NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. Wo. 82. Zaterdag 10 October 1908. Zeven-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Van den flak op den Tak. Keu vei. aar. BUITENLAND. ZUSTER MARIANNE Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno.69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte «Reclame" is het wachtwoord van onzen tijd, reclame de hefboom van den handel. «Goede wijn behoeft geen krans" is een spreekwoord, dat voor onzen tijd afgedaan heeft. Reclame, reclame en nog eens reclame moet een zaak vooruit brengen en op de been houden. Mark Twain, de bekende Amerikaansche humorist, wist dat ook wel al, vóór hij zooveel naam bad gemaakt. Hij was toen redacteur en uitgever van een klein blaadje, Op zekeren dag schreef hem een abonné, dat hij bij 't openvouwen van 't blad een spin had gevonden en vroeg hem, wat dat kon beduiden. «Niets goeds of kwaads," antwoordde de humorist: «de ijverige spin is onze medewerkster, zij kijkt na, wie adverteert en wie niet; als ze iemand mist, spint ze voor den ingang van den winkel zooveel draden, dat het schijnt, alsof er in geen honderd jaar iemand over den drempel is gegaan. Dat deze redactie-spin in uw exem plaar is gevonden, is een bewijs, dat ze van plan is, daar spoedig met spin nen te beginnen. Dit antwoord had succes, want de aanvrager ging adver- teeren en bevond er zicb goed bij, hij en de uitgever. Men mag tegen woordig wel zijn best doen en er als de kippen bij zijn, als er wat te verdienen is, want de concurrentie en de mededinging is groot. Dezer dagen werden peradvertentiegevraagd: "twee meisjes, f5.—. per week, voor 't opplakken van postzegels en der gelijke. Adres Damrak 28 Amsterdam. Een paar uur na 't verschijnen van 't blad had men op het Damrak reeds een «damesopstopping." Minstens een paar honderd dametjes drongen al maar op, om zoo dicht mogelijk bij de deur van No. 28 te komen. »'t Is wal moois," merkte een burgerheer op, »een flinke dienstmeid kun je niet krijgen, maar plakdametjes worden, dat is je waft-e." Nu op gemakkelijke of schijnbaar gemakkelijke wijze geld verdienen, lacht den meesten menschen wel toe, zelfs onze spes patriae is er niet afkeerig van. Een paar piendere, glundere Amsterdamschestraatjongens boden den voorbijgangers aan den «zeesalamander" te vertoonen, als elk der «dames en heeren slechts één centje" gaf. De gevraagde entrée was Diet onoverkomelijk en velen, die zich tot staan blijven hadden laten ver leiden, wilden zich nu ook niet laten kennen. Er verdwenen heel wat cen ten in de broekzakken van den regis seur parlantau public. «Alladan, dames en heeren, nou gaat het gebeuren." Een zak wordt weggenomen en men aanschouwdeen ondeugend- lachenden 5-jarigen kleuter, van wien het alleen onbegrijpelijk is, hoe hij zich straks zoo klein heeft kunnen oprollen. De jongens gieren van pret en de gefopte toeschouwers, och, zij genoten niet minder dan ze van een echt zeemonster zouden hebben gedaan, 't Is evenwel te hopen, dat deze slimme jongens later het leven niet immer zoo licht zullen opvatten, maar zich zullen spiegelen aan Theodoor Roosevelt Jr, den oudsten zoon vaD den president der Vereenigde Staten. Dit jongmensch wil zich toeleggen op de wolfabricage en begint daartoe als gewoon bedieDde op de tapijten- fabriek van Hartford in Thomsonville een kleine fabrieksplaats van 7000 inwoners. Langzamerhand wil hij alle afdeelingen van het vak doorloopen om van alles in de praktijk goed op de hoogte te komen. Zulke jonge menschen hebben we noodig, die weten van aanpakken en energie be zitten, zij prikkelen ook anderen, want hun voorbeeld roept luidde: „"VVerk mede aan wat goed ia, Wie, mensch, gij ook aijt. Pak aan, wat tot nut strekt, Ontvlucht niet den strijd. Vrees niet voor herwaren Van allerlei aard. Werk mede aan wat goed is, Steeds kalm, onvervaard!" Een pastoor in het Bisdom Cham- berg schijnt er ook niet van te houden zich aan den strijd des levens te onttrekken. Hij roert zich nog al op politiek terrein en is daarom niet bemind bij de anti clericalen. Onlangs zou hij het Zondags op den kansel weer over de politiek hebben. Men beklaagde zich bij de autoriteiten en op den Zondag zag de pastoor, die scherpe oogen had bij het bestijgen van den kansel, achter één der pilaren staan den procureur der republiek, den vrederechter en een gendarm. Op den preekstoel gekomen, maakte de pastoor het kruisteeken en zei de tien geboden op. Daarna sprak hij «Geliefde Broeders en Zusters, dat is de wet van God, onderhoudt ze altijd en overal en ge zult niemand te vreezen hebben nog den procureur der republiek, noch de heeren vrede rechters, noch de heeren gendarmen. Dit is alles wat ik u allen wensch. Amen." Die pastoor was wel bij de hand en wist het rechte woord te spreken. Dat is niet ieder gegeven, daartoe behoort dan cok eenige ontwikkeling. Die ontbrak de Mama, die met haar dochtertje laatst in het Tsaar-Peter huisje te Zaandam was. «Moe, wie was die Tsaar Peter? vroeg de kleine meid. Moe, een deftig gekleede statige dame, antwoordde: «Dat was een Spaansche bevelhebber, kind." »En waarom hebben ze dit huisje voor hem gebouwd? «Omdat ie ons geholpen heeft tegen Alva Zoo leert men de jeugd geschie denis. Onderwijzen is moeilijk, ook al heeft men de kennis wei. Dat ondervond een onderwijzeres, die bezig was de kleintjes in te prenten wat een woestijn is: «Zie je, kinders, een woestijn is een groote uitgestrektheid waar niets wil groeien Nou, Pietje, luister je niet?" «Jawel, juffrouw." Weet je nou wat een woestjjn is?" «Ja, juffrouw, een groote uitgestrektheid waar niets wil groeien." «Goed zoo, vent. Noem dan eens zoo'n woestijn!" «Me vaders hoofd, juffrouw." Een aardig snaakje, die Pieter, niet waar? Of zekere Haagsche dame dat ook van haar Willy zal zeggen, be twijfel ik. Dat kereltje bad voor brie venbesteller gespeeld en al de liefdes brieven van haar man aan haar, uit hun engagementstijd, in de buurt rondgedeeld. Een er van luidde: «Lieve dodderige schat. Ik houd van je, mijn ziel en mijn leven ben je, mijn eerste en laatste gedachte, mijn lief, klein duifje, met die zachte, mooie, aanminnige oogjes, met dat trotsche slanke nekje enz." Mevrouw viel flauw, toen ze het boorde. Lieve, naive Willy! Bosnië geannexeerd. Men schrijft aan het N. v. d. D. Het raadsel van Frans Jozefs brief aan president Fallières is opgelost: 's Keizers schrijven aan Aerenthal, laat dienaangaande geen twijfel meer. Nu zelfs in de erfopvol ging van het gebied voorzien is, mag men zeggen dat Bosnië en de Herzegowina goed en wel door de Donau-monarchie geannexeerd zijn. Dit lag om zoo te zeggen in den aard der zaak, maar de meesten had den dezen stap op ditoogenblik toch nog niet verwacht. Bosnië, het noordwestelijkste wilajel (provincie), van het Turksche rijk, is al sedert den voor Turkije ongeluk- kigen oorlog tegen Rusland, 1877/78, feitelijk geen Turksch gebied meer, al behoorde het in naam nog daartoe. Tijdens dien oorlog bad Oostenrijk reeds troepen bijeengetrokken aaa de Kroatische en Dalmatische grenzen. Toen nu het verdrag van Berlijn, in Juli 1878 gesloten, onder art. 15 be paalde, dat de Oostenrijk-Hongaar- sche monarchie met het bestuur over Bosnië en de Herzegowina zou worden belast, rukten deze troepen dadelijk (29 Juli) het Turksche gebied binnen, onder bevel van generaal Philippovich. Het zuidelijke gedeelte werd gemak kelijk bezet, maar Bosnië zelf slechts na een lastige guerilla, waarin de Oostenrijksche troepen vrij zware verliezen leden, ook tengevolge van klimaat en terrein. Eerst in het laatst van October werd de bergvesting Kladus, in de Krajina, het Noord- Westeffjkste gedeelte, op de Turken veroverd en daarmede het verzet onder drukt. Het gezag der Turken over dit land heeft vier en een halve eeuw geduurd: in 1463 werd hun macht er voor goed gevestigd door Mohammed II; de oude adel bleef zich echter verzetten, zoodat er telkens opstanden uitbraken; toch gelukte het den Bosniërs niet, gelijk den oostelij ker wonenden Serviërs in het begin der negentiende eeuw het Turksche juk af te schudden. Onder het Oostenrijk-HoDgaarsche bestuur heeft het land zich rustig en geleidelijk ontwikkeld, de moderne instellingen, die, blijkens de procla matie van den bewindvoerder Burian aan het volk tegelijk met de aan hechting worden ingevoerd, zijn door het Bosnische volk wel verdiend. De hulpbronnen van het land zijn nog slechts weinig ontgonnen: voor drie vijfden is het met boscb bedekt, de dalen tusscben het ingewikkelde bergstelsel zijn nog slechts gedeeltelijk bebouwd. De industrie, vooral metaalbewerking, weverij, is echter vrij goed ontwikkeld en draagt een zeer eigenaardigen stempel. De grond is rijk aan delf stoffen reeds de Romeinen, die van Dalmatië uit twee (ten deele nog bestaande) heirwegen door bet land trokken, kenden den rijkdom anti moon. vermiljoen, enz.; erkomenook steenkolen voor. De bevolking, ongeveer 1,700,000 zielen, is nog voor 35 pCt. Moham- medaansch, overigens grootendeels Grieksch-katholiek. Zij is nauw ver want aan de Serviërs, ook de laai is Servisch. Het is ook geen wonder dat de Serviërs (van het Koninkrijk) geducht roerig worden, nu OosteDrjjk Mevr. P. SMISSAERT—BOOGAERT. 4) Ze had geluisterd, sprakeloos van ontzetting, terwijl het was alsof onder de harde, meedoo- genlooze woorden alle leven uit haar vlood. Het scheen haar toe als verzonk de wereld, haar wereld van geluk en zonneschijn en niets bleef er over dan eene groote duisternis. Toch had zij uiterlijk-kalm geluisterd, had zelfs enkele vragen gedaan, maar hoe had ze er naar ver langd alleen te zijn, alleen met haar nameloos leed I Eindelijk was haar tante opgestaan, maar haar hoop, dat ze heen zou gaan, werd nog niet vervuld. Het was alsof ze nog niet genoeg verloren had, nu haar plotseling ontnomen was alle geloof in haar moeder, wier nagedach tenis zij tot nu toe zoo afgodisch had vereerd. Nog scheen haar een troost te resten, nog was er een lichtpunt in den donkeren nacht, die haar omringde. Maar tante Charlotte had haar ook dat ontnomen. Een weinig aarzelend, niet wetend hoe haar woorden in te kleeden, had ze gezegd, en duidelijk hoort zuster Marianne weer haar stem dat zijzelve nu zeker wel begrijpen zou, dat ze nooit de vtouw van van Molencate kon worden. Immers, ze zou hem alles moeten zeggen, en zou hij, de drager van een smette- loozen naam, haar dan nog willen huwen Juist daarom, opdat Marianne eerlijk tegen over hem zou kunnen zijn, had zij haar dat alles nu verteld. Verpletterd door dezen laatsten slag was ze neergezonken op den divan, zij hoorde zelfs niet hoe haar tante de kamer verliet. In stomme wanhoop zat ze daar. Hoe lang? Het had haar geleken als waren er uren voorbijgegaan, sinds ze vroolijk zingend haar kamer was binnenge komen. Welk een vreeselijken nacht had ze doorge maakt, in wilden opstand tegen het lot dat zoo wreed eensklaps haar zoete droomen ver stoorde, haar droomen van het verleden en voor de toekomst. Geen oogenblik had zij getwijfeld of haar tante woorden waarheid bevatten. Duizend herinneringen uit haar kinds heid: haar moeder's onverwacht vertrek, de vreemde houding van haar vader en der bedienden, daarna de tijding van haar moeder's dood en de vreemdklinkende vraag van haar of zij hem ook niet verlaten zoulater enkele opmerkingen der menschen, die toen geen indruk op haar gemaakt hadden; dat alles bevestigde tante Charlotte's verhaal. Ze moest het wel gelooven, dat haar moeder, haar eigen aangebeden moedertje, wier nagedachtenis zulk een liooge plaats in haar hart innam, behoorde tot die vrouwen, op wie zij, met al de gestreng heid van haar onschnld en onbekendheid met de wereld, laag neerzag. O! hoe verlangde ze er naar haar groot verdriet, haar namelooze ellende uit te schreien aan een liefhebbend hart, hoe snakte ze naar iemand, die met haar gevoelde in deze moeie- lijke ure van haar leven I Maar ook dat geluk was haar ontnomentante Charlotte had gelijk ze moest van Molencate alles vertellen en danzou hij zich van haar afwenden. Maar zoover zou zij het niet laten komen, want ze voelde aanstonds dat het haar onmogelijk zou zijn de geschiedenis van haar moeder te vertellen aan hem, tot wien ze steeds met zoo veel liefde over de doode gesproken had. Neen, dat kon ze niet Vroeg in den ochtend was ze opgestaan van het bed, waar geen weldadige slaap haar voor een wijle al haar ellende had doen vergeten. Hoe oud en hoe moe had ze zich gevoeld, met welk een doffe wanhoop zag ze een nieuwen dag aanbreken! Haar besluit was genomen, tot eiken prijs moest zij eene ontmoeting met van Molencate vermijden en daarom liefst hoe eer hoe beter de stad verlaten. Ze zou-weggaan naar een stillen plek, waar zij vergeten kon haar verleden, begraven haar illussies. Dat tante van Aerdenburch zich volstrekt niet verzette tegen haar plan, integendeel alles deed om haar vertrek te bespoedigen en haar hielp met eene voor haar doen buitengewone hartelgkheid, had destijds haar achterdocht niet opgewekt. Slechts ééne gedachtte bezielde haarze moest weg uit die stad, weg van van Molencate, dien zij nooit meer wilde ontmoeten. Onverschillig had ze afscheid genomen van haar tante en Emmy, geen traan had zij gelaten toen ze de stad verliet, waar ze haar grootste leed maar ook haar hoogste vreugde gekend had. Na vooraf eDkele dagen bij eene vriendin te hebben doorgebracht, had ze hier in dit ziekenhuis aanstonds eene plaats gevonden. In den beginne had ze werktuigelijk haar arbeid ver richt, zonder liefde had ze ffe zware taak van ziekezuster aanvaard. Geen deernis met haar medemenschen, geen heilige roeping had haar bezield, onverschillig en koud had zij haar werk gedaan, maar met groote nauwgezetheid en ijver, want ze wilde geen tijd hebben tot nadenken; als in een roes werkte ze voort, steeds maar voort. Altijd vond men haar bereid in te vallen voor de andere verpleegsters, steeds nam ze gaarne de moeielijkste patiënten voor haar rekening. - - i - i v j. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1