contich
is gebleken, dat de botsing werkelijk
is te wijten aan nalatigheid van den
wisselwachter Van der Tuyn, die ver
zuimd heeft den wissel te verzetten.
Maar voorts is gebleken, dat ook de
stationschef een verzuim heeft gepleegd
door de trein niet vóór het binnen
rijden van het station te laten stilstaan,
gelijk is voorgeschreven als er het
een of ander werk betreffende de
inrichting wordt verricht. Men ver
wacht dan ook nog twee inhechtenis
nemingen behalve die van Van der
Tuyn, welke wegens diens staat van
groote uitputting nog niet is kunnen
geschieden.
Van de gewonden is Zaterdagavond
te Antwerpen nog een overleden. De
toestand der overigen is bevredigend.
Een noodlottig luchtscbipongeluk
wordt uit Berkeley, in Californië,
bericht.
Daar werd een proeftocht gedaan
met bet reusachtig groote luchtschip
Morrell half aëroplane, half bestuur
bare ballon een gevaarte, dat 450
voet lang was, 30 voet in middellijn
en een inhoud van 500,000 voet gas,
met 6 machines van 200 paardekrachten
In bet schuitje zaten niet minder
dan 16 inwoners van Berkeley en
Oakland, die, alvorens aandeelen te
nemen in de maatschappij tot exploi
tatie van het luchtschip, aan een
proeftocht wilden deelnemen en die
aldus hun leven waagden ter wille
van de veiligheid van hun geld.
De tocht liep, gelijk reeds gezegd
is noodlottig af. Terwijl het luchtschip
300 voet boven den grond was scheur
de het gasomhulsel en het gevaarte
begon te dalenlangzaam en naar
het scheen, zonder gevaar voor dege
nen, die in bet schuitje zaten. Maar
toen men nog 75 voet hoog was,
vloog al het overgebleven gas opeens
uit den ballon, zoodat het gevaarte,
tot ontzetting van de toeschouwers,
neerplofte en allen die er in zaten
onder de zware machines kwamen te
liggen. Geen van allen was terstond
doodmaar allen werden deerlijk
gewond naar het gasthuis gebracht
en volgens een nader bericht zijn
daar reeds zeven van ben overleden.
Zondagochtend omstreeks 9'/t uur
werd te Kecskemet (Hongarije) een
golfvormige aardbeving waargenomen,
gepaard gaande met drie stooten en
20 minuten later nog eene. De ver
schrikte bevolking vluchtte uit kerken
en huizen de straat op. Behalve dat
er ongeveer 100 schoorsteenen omvie
len en eenige personen lichte kneu
zingen bekwamen, had de aardbeving
echter geen nadeelige gevolgen.
Het jaarfeest der Weesinrich
ting te Neerbosch zal den 17 Juni
aldaar gehouden worden. Als feest
redenaar hoopt op te treden Ds. B.
ten Kate, predikant te Rotterdam.
Den avond te voren wordt een
bidstond gehouden in de weezenkapel
door Ds. A. Voorhoeve, predikant te
Amsterdam.
Weerbaarheids-Vereeniging.
Pinkstermaandag zal onder opper-
leiding van een leger-officier een
groote velddienstoefening bij Nijme
gen door Weerbaarheidsvereenigiugen
gehouden wordenhet hoofddoel is
aan een propagandadag een nuttige
oefening te verbinden.
Door de regelingscommissie kan,
indien geweuscbt, o. m. voor zeer
billijk een goed middagmaal gezorgd
worden.
Mogen alle weerbaarheidsmannen
van deze gelegenheid gebruik maken
en toonen, dat zij krachtig willen
medewerken tot verhooging van
's lands weerkracht.
Meer en meer komen aan het
postkantoor te Apeldoorn zich per
sonen vervoegen die stukken verzon
den hebben. Omtrent een stuk van
f 20,000 verkeert men nog in het
onzekere of dit vermist wordt of
niet. Een aangeteekend stuk voor
Uit bet Zweedsch van SOPHIE ELKAN.
1)
Een aantal kinderen speelden op den hoek
der straat. Zij hadden eenige gekleurde lom
pen aan stokken gebonden, die zij als dollen
zwaaiden, terwijl zij uit volle borst schreeuw
den
«Leve Italië, leve het leger, weg met Afrika I"
e'e der kleine schreeuwers stelden de
muzikanten voor bij deze Afrikaanscbe expe
ditie. Deze stonden onder aanvoering van
een zwartlokkig vijfjarig kereltje. Een paar
van zijn onderhoorigen hadden eenig oud
koperwerk weten te bemachtigen, waarop
zij uit al hunne macht door elkander sloegen,
twee andere bliezen op een trompet: een
kameraad droeg eene afgedankte mandoline
in handen en speelde op hare ontstemde
snaren.
Een klein meisje, dat van de bron terug
keerde, bleef stilstaan om naar het spel der
knapen te zien. Zij hield zich geheel onbe
wegelijk, met de handen op de heupen, ten
einde de hooge waterkruik in evenwicht te
houden, welke zij op het hoofd droeg. Maar
ook zij schreeuwde met luide stem»Leve
Italië! Weg met Afrika!" en zij voegde er
op eigen houtje bij: nDood aan Menelik!"
De jongens namen dien kreet over: »Leve
Italië! Leve het leger, weg met Afrika, dood
aan Menelik 1"
Langs de moeilijke traptreden kwam een
man aanloopen. Hij kwam uit een ouden
steenen bouwval en beklom langzaam de
treden, welke naar de hoofdstraten van
Aderno voerden. Halverwege stond een palm
boom, die zich naar den steenen muur uit
breidde. De man bleef een oogenblik onder
dien boom stilstaan, om op adem te komen.
Dit was zijne gewone halte; op die hoogte
begonnen de treden steiler te worden. Hij
had den breedgeranden hoed over het voor
hoofd getrokken en beschutte de oogen nu
ook met zijne gespierde, bruine hand. De
zonnestralen waren verblindend. Hij zuchtte
herhaalde malen diep en kreunde. Intusschen
was hij geen bejaard man, zooals men ge
meend zou hebben, wanneer men hem den
heuvel op zag gaan. Het was goen ouderdom,
die vorens in dat donkere gelaat had ge
groefd, of zijne hooge gestalte als die van
een grijsaard gekromd had.
Hij droeg de gewone kleeding der Sicili-
aansehe armen, een bruin verschoten, door
en door versleten fluweelen buis en korten
broek. Sandalen van ongelooid kalfsleer be
schutten zijn voeten; de beenen waren gewik
keld in linnen lappen, vastgebonden met
riemen. Er lag iets onbeschrijfelijk zwaar
moedigs en wonhopigs in al zijne bewegin
gen, zelfs nu hij gemakkelijker en vlugger
de vlakke straat doorliep.
De lieden, die hij tegenkwam, groetten
hem met eon vriendelijk: »Goeden dag,
Giovanni," of «goeden dag, forestiere!" Hij
scheen even gewoon te zijn onder den eenen
naam toegesproken te worden als onder den ander
Het woord il forestiere(de vreemdeling) had voor
hem denonvriendelijken, weinig gastvrijen klank
verloren, dien het voor hem bezeten had,
toen hij pas hierheen was gekomen. Thans
luidde het hem bijna als een familienaam in
de ooren, niet langer als een gewone bijnaam
of wel een spotwoord.
De forestiere bleef op den hoek der straat
stilstaan en sloeg het spel der kinderen gade.
Niet uit belangstellinghet was alsof het
spelletje hem niet vermaakte, als deed het
hem integendeel pijn; maar als werd hij
tegen zijn wil in gedwongen te blijven staan.
Hij was zoozeer in gedachten verdiept, dat
hij niet bemerkte, hoe een kleine, zwaarbe
laden ezelin, die voorzichtig en deftig de
straat af kwam stappen, tegen hem aan
stootte met hare met groenten gevulde zadei-
korven; hij ging zelfs niet uit den weg voor
de groote kudde geiten, die onmiddellijk na
de ezelin volgde, als een leger, dat zijn aan
voerder natreedt. De geiten verdrongen hem
en schuurden zich tegen hem aan.
Opeens bleef de ezelin stilstaan en liet zij
een doordringend gebalk hooren, dat het
geschreeuw der kinderen overstemde. Het
klonk als een antwoord op hunne uitroepen,
als een doodskreet. De man kromp ineen.
Hij zou zeker nooit gelet hebben op iets
zoo alledaagsch als ezelgeschreeuw, aan zijn
ooren had doen hooren. Hij schudde ver
scheidene malen achtereen het hoofd, alsof
hij het geluid van zich afwilde stooten. De
kinderen schreeuwden al luider en luider,
om zich te doen vernemen boven de ezelin
uit, die nog steeds voortbalkte.
(Wordt vervolgd).